Image
11.11.11-campagne zet Centraal-Afrika in de kijker
Beeld: 11.11.11
11.11.11-campagne zet Centraal-Afrika in de kijker
4 minuten

De realisatie van de Millenniumdoelstellingen in Centraal Afrika is geen succesverhaal. Voor elke doelstelling hinken die landen achterop. Erger nog, in absolute cijfers en procentueel blijft de armoede er stijgen. Stelt de perstekst van 11.11.11.

De analyse is simpel, zegt 11.11.11: “De overgrote meerderheid van de bevolking in Centraal-Afrika leeft op het platteland. De kleine boeren komen niet verder dan overlevingslandbouw. Dus moeten overheden investeren in landbouw en plattelandsontwikkeling. Vreemd genoeg doen ze dat nu niet. En toch is iedereen het eens dat daar een heel belangrijke sleutel voor ontwikkeling ligt. Maar de politieke wil ontbreekt.”

Francine Mestrum schrijft in haar boek “Ontwikkeling & Solidariteit”°  dat de focus op armoedebestrijding de neoliberale agenda dient. Ze verdedigt daarin met verve de stelling dat ontwikkeling de basis vormt voor armoedebestrijding, niet andersom: arrmoedebesrijding kan niet in het ijle worden aangepakt. De vraag dringt zich op of we moeten blijven focussen op de internationale agenda die steeds maar neoliberaler kleurt. Laat ons opnieuw volop de kaart trekken van het recht op ontwikkeling, economisch en sociaal, van iedere wereldburger.

Vandaar dat het interessant is hoe deze campagne van de Noord-Zuidbeweging de aanpak van millenniumdoelstellingen vertaalt in versterking van de landbouw als een basispijler van ontwikkeling, met andere woorden de basis waarop economische en sociale vooruitgang kan stoelen.

Deze 11.11.11-campagne wil landbouw als hefboom gebruiken om het tij te keren. De kaart van de landbouw trekken, betekent goed luisteren naar wat de organisaties van boeren en boerinnen te zeggen hebben, heet het. Zij moeten betrokken worden bij het Belgische beleid. Investeren in landbouw betekent geld op tafel leggen. 11.11.11 vraagt dat 15% van het totale Belgische budget voor ontwikkelingssamenwerking naar de ontwikkeling van duurzame landbouw gaat. In Centraal-Afrika kan dat meer dan de helft van alle ontwikkelingssamenwerking worden. “Met die hulp moeten we kleine boeren vooruit helpen en honger en armoede verminderen. Erg belangrijk hierbij: een goed landbouwbeleid; het verbeteren van de landbouwgrond; een betere toegang tot die landbouwgrond vooral voor vrouwen; aanleg van wegen om transport naar afzetmarkten mogelijk te maken; verzekeren van degelijke opslagruimtes; steun aan het verwerken en lokaal vermarkten van voedingsproducten; beter inventariseren en verspreiden van nuttige kennis over de landbouw.”

De DR Congo, bijvoorbeeld, beschikt over bijzonder vruchtbare gronden die het mogelijk maken om het hele jaar door gewassen te kweken en te oogsten en de gezinslandbouw levert een bijdrage aan de inkomsten van meer dan 80% van de bevolking. Maar de DRC, die beschikt over 80 miljoen hectare landbouwgrond en na Brazilië het land is met de tweede grootste oppervlakte aan bewerkbare landbouwgrond ter wereld, kan amper 10% van die grond gebruiken voor de landbouw. Het landbouwbeleid is niet voldoende ontwikkeld en maakt het niet langer mogelijk om de voedselsoevereiniteit van het land of een voldoende inkomen voor de lokale producenten te garanderen.

Investeren in plattelandsontwikkeling wil echter ook zeggen dat het beleid vooral aandacht moet hebben voor de binnenlandse markt, en niet de internationale instellingen achterna lopen die focussen op uitvoer als bron van deviezen. Het zou ook goed zijn om dit kader de aandacht te vestigen op de 'landgrabbing' – het opkopen van landbouwgrond – in de derde wereld, waar buitenlandse privé-ondernemingen of andere regeringen Afrika gebruiken voor de voedselveiligheid op andere continenten.

Investeren in plattelandsontwikkeling wil ook zeggen dat er iets moet gedaan worden aan de prijsfluctuaties van de landbouwproducten. De markt is altijd goed voor de sterke spelers, maar dat heeft niets van doen met ontwikkeling.

De achtergrondtekst van 11.11.11 zegt nog dat de inkomsten van de handel in landbouwproducten zijn ingestort door de daling van de uitgevoerde volumes. Tegelijk is de invoer van voedingswaren sterk gestegen om de kloof te dichten tussen de noden en de beschikbare voeding. In die context moeten de Congolese boeren opboksen tegen een concurrentie van goedkoop ingevoerde landbouwproducten. Bovendien moeten zij allerlei taksen betalen hoewel ze geen enkele steun krijgen van de staat. Deze realiteit vergroot de macro-economische onevenwichten die de Congolese economie voortdurend kwetsbaar maken voor schokken van buitenaf – een paradoxale situatie in een land met zoveel potentieel op het vlak van landbouw. 

Een tegenstelling die de vrije-markteconomie nooit zal kunnen oplossen.

Georges Spriet

 

° Mestrum Francine, Ontwikkeling & Solidariteit, EPO, 2010, 261 blz - ISBN 978 90 6445 660 2
 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.