Image
Enteren van schepen en het internationaal recht
Beeld: Free Gaza movement
Enteren van schepen en het internationaal recht
7 minuten

Op 29 mei wilde de Gaza vredesvloot, bestaande uit zes boten en 700 humanitaire activisten en journalisten uit 40 landen, naar Gaza varen om er 10.000 ton hulpgoederen voor de burgerbevolking af te leveren. De doelstelling was tweevoudig. Men wilde goederen brengen die in Gaza dringend nodig zijn voor de wederopbouw na de vernielende Israëlische bombardementen van de militaire operatie “ Cast Lead” in 2008-09. Ook wilde men een geweldloos protest vorm geven tegen de illegale Israëlische militaire blokkade van de Gaza strook, die de wederopbouw verhindert en de bevolking in een nog grotere humanitaire crisis houdt.

Midden in de nacht van 31 mei voerden de Israëli’s in de internationale wateren op 150 km van de kust van Gaza, een aanval met helikopters uit op de Gaza Freedom vloot, meer bepaald het schip Mavi Marmara dat onder Turkse vlag vaarde. Tijdens de bestorming om de controle over het schip te krijgen, openden de Israëlische commando’s het vuur op de burgers, waarbij ten minste negen doden vielen en velen verwond werden.

Vele vragen

1- Waarom verhinderde Israël de schepen naar de kust van Gaza te varen?

Israël onderwerpt Gaza aan een algemene blokkade, dus ook de kustlijn (20 zeemijl), waardoor schepen verhinderd worden om via de territoriale wateren van Gaza goederen te lossen of te laden. Israël argumenteert dat het is opgetreden om te verhinderen dat de humanitaire vredesvloot de blokkade zou doorbreken en om het risico van wapenleveringen aan Gaza te vermijden.

2- Laat het internationaal recht een dergelijke kustblokkade toe?

Het opleggen van een blokkade voor de kust is niet illegaal volgens het internationaal recht bij uitzonderlijke omstandigheden, bij een gewapend conflict of bij oorlogsverklaring. Het unilateraal opleggen van een zeeblokkade voor de kustlijn is op zich feitelijk een oorlogsverklaring van Israël aan HAMAS. Waardoor Israël zich plaatst als oorlogspartij en agressor, hetgeen Israël ten stelligste ontkent. De realiteit is dat Tel Aviv de Gaza-strook aan een unilaterale blokkade onderwerpt, waardoor de burgers voor levensnoodzakelijke producten, zoals voedsel, geneesmiddelen voor zieken en gewonden en water, afhankelijk zijn van de goede wil van Tel Aviv. Het ontzeggen van deze noodzakelijke import is niet toegelaten door het geldend internationaal recht. Bovendien, met uitzondering bij beslissing van de VN-veiligheidsraad, is het onwettig dat een staat een blokkade toepast op schepen van een ander land die onder zijn vlag varen in de internationale wateren.

3- Was het enteren van een schip in de internationale wateren toegelaten onder de geldende internationale rechtsregels?

De schepen bevonden zich buiten de territoriale wateren, dus in open zee. De gebruikelijke rechtsregels van het Internationaal gerechtshof van 1927 bepalen dat een schip in open zee gelijkgesteld wordt met het territorium van het land onder wiens vlag het schip vaart, zodoende valt het exclusief onder de jurisdictie van dat land. Bijgevolg kan een kuststaat geen enkel gezag onder welke vorm dan ook uitoefenen op het territorium (het schip) van een ander land. Geen enkele staat kan dus enige vorm van jurisdictie uitoefenen op vreemde schepen in open zee. Dat zou gelijkstaan met een daad van oorlog tegen een ander land en is ontegensprekelijk een inbreuk op de geldende internationale rechtsregels.

Aangezien het schip Mavi Marmara en de andere boten onder Turkse vlag vaarden waren ze alleen ondergeschikt aan de Turkse jurisdictie.

Het artikel 22 van de Genève zeevaartconventie van 1958 bepaalt uitdrukkelijk dat oorlogsschepen niet mogen interfereren tegen handelsschepen die onder vreemde vlag varen. Uitzondering op deze regelgeving is wanneer het schip verdacht wordt betrokken te zijn bij volgende specifieke situaties:

  • a- dat het schip gebruikt wordt voor piraterij
  • b- dat het schip betrokken is bij slaven- en mensenhandel
  • c- dat hoewel het onder een vreemde vlag vaart deze weigert te tonen; dan wordt het schip als tot de nationaliteit van het marineschip beschouwd.

Ook Israël moet deze gedragsregels eerbiedigen.

Het bovenvermeld artikel is ook opgenomen in de VN zeerechtconventie van 1982 ( artikel 110), dat ook door Israël is ondertekend.

Vernoemde uitzonderingen waren niet relevant voor de Gaza Free boten. Bijgevolg was de entering door de Israëlische marine niet gerechtigd en was het een ernstige inbreuk op het geldend zeerecht:

  • a- door entering en controle over de boten met geweld en intimidatie
  • b- geweld te gebruiken tegen personen aan boord van de schepen, waardoor de veilige navigatie in gevaar wordt gebracht
  • c- het verwonden of doden van opvarenden

De verdragsstaten verplichten zich er toe om samen te werken om inbreuken op het internationaal zeerecht te vermijden.

4- Was het optreden en de aanval van de Israëlische commando’s om de schepen onder hun controle te brengen door het gebruik van geweld en vuurwapens, legaal volgens het international recht?

Zowel wat het international humanitair recht als de geldende humanitaire rechtsregels betreft, moet het militair gewapende optreden bij gewapende conflicten proportioneel zijn. De in 1990 opgestelde basisprincipes over het inzetten van militairen en wapens, wordt duidelijk beschreven in het artikel 4 en 5.

Artikel 4- de conflictpartijen moeten alles in het werk stellen om het probleem geweldloos op te lossen. Men mag alleen geweld en vuurwapens inzetten onder VN mandaat als alle andere mogelijkheden inefficiënt blijken.

Artikel 5- Wanneer het gebruik van militair en wapens onvermijdbaar is dan moet het gebruik proportioneel zijn, met een minimum aan schade en verwondingen en het eerbiedigen van mensenlevens, het verlenen van medische bijstand aan gewonden burgers en militairen moet gewaarborgd zijn..

5- Hadden de humanitaire activisten aan boord van de schepen het recht om de entering door de Israëlische commando’s af te weren op basis van zelfverdediging?

Van het ogenblik dat het schip geënterd werd, was dit in strijd met het geldend zeerecht voor de open zee, en hadden de passagiers aan boord het recht op zelfverdediging tegen de Israëlische indringers. De schepen vielen onder de jurisdictie van het land onder wiens vlag ze vaarden, Turkije, desondanks hebben de Israëlische militairen vuurwapens gebruikt tegen de passagiers en bemanning. Deze hadden dus het recht op zelfverdediging tegen de kapers °. De opvarenden hebben zich verweerd met stokken en in sommige gevallen met scherpe objecten, waarbij kan gesteld worden dat hun verzet zeer proportioneel was ten opzichte van de aanvallers.

6- Was het voor de opvarende hulpverleners mogelijk om eenvoudig in de Israëlische haven van Ashod aan te meren en hun hulpgoederen over land naar Gaza te brengen?

Door de blokkade worden de schepen gehinderd om naar de Israëlische haven van Ashod te varen en via de weg ongehinderd de hulpgoederen naar Gaza te brengen. Israël zou de schepen aan de ketting gelegd hebben, uitgeladen en naar eigen goeddunken de goederen over land eventueel naar Gaza gebracht hebben.

Deze optie was voor het hulpkonvooi onaanvaardbaar daar de miserabele toestand in Gaza precies het resultaat is van de opgelegde blokkade door Tel Aviv. De belegering van Gaza verhindert juist het principe dat de hulpgoederen, voedsel, medisch materiaal en medicijnenen en bouwmateriaal ongehinderd binnen komen, met uitzondering van enkele specifieke selementen die door Israël bepaald worden. Israël heeft dikwijls het transport van de levensnoodzakelijke goederen verhinderd, in volledige tegenstrijd met de internationale conventies.

De belegering en blokkade door Israël is een collectieve bestraffing, verboden door het geldend humanitair mensenrecht en de vierde conventie van Genève, dat in artikel 33 is vastgelegd: “ dat de niet beschermde burgers in een conflict niet mogen gestraft worden voor daden die zij niet persoonlijk hebben begaan.” Ook represailles tegen de burgers en hun eigendom zijn verboden. Wanneer Israël verhindert dat levensnoodzakelijke goederen Gaza binnenkomen, pleegt ze een inbreuk op dit verbod. Haar optreden is een voortdurende en disproportionele bestraffing van de burgers.

Als bezettende of belegerende macht moet Israël de regels gespecificeerd door de Haagse regulering van 1907 (HR) en de 4de Conventie van Genève 1949 (GC-IV) en het additioneel protocol (GC-IV – AP1) eerbiedigen. Israël heeft de verplichting tot bescherming van de burgerbevolking gedurende de periode van de hostiliteit Artikel 27 van de GC-IV bepaald dat ze steeds humaan moeten behandeld worden. Door de blokkade overtreeedt Israël deze regels. Daarenboven is het Israëlisch optreden ten opzichte van de Palestijnen steeds gewelddadig.

7- Wat moet op deze piraterij° volgen?

Aangezien de schepen onder Turkse vlag vaarden had Turkije de volledige en exclusieve jurisdictie. Ankara kan dus een grondig onderzoek eisen tegen Israël voor de entering die een inbreuk vormt op haar internationaal erkende soevereiniteit over het schip. Het kan van de VN Veiligheidsraad eisen dat men Israël sancties oplegt en dat men de zaak voor het Internationaal Strafhof brengt wegens het plegen van oorlogsmisdaden.

De koele reactie van de VN-veiligheidsraad op de door Israël gepleegde inbreuken, tonen ons eens te meer de dubbelzinnige houding van de Raad als instrument van de VS en hun Westerse bondgenoten.

 

Lawyers for Palestinian Human Rights ( 01.06.10).

Vertaald en bewerkt door AU

°Strikt juridisch gezien mogen we niet spreken van piraterij aangezien dit in het inernationaal recht gedefinieerd staat als een actie van privé-personen met de bedoeling privé-voordelen te verwerven. Hierbij ging het om een regulier leger van een door de VN erkende staat. Het gaat dus eerder om 'kapers' die in opdracht van een overheid ageren, vandaag noemen we zoiets ook internationaal terrorisme (red.)
 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.