Image
Gouds ware gelaat
Foto: Orinoko
Gouds ware gelaat
Artikel
14 minuten

“Grootschalige mijnbouwbedrijven brengen economische ontwikkeling en voorspoed aan een land”. Multinationals, banken en nationale overheden sturen maar al te graag dit foutief bericht de wereld in.

Lokale volkeren, de slachtoffers van de grootschalige milieuvervuiling veroorzaakt door de megamijnbouwprojecten, weten wel beter.

We zijn er ons vaak niet bewust van, waar de metalen en mineralen uit onze fiets, GSM of laptop vandaan komen. Deze metalen, noodzakelijk voor het productieproces, worden vaak op een niet-duurzame, oneerlijke en milieuonvriendelijke manier ontgonnen. Bovendien gaat het ontginnen van mineralen en metalen vaak gepaard met (sociale) conflicten. Een alsmaar toenemend deel van de 7 miljard mensen in de wereld wil zich deze metaalhoudende luxeproducten toe-eigenen, met als gevolg een snelle aangroei van de mijnbouwsector. De prijzen van metalen zijn de afgelopen decennia vertienvoudigd, wat er rechtstreeks voor zorgt dat nieuwe mijnbouwsites, die aanvankelijk niet rendabel waren, dat plots wel worden. We spreken dan ook van een echte 'mijnbouwboom' waarbij multinationals tegen een duizelingwekkend tempo mineralen uit de grond halen, zonder daarbij met iets of iemand rekening te houden. Ze gaan dag en nacht door met ontginnen, want iedere minuut telt bij het ophalen van alle grondstoffen uit de bodem die ze in concessie hebben. Open markten, vrijhandelsakkoorden en soepele regels zorgen er eveneens voor dat de mijnbouwindustrie blijft groeien. Van alle metalen die worden gewonnen door middel van mijnbouw, heeft goudmijnbouw de grootste impact. Het ontginnen van goud is bijvoorbeeld 100 keer zo vervuilend als het ontginnen van zilver en 10.000 keer zo vervuilend als het winnen van aluminium. Mijnbouw in het algemeen is de industrie die verantwoordelijk is voor het grootste deel van de CO2-uitstoot wereldwijd. In Latijns-Amerika wordt bijna elk land geteisterd door groot- en kleinschalige goudmijnbouw.

Ontginningsmethode

De Belgische NGO CATAPA, die werkt rond (anders)globalisering en duurzame ontwikkeling, focust zich op open-put mijnbouw in Latijns-Amerika. Laag na laag worden laaggradige ertsen in een diepe put in de grond afgegraven, waardoor een krater ontstaat die enkele kilometers breed en honderden meters diep kan worden. Een vaak gebruikte manier om het metaal te scheiden van het erts is de 'heapleaching'-methode, waarbij erts fijn gemalen en geplaatst wordt op grote uitloogplatformen (uitlogen is het proces waarbij mineralen uit een vaste substantie worden onttrokken door middel van oplossing in een vloeistof). De platformen worden vervolgens besproeid met grote hoeveelheden cyanide-bevattend water. Cyanide zorgt ervoor dat de gouddeeltjes uit de erts onttrokken worden. Via o.a. actief kool wordt in een latere fase de cyanide weer van het goud gescheiden. Dit is de goedkoopste manier om op grote schaal te ontginnen. De meeste arbeid wordt door grote machines verricht. Bovendien is de cyanide erg goedkoop en in grote hoeveelheden te verkrijgen. Het grote nadeel is echter dat er tonnen zeer toxisch afvalerts achterblijft dat zware metalen bevat. Deze worden doorgaans niet goed opgevangen en komen door de onzorgvuldigheid en laksheid van het mijnbedrijf in de lucht en het grond- en rivierwater terecht. De gevolgen van deze watervervuiling en van het watertekort dat veroorzaakt wordt door het ontginningsproces, zijn een gigantisch probleem voor de lokale bevolking. Bovendien moet regen- en grondwater dat in de open mijnen loopt, telkens worden weggepompt, waardoor het grondwaterpeil in het gebied rondom de mijnen zakt. Dit is, net als het verzilten van de grond, desastreus voor de landbouw. Maar er zijn nog veel meer negatieve gevolgen van mijnbouw voor de lokale bevolking: verdwijning van bossen, vissterfte, ziek vee, huiduitslag, haaraandoeningen, kwikvergiftiging, zware metalen in het menselijk lichaam, longaandoeningen, enzovoort.

Wereldwijd verzet

De werkwijze van grootschalige mijnbouwbedrijven staat vaak lijnrecht tegenover de visie van de lokale bevolking over het beheer van natuurlijke bronnen. Multinationals met hoofdzetels in het Verenigd Koninkrijk, Canada en de VS zijn de motor van deze tweede kolonisatiegolf. Anders dan bij de eerste golf, waar staten aan het stuur stonden, zijn het nu megabedrijven. De Noord-Zuid-dimensie is in dit verhaal een beetje voorbijgestreefd. Waar we tot tien jaar geleden nog voornamelijk westerse bedrijven aan de ontginningszijde aantroffen, stellen we nu ook de opkomst van mijnbouwbedrijven uit andere contreien vast: Afrikaanse landen, China, Brazilië, enzovoort. Een multinational zit erg complex in elkaar. Aandelen en financiële toevoer worden bewust erg versnipperd gehouden. Er is dus geen transparantie naar de buitenwereld toe. Dit maakt het voor inheemse volkeren en NGO’s lastig om de wantoestanden veroorzaakt door deze bedrijven aan te klagen. Er kruipt heel wat tijd in het zoeken naar de eindverantwoordelijken. Moeilijk, maar niet onmogelijk. Er is een recente evolutie merkbaar waarbij NGO’s zich erg zijn gaan focussen op de financiële stromen die vanuit het Noorden, dus ook van de Belgische consumenten, vertrekken om deze megaprojecten te financieren. Via het onder druk zetten van deze financiële stromen kan een multinational tot actie gedwongen worden om de situatie lokaal te verbeteren. Strijdende NGO’s zijn één zaak maar multinationals stuiten ook op flink verzet van de lokale bevolking zelf. Als men de kaart die concessies weergeeft van een land als Peru, samen legt met de kaart van conflicthaarden, overlappen ze bijna 100%. Bovendien behoren de concessiegebieden vaak toe aan inheemse volkeren. Deze verzetten zich de laatste tijd alsmaar heviger, en met reden. De onderdrukking van dit verzet kost mijnbouwbedrijven jaarlijks miljarden dollars, waardoor sommige grootschalige projecten, zoals Pascua Lama op de Chileens-Argentijnse grens en Conga, een nieuw mijnbouwproject in het Noorden van Peru, zelfs worden uitgesteld. Tenminste, dat is wat Newmont Mining, eigenaar van Conga, verkondigt. In werkelijkheid wordt de exploratiefase gewoon verdergezet. Het vreedzame verzet tegen bijvoorbeeld Conga wordt vaak gewelddadig onderdrukt door de Peruaanse autoriteiten omdat de regering belang heeft bij de royalty’s en belastingen die grote mijnbouwbedrijven betalen. De aandeelhouders willen bovendien een zo groot mogelijk deel van de winst, wat er toe leidt dat mijnbouwbedrijven minder geneigd zijn om compromissen te zoeken met de lokale bevolking. Vaak weten zulke bedrijven van te voren dat er conflicten zullen ontstaan met de omwonenden, maar rekenen ze erop dat die geen grote bekendheid zullen krijgen. Het risico dat het conflict uiteindelijk uit de hand loopt, proberen ze te verbergen voor grote investeerders door berichtgeving hieromtrent uit de media te weren. Projectontwikkelaars en belanghebbers in het lokale, nationale en internationale beleid schuwen daarom geen enkel middel om het verzet tegen mijnbouw de kop in te drukken: intimidatie, omkoping, spionage, fysiek geweld en het inzetten van knokploegen zijn enkele voorbeelden hiervan. Het aantal doden en gewonden bij conflicten rondom mijnbouw stijgt voortdurend. We stellen de laatste jaren alsmaar meer en intensievere conflicten vast. En men hoeft daarvoor niet eens zo ver te gaan. Griekenland, lid van de EU, is reeds voldoende. Rond het goudmijnproject van 'Hellas Gold', dochter van het 'Canadese Eldorado Gold', in de Noord-Griekse Halkidiki-regio is de afgelopen jaren heel wat ophef ontstaan. Er hoeft door Eldorado Gold Corp geen belastingen te worden betaald en er zullen geen royalty’s naar de staat gaan. De waarde van de mineralen in de grond van Halkidiki wordt geschat op 15,5 miljard euro. In feite zal al die rijkdom in de bodem Griekenland dus verlaten. Volgens de Griekse autoriteiten zullen de voordelen voor de staat echter komen in de vorm van de creatie van jobs en de daar bijbehorende belastingen. Dit argument wordt sterk ontkracht door de realiteit: waar mijnbouw wel een aantal tijdelijke banen met zich meebrengt, neemt het tegelijkertijd vele permanente banen in traditionele sectoren weg o.a. wegens vervuiling. Jobs in de landbouw, visvangst en de toeristische sector van Halkidiki worden op lange termijn bedreigd. Het is niet verrassend dat de plaatselijke bevolking in opstand komt tegen dergelijke vooruitzichten. Via vreedzame marsen en demonstraties, openbare informatiemomenten en persconferenties communiceren zij hun boodschap: “Wij willen bossen, aarde en water. Niet een graf van goud.”Het protest wordt echter nauwelijks opgepikt in de Griekse media: in eerste instantie werd het totaal genegeerd, later werden de acties omschreven als die van een minderheid ‘eco-freaks’ en ongeïnformeerde boeren. In extremere gevallen werden de demonstranten als terroristen afgeschilderd, en dat is ook de rol die de overheid hen toedicht in een poging om het protest te criminaliseren. Het mijnbouwbedrijf Hellas Gold heeft het gebied in kwestie afgezet met prikkeldraad en eist dat mensen hun paspoort laten zien alvorens ze de weg er langs mogen betreden (nochtans heeft alleen de politie het recht om legitimatie te eisen van burgers). Bewoners van de regio rapporteren echter ook het toenemend illegaal optreden van de politie: constante politie-aanwezigheid, ongegronde arrestaties, het illegaal afnemen van DNA en het angst aanjagen van burgers, waaronder bejaarden en kinderen. De strijd tegen het mijnbouwproject wordt toch dagelijks verdergezet. Onlangs werd een nieuwe burgemeester verkozen in Halkidiki. Hij is hevig gekant tegen de ontginningsactiviteiten. Het wordt dus afwachten wat de toekomst brengt.

Gouden hoogvlaktes

In Bolivia wordt al eeuwenlang op grote schaal aan mijnbouw gedaan. Ongeveer 5% van het land ligt onder concessie. Mijnbouw is de op twee na grootste economische sector van het land. Ondanks de rijkdom aan natuurlijke bronnen, blijft Bolivia toch een van de armste land van Zuid-Amerika -een praktijkvoorbeeld van de befaamde grondstoffenvloek. Sinds Evo Morales er aan de macht is (begin 2006), produceert en exporteert Bolivia meer ruwe grondstoffen dan voordien, maar dat heeft niet geleid tot betere levensomstandigheden voor de bevolking die rond de mijnen leeft. De Altiplano, ofwel de Boliviaanse hoogvlakte, is een endoreïsch gebied, d.w.z. dat het water dat besloten ligt tussen de oostelijke en westelijk cordillera (bergketen) geen uitweg vindt naar een zee of oceaan. Het door mijnbouwactiviteiten vervuilde water, blijft dus opgeslagen in het bekken van de Desagaudero rivier, het Poopo meer, het Uru Uru meer en het Titicaca meer. Er zijn meer dan 300 verschillende mijnen actief in dit gebied: coöperatieve mijnen, staatsmijnen en mijnen die uitgebaat worden door internationale multinationals. Vlakbij de stad Oruro bevinden zich twee open goudmijnen: Kori Kollo en Kori Chaca. Kori Kollo is inmiddels gesloten omdat de goudvoorraden uitgeput zijn en Kori Chaca is op dit moment in sluitingsfase. Beide mijnen werden uitgebaat door het Amerikaanse bedrijf 'Newmont Mining Corporation' via het dochterbedrijf 'Empresa Minera Inti Raymi S.A. (EMIRSA). Inti Raymi is nota bene een inheemse benaming die feest van de zon betekent en gekozen werd om de lokale bevolking op het verkeerde spoor te zetten. Newmont heeft een tijd geleden een deel van zijn aandelen in deze mijn verkocht. Via deze weg hoopt het zijn verantwoordelijkheden te ontlopen en hoeft het niet in te staan voor het schoonmaken van de zwaar vervuilde site. Kori Chaca ligt slechts 5 kilometer verwijderd van het centrum van de stad Oruro en staat via het stroombekken van de Desagaudero rivier in verbinding met het Uru Uru meer en het Poopo meer. Beide meren zijn internationaal beschermd gebied en zijn opgenomen in de Ramsar-conventie over de conservering van waterrijke gebieden en watervogels. Er wordt cyanide en enorm veel water gebruikt bij de extractie van metalen. De waterbronnen geraken vervuild en de landbouwgrond verzilt. Omdat de lokale bevolking rond de mijn vooral leeft van de landbouw en de visserij betekent dit een rechtstreekse aanslag op hun inkomen. Er zijn niet alleen risico's voor het milieu maar ook voor de gezondheid van mens en dier. Het vee dat van het vervuilde water drinkt, wordt ziek en sterft, waardoor mensen hun bron van inkomsten verliezen en soms gedwongen worden te verhuizen. Daarnaast spelen kinderen vaak vlakbij de plekken waar het afvalerts gedumpt wordt. Zo komen ze rechtstreeks in aanraking met zware metalen en zijn ze extra kwetsbaar voor huid- en haaraandoeningen.
Newmont zou gemakkelijk kunnen investeren in een meer verantwoorde vorm van mijnbouw. Het zou bijvoorbeeld de infiltratie van vervuild water in de bodem kunnen vermijden door de evaporatie-meren af te dekken met een geomembraan, een soort ondoorlaatbare plastic, of door de afvalertsen bijeen te houden met behulp van netten. Newmont besteedt echter veel meer geld aan zijn eigen publieke imago dan aan het daadwerkelijk tegengaan van vervuiling. Zo liet het in het centrum van Oruro een hippe speeltuin bouwen als uithangbord naar de inwoners toe: 'Kijk, de mijn brengt jullie voorspoed'. In deze speeltuin speelt echter geen kind. Meer nog, hij heeft een soort politieke geladenheid gekregen. In de speeltuin spelen, betekent dat je voor de mijn, en dus voor de vervuiling, bent.

Verstoorde familierelaties

Naast een ecologische impact, kan mijnbouw ook op sociaal niveau heel wat teweeg brengen in een gemeenschap. Hevige tegenstanders worden vaak bedreigd of uitgesloten door voorstanders van de mijn of in opdracht van de mijnbazen zelf. Ook binnen families kunnen verschillende belangen ontstaan. Familierelaties geraken daardoor sterk verstoord. Zo hebben mannen vaak geen andere keuze dan te gaan werken in de mijnen omdat hun opbrengsten uit de landbouw gedaald zijn. “Somos agro-mineros” (We zijn landbouwers en tegelijkertijd ook mijnwerkers).  Het is dus geen zwart-wit verhaal.
De mijnbouw in Bolivia heeft de laatste decennia gigantische proporties aangenomen. Er wordt volop gebruik gemaakt van geavanceerde technieken en allerlei chemicaliën. De ontginning op grote schaal gaat gepaard met massale milieuvervuiling, die dan weer leidt tot allerlei gezondheidsproblemen. Op sociaal vlak heeft dit alles vaak een grote impact op de vrouwen van de mijnwerkers. Werken in de mijnbouw is zwaar en alcoholisme is daardoor een veel voorkomend verschijnsel. Alcohol, weegt net als andere luxeartikelen, zwaar door op het gezinsbudget. De volgende generatie is dan ook vaak gedwongen om mijnwerker te worden omdat er niet voldoende geld is om de kinderen naar school te sturen. Mijnwerkers genieten tevens geen sociale zekerheid. Als ze ziek worden of sterven is er geen compensatie en valt het gezinsinkomen volledig weg. De weduwe blijft alleen achter, vaak met vier à vijf kinderen. Vrouwen nemen dan soms de plek in van de man door als zogenaamde 'palliris' op zoek te gaan naar mineralen in het zwaar vervuilde afvalerts. Deze overschotten verkopen ze terug aan het mijnbedrijf of ze gaan naar de stad om het in te ruilen tegen bolivianos (Boliviaanse munt). Ook kinderen moeten vaak dit vuile werk verrichten om het gezin te helpen rondkomen. Op die manier wordt hen de kans ontnomen om naar school te gaan. Vrouwen komen het meest in contact met het vervuilde water, de opgedroogde rivieren en de onmogelijkheid om hun vee en familie te drinken te geven, maar het is voor hen vaak moeilijk om de strijd aan te gaan tegen de negatieve impact van de mijnbouw. Aangezien vrouwen ook verantwoordelijk zijn voor de kinderen en het huishouden, is er niemand anders die hun taken kan overnemen als zij bijvoorbeeld meelopen in een protestmars.  

Mijnbouw boven alles

CEPA en CORIDUP zijn twee Boliviaanse organisaties die de negatieve gevolgen van de grootschalige mijnbouw proberen aan te kaarten. CORIDUP vertegenwoordigt 80 gemeenschappen rondom de Desaguadero rivier en de Poopo en Uru Uru meren. Samen strijden CEPA en CORIDUP voor een duurzame toekomst voor de lokale gemeenschappen, onder andere door de multinationals te wijzen op hun verantwoordelijkheden. Ze ondernemen ook acties om de mijnbouwproblematiek onder de aandacht van het publiek en de autoriteiten te brengen, zoals het schrijven van open brieven gericht aan de regering en het organiseren van congressen. Helaas heeft de regering nog niet veel ondernomen om de slachtoffers van de grootschalige mijnbouw tegemoet te komen. De pas goedgekeurde nieuwe mijnbouwwet zal evenmin zorgen voor een verbetering van de situatie. De maatregelen die er in staan om de wantoestanden van de mijnbedrijven aan banden te leggen worden als veel te laks ervaren door de omwonenden van de mijnen.
Mijnbouw is in Bolivia een complex gegeven, omdat naast de multinationals ook de staat en de coöperatieven actief zijn in deze sector. Het zijn de coöperatieven die er mede voor gezorgd hebben dat Evo Morales in 2005 tot president verkozen werd en ze hebben nog altijd een grote invloed op de politiek. Morales heeft zijn brede steun bij de bevolking aanvankelijk gewonnen bij de ‘campesinos’ (kleine boeren), de ‘indígenas’ (de inheemsen) en de ‘cocaleros’ (cocaboeren). Na decennia van rechts bewind en discriminatie waren zij euforisch met een president die rekening zou houden met hun belangen. Veel inheemse bevolkingsgroepen konden zich niet voorstellen dat er ooit een regering zou komen die zich identificeert als ‘indígena’, met daarenboven een president die zich openlijk ‘indígena’ laat noemen en die de ‘Pacha Mama’ (de aarde) erkent als rechtspersoon. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Morales en zijn partij MAS (Movimiento al Socialismo) enorm populair werden. Er valt op dit moment echter nog weinig te merken van Morales' respect voor de Pacha Mama en voor de rechten van de inheemse volkeren. De verkiezingen komen er aan en Morales is compromissen aan het sluiten met 'strategische' partners: met de grootgrondbezitters in Santa Cruz door genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) toe te laten in Bolivia en amnestie te verlenen voor de illegale boskap; met de mijncoöperatieven door hen de nieuwe mijnwet mee te laten opstellen; met de multinationale ondernemingen door het hen nog gemakkelijker te maken om te opereren in het land. Recent werden de wettelijk verplichte voorafgaande referenda  tenietgedaan die aan de oorspronkelijke eigenaars verleend werden wanneer er exploitatie zou plaatsvinden op hun gronden. De plaatselijke bevolking en de boeren hebben geen stem meer in het debat. Mijnbouw boven alles. Er wordt zelfs verder gegaan. Protest tegen mijnbouwprojecten wordt vanaf heden gecriminaliseerd. Komen de boeren op straat tegen exploitatie, dan riskeren ze een gerechtelijke straf. Op deze manier wordt hen het recht op de verdediging van hun gronden ontnomen.

Hoop?

De toekomst voor o.a. de Boliviaanse landbouwers ziet er allesbehalve rooskleurig uit. Dit is echter een wereldwijd verhaal, waarin ook de politici, consumenten (individuen, financiële instellingen) en producenten (juweliers, verwerkingsindustrie) in het Noorden een verpletterende verantwoordelijkheid dragen. Hoe kunnen we als consument ons steentje bijdragen? Dat kan door je individueel consumptiepatroon aan te passen. Maar ook de industrie heeft een belangrijke rol te spelen. Een gemiddelde gsm bevat 0.024 gram à 0.034 gram goud. 1 ton oude gsm’s bevat dus tussen de 300 en 450 gram goud, terwijl 1 ton in de mijn ontgonnen erts, maar 3 tot 7 gram goud bevat. Er is dus 100 keer meer goud te vinden in deze 'urban mine'. Men zou gsm's kunnen inzamelen en het goud eruit halen via reeds bestaande hoogtechnologische toepassingen. Als consument kan je je oude gsm's dus maar beter naar de inzamelpunten brengen in plaats van ze gewoon te laten liggen in een schuif of ze bij het restafval te gooien. De toekomst ligt in onze handen. Enkel door de financiële stromen naar de megamijnbouwprojecten te counteren en zelf veel meer in te zetten op recyclage en ecologische productontwikkeling zal er wereldwijd verandering komen.

Sarah Teppema is medewerkster en Charlotte Christiaens coördinator van CATAPA, een vrijwilligersbeweging die werkt rond (anders)globalisering en duurzame ontwikkeling in Latijns-Amerika. CATAPA ondersteunt er boerengemeenschappen die bedreigd worden door mijnbouwmultinationals. www.catapa.be

Dit artikel verscheen in ons tijdschrift 'VREDE - Tijdschrift voor internationale politiek' Blijf op de hoogte en abonneer u hier!

catapasite


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.