Image
Turks hanengevecht
Turks hanengevecht
Artikel
14 minuten

In 2002 vormde de religieus georiënteerde Gerechtigheids- en Ontwikkelingspartij (AKP) voor het eerst een regering in Turkije. Partijleider Recep Tayyip Erdoğan leek de vanzelfsprekende premier, maar omdat hij na een gevangenisstraf voor het citeren van een islamistisch gedicht uit de politiek was verbannen, viel de eer echter toe aan Abdullah Gül (de huidige president van Turkije). Een jaar later voerde Gül een wetswijziging door die Erdoğan toeliet om alsnog premier te worden. 

Erdoğan trok een wijze les uit dit oponthoud. Met de militairen als stok achter de deur zagen de seculiere nationalisten in de machtige staat erop toe dat de principes van Mustafa Kemal Atatürk, de stichter van de Turkse Republiek, geëerbiedigd bleven. Atatürks strikte secularisme was heilig, het citeren van een islamistisch gedicht strafbaar. Dat religieus bevlogen politici niet populair waren bij de militairen en hun civiele geestverwanten ondervond ook de islamistische premier Necmettin Erbakan. Onder dreiging van een ‘echte’ staatsgreep werd hij in 1997 tot ontslag gedwongen. Erdoğan vreesde een soortgelijk lot. Hij nam zich voor de militairen te temmen en de seculiere elementen uit de ambtenarij en het juridische systeem te verdrijven. Daarnaast wilde hij de ‘diepe staat’ neutraliseren. Ook van deze geheime structuur -die in de jaren 1980 en 1990 een smerige oorlog tegen Koerdische separatisten uitvocht- verwachtte Erdoğan oppositie wanneer hij meer religieuze invloed op de samenleving mogelijk zou maken. Erdoğan beschikte echter over onvoldoende intellectueel kader binnen de eigen gelederen om de seculiere nationalisten die zich in de staat hadden genesteld te vervangen. Daarom ging hij een alliantie aan met de invloedrijke imam Fethullah Gülen, die met zijn scholen en universiteiten kon compenseren voor het tekort. Dat ging een tijd goed. Tot de samenwerking vorig jaar in een geweldloze oorlog omsloeg. Dit artikel overziet de verschillende fasen die voorafgingen aan de uitbarsting van het conflict tussen Erdoğan en Gülen, alsook de situatie die als gevolg ervan is ontstaan. Maar eerst volgt een korte introductie over Gülen en zijn beweging.

Fethullah Gülen

De in de VS woonachtige Gülen pleit naar eigen zeggen voor een gematigde, moderne islam. Dat klinkt echter vooruitstrevender dan de praktijk uitwijst. Gülen is wellicht niet zo conservatief als de soennieten in Saoedi-Arabië of de sjiieten in Iran, maar toch behoorlijk behoudsgezind. Zijn conservatieve opvattingen over vrouwen en homoseksuelen zijn verre van gematigd, of modern. Uit Gülens mond moeten begrippen als 'gematigd' en 'modern' trouwens eerder als prowesters begrepen worden dan als echt progressief. Dwars door al dat conservatisme heen legt Gülen sterk de nadruk op ondernemen. Zijn beweging voelt zich als een vis in het water van het westerse kapitalisme. Het etiket neoliberaal is hier zeker van toepassing. De tot de beweging behorende ondernemers dienen de uitbreiding van een netwerk van scholen, universiteiten en studiehuizen dat in de jaren 1990 ontstond. Ondertussen zijn er Gülen-scholen op alle continenten. Ze zijn verantwoordelijk voor het afleveren van Gülens ‘gouden generatie’. Deze hoger opgeleide elite vormt de basis van een uiteindelijk doel, wat de beweging een messiaans aspect geeft. Details hieromtrent ontbreken - ook bij volgelingen - maar het heeft er alle schijn van dat Gülen zich op langere termijn islamitische werelddominantie voorstelt, die verder gaat dan religie, met zijn beweging aan het hoofd van een werelddominantie. Tijdens een toespraak riep Gülen al eens op tot het kapen van de westerse economieën. 

Wanneer in een land geen Gülen-scholen terug te vinden zijn, komt dat doorgaans omdat de regering van dat land de beweging verdacht vindt en liever buiten de deur houdt. De argwaan wordt in de hand gewerkt door een totaal gebrek aan transparantie van de beweging. Over de financiële handel en wandel is niets bekend en de organisatiestructuur blijft in nevelen gehuld. Van een interne democratische structuur lijkt in ieder geval geen sprake. Dat is duidelijk niet wat Gülen bedoelt met ‘democratische islam’. Ogenschijnlijk is Gülen de onbetwiste leider van de beweging, maar zijn broze gezondheid plaatst daar vraagtekens bij. Voor zover anderen zich achter hem verbergen is het onduidelijk wie dat zijn. Door al die geheimzinnigheid blijven speculaties niet uit –over banden met de Amerikaanse inlichtingendienst CIA bijvoorbeeld. Er zijn te weinig aanwijzingen om die bewezen te achten, maar te veel om ze zomaar te negeren. Er kan over de Gülen-beweging weinig met absolute zekerheid gezegd of ontkend worden. Wie te indringende vragen stelt aan een volgeling wordt heel vriendelijk getrakteerd op een serie ontkenningen - een standaardprocedure. Er wordt erg veel ontkend, zelfs het bestaan van de beweging. In plaats daarvan zou het gaan om een groep individuen die zich los van elkaar door Gülen hebben laten inspireren. Weinig overtuigend. De beweging verraadt haar bestaan alleen al door een wirwar van verbonden stichtingen en organisaties. 

Militairen

Gülen predikt geweldloosheid, zeggen zijn volgelingen. Dat heeft hij in ieder geval niet altijd gedaan. In de jaren 1960 sloot hij zich aan bij een aan de diepe staat verbonden anticommunistische organisatie die aanslagen pleegde op linkse activisten. Gülen was zelf niet bij dat geweld betrokken, maar kritiek ertegen aantekenen deed hij evenmin. De jaren 1960 zijn een tijd geleden, maar tegenwoordig roept Gülen in vervloekingsgebeden (beddua) op tot geweld tegen opponenten. Hij zegt dan te hopen dat hun huizen in vuur opgaan. Bizar, voor een religieuze leider die tegen geweld is. Na de staatsgreep in Turkije van 1971 werd Gülen gearresteerd en ervan verdacht een staatsgevaarlijke sekte te leiden. Toch toonde hij later begrip voor de onderneming van de militairen in 1971 om de toenmalige premier Süleyman Demirel tot ontslag te dwingen. In de nasleep van de militaire coup van 1980 bleef Gülen op vrije voeten, al werd er wel een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd. Dat weerhield hem er niet van om zijn waardering uit te spreken over juntaleider Generaal Kenan Evren, die de rol van president op zich nam van 1980 tot 1989. De generaal en de imam vulden elkaar goed aan. Toen Evren de islam als wapen tegen het communisme inzette, ontstond het sociale klimaat waarin Gülen zijn invloed kon uitbreiden.

1997

Eind jaren 1990 constateerden de militairen dat Evrens nadruk op religie veel verder was gegaan dan hen lief was. Zoals eerder beschreven, forceerden zij in 1997 het ontslag van premier Necmettin Erbakan omdat zij hem verantwoordelijk hielden voor de islamisering van de samenleving. Gülen koos eens te meer voor de militairen want Erbakan was een hindernis voor hem, die hij graag zag vertrekken. Tegelijkertijd wilde Gülen het zo laten overkomen dat zijn scholen het slachtoffer waren van een militaire campagne tegen antiseculiere tendensen. Gülen maakte zich met die opstelling niet geliefd bij religieuze stromingen die echt met de militairen te maken kregen. Gülen kwam alsnog onder druk te staan van de overheid toen een video uitlekte waarop hij zijn volgelingen aanzette om de staat te infiltreren. Er kwam een proces, maar tegen die tijd was hij al uitgeweken naar de VS (1999), waar hij tot op heden woont. Voortaan dacht Gülen anders over de militairen en hun civiele medestanders. Hij zou hun kant niet meer kiezen. Voortaan waren zij de primaire vijand, wat de weg opende voor een samenwerking met Erdoğans AKP. Hoewel Erdoğan en Gülen veel conservatief religieuze opvattingen delen, zijn er ook tegenstellingen. Dat de premier en de imam niet uit dezelfde religieuze tradities komen is er daar een van. Deze verschillen vormden echter geen obstakel van betekenis bij het ontstaan van hun alliantie. Zolang ze in de schaduw stonden van de gemeenschappelijke seculiere tegenstander bleef dat zo. Hoewel de AKP door haar meerderheid in het parlement zelfstandig regeerde, ontstond aldus een soort coalitie. Gülen zag zijn invloed binnen de staat daardoor krachtiger worden dan ooit tevoren. Zo krachtig dat zijn bondgenoten in Justitie in 2008 hun kans schoon zagen om de seculiere vijand hard te treffen. 

Ergenekon

Dat jaar liet justitie honderden militairen, politici, intellectuelen en journalisten arresteren op verdenking van betrokkenheid bij een organisatie die Ergenekon werd gedoopt. Even leek het om de diepe staat te gaan. Een aantal beruchte namen onder de verdachten wees in die richting, wat tot positieve reacties leidde bij de bevolking. Andere verdachten vielen echter onmogelijk aan de diepe staat te verbinden. Een aantal verdachten stelde zich net eerder kritisch op tegenover de diepe staat, of was er zelfs het slachtoffer van geworden. Wat de verdachten wel met elkaar deelden was een afkeer van de AKP en de Gülen-beweging. Waar het op neerkwam, was dat de meest uitgesproken critici van de Erdoğan-Gülen-alliantie achter de tralies vlogen en dat slechts een minderheid daarvan te maken had met de diepe staat. De aanklachten bevestigden dat. Aan de diepe staat toegeschreven misdaden schitterden daar door afwezigheid. De aanklachten waren allemaal gerelateerd aan een samenzwering die tot een staatsgreep moest leiden. Door een ernstig gebrek aan bewijzen hiervoor werden de aanklachten uiterst fantasievol. Bovendien waren de methoden van justitie omstreden, met talloze geheime getuigen en veel onduidelijk verkregen bewijs. Erdoğan steunde de aan Gülen gelinkte aanklagers volledig tijdens de Ergenekon-procedure. Dat deed hij wederom toen zij in 2010 nog eens honderden militairen lieten arresteren. Ditmaal in verband met het Balyoz-plan, eveneens een vermeende samenzwering met het oog op een staatsgreep, met al even dubieuze aanklachten en navenante bewijzen. Met de meest uitgesproken seculiere tegenstanders achter de tralies, geraakte de samenwerking tussen Erdoğan en Gülen over haar hoogtepunt heen. Terwijl de inhoudelijke verschillen langzaam uit de schaduw optrokken, werd een gemeenschappelijke karaktertrek benadrukt: het streven naar uitbreiding van macht en invloed. Die gelijkenis maakte een confrontatie onvermijdelijk. 

Broeiend conflict

In 2010 volgde het eerste openlijke meningsverschil. Aanleiding was het incident in 2010 met de Mavi Marmara. Israëlische commando’s kwamen schietend aan boord van dit Turkse passagiersschip, dat deel uitmaakte van een konvooi met hulpgoederen voor de door Israël omsingelde Gazastrook. Erdoğan, die zich in de daaraan voorafgaande periode al uiterst kritisch opgesteld had ten opzichte van Israël, drukte zijn solidariteit uit met de slachtoffers op de Mavi Marmara. Hij dreigde zelfs met de inzet van de Turkse marine bij een volgend konvooi. Gülen, die in tegenstelling tot Erdoğan goede banden heeft met Israël, kon zich daar niet in vinden. Uit een interview in The Wall Street Journal sprak afkeuring over Erdoğans opstelling.

Het duurde een jaar voordat Erdoğan en Gülen weer botsten. Ditmaal was een schandaal rond wedstrijdvervalsing in de voetballerij de aanleiding. De verdachten hingen hoge gevangenisstraffen boven het hoofd. Te hoog als het aan de voormalige voetballer Erdoğan lag. De AKP lanceerde een wetsvoorstel om de maximale straf tot drie jaar te reduceren. Dit was tegen het zere been van Gülens media. Hoofdredacteur Bülent Kenes van Gülens Engelstalige krant 'Todays Zaman' reageerde woedend. Eerder verdedigde hij Erdoğan nog volop. Hij omschreef de AKP in zijn stukken als de 'AK-partij'. Erdoğan zag dat graag want ‘AK’ staat in het Turks voor ‘zuiver’, wat het integere karakter van de partij moest benadrukken. In de artikels van Kenes was er voortaan echter alleen nog sprake van AKP. Een paar jaar eerder was een dergelijke kreuk in de Erdoğan-Gülen-alliantie nog ondenkbaar geweest. Op de achtergrond van dit conflict speelden zakelijke belangen. Een van de hoofdrolspelers in het voetbalschandaal was Aziz Yildirim, de voorzitter van de club Fehnerbahce. Yildirim bezit daarnaast een constructiebedrijf dat opdrachten uitvoert voor de NAVO. Als hij meer dan 10 jaar achter de tralies was beland, dan hadden de aannemers binnen de Gülen-beweging zijn lucratieve klussen maar naar zich toe te trekken. 

Hoewel het conflict tussen Gülen en Erdoğan door beide partijen ontkend werd, escaleerde het volgens insiders steeds verder. In 2012 trachtte Erdoğan greep te krijgen op Gülens volgelingen binnen de politie. Die sloegen vervolgens terug door informatie aan justitie te leveren over ontmoetingen in Oslo tussen de MIT, de nauw aan Erdoğan verbonden nationale inlichtingendienst, en de Koerdische PKK. Justitie begon een onderzoek naar MIT-medewerkers, waaronder MIT-directeur Hakan Fidan. Aangezien hij een vertrouweling is van Erdoğan, ervoer de premier dit als een rechtstreekse aanval vanuit het Gülen-kamp. Er speelde voor Gülen echter meer dan alleen het ontluikende conflict met Erdoğan, want Gülen staat erg vijandig tegenover de PKK. Dat hij hetzelfde jaar tijdens een vervloekingsgebed opriep tot geweld tegen deze Koerdische organisatie zegt genoeg. Zuidoost Turkije is de inzet. De Gülen-beweging is daar in een concurrentiestrijd verwikkeld met de PKK om de gunst van de Koerden. Erdoğans initiatieven om met de PKK te onderhandelen stuitten daardoor op veel onbegrip bij Gülen. Hij ziet liever dat de Turkse militairen met de PKK afrekenen. 

Erdoğan zag zich verplicht een nieuwe wet te lanceren om de MIT, en daarmee zichzelf, te beschermen tegen justitie. Daarna liet hij Gülen-volgelingen binnen de politie-inlichtingendienst overplaatsen. Ook perkte hij de mogelijkheden in van de ‘gerechtshoven met speciale bevoegdheden’, die bekend werden als een geducht wapen van de aan Gülen gelinkte aanklagers. De toon was nu echt gezet. De steken onder water vielen nog nauwelijks te verhullen. Drie maanden nadat justitie trachtte om Erdoğans inlichtingendienst MIT van zijn voetstuk te trekken, riep de premier de imam in boterzachte bewoordingen op om terug te keren naar Turkije. Gülens media waren razend enthousiast en ook de AKP klonk positief. Het viel kennelijk niet iedereen op dat dit een staaltje grootspraak was van Erdoğan in het jargon dat Gülen begrijpt. Wat hij feitelijk zei was dat Gülen naar Turkije kon komen, maar dat hij zou merken wie daar de baas is. Gülen bedankte voor de eer. 

Escalatie

Vervolgens kwam 2013 met zijn massale populaire protestbeweging. Het in mei vreedzaam begonnen protest rond Istanbuls Gezi-park werd zo hardhandig de kop ingedrukt dat het zich al snel naar andere Turkse steden uitbreidde. De demonstranten vonden, of ze het wilden of niet, steun bij Gülens media. Die lieten nu geen gelegenheid meer voorbijgaan om zich aan te sluiten bij eender welke kritiek op Erdoğan en zijn beleid. De AKP verweet Gülen het politiegeweld bij demonstraties te hebben opgestookt om de regering in een kwaad daglicht te plaatsen. Of het werkelijk zo gegaan is, is zeer de vraag. Daarvoor klonk Erdoğans verdediging van de politie te welgemeend. 

Een paar maanden later verklaarde de AKP in te zullen grijpen tegen de private onderwijsinstituten ('dershanes’) waar leerlingen worden voorbereid op het universitair onderwijs. Veel van deze ‘dershanes’ zijn in handen van de Gülen-beweging. Als kweekvijvers voor nieuwe volgelingen en als motor van de ‘gouden generatie’, zijn ze van groot belang voor Gülen. Hij werd in het hart geraakt en sloeg terug. De vagelijk aan zijn media-imperium verbonden krant Taraf publiceerde een ‘actieplan tegen de Gülen-beweging' van de Nationale Veiligheidsraad (MGK) uit 2004, dat door Erdoğan ondertekend was. De boodschap was duidelijk: Erdoğan was altijd al de vijand geweest. Ook opmerkelijk in die weken was de verklaring van Gülen dat hij de onthulling had weten te voorkomen van een video waarop een ‘hooggeplaatste politicus’ samen met een ‘promiscue vrouw’ te zien was. Dit was niets anders dan een verkapt dreigement. Het deed denken aan de compromitterende video’s die een paar jaar geleden op het internet verschenen over politici van oppositiepartijen. De Gülen-beweging werd daar toen ook al aan gelinkt. 

De premier was in verlegenheid gebracht, maar de echte slag zou op 17 december 2013 volgen. Die dag onthulde justitie de resultaten van twee jaar onderzoek naar corruptie binnen AKP-kringen. Onder meer de zonen van drie AKP-ministers werden in beschuldiging gesteld. Erdoğan kon niet anders dan de vaders vervangen. Het bewijs dat de media leverden was verpletterend. Erdoğan deed niet eens de moeite om het te ontkennen. Als tegenzet introduceerde hij een nieuw begrip: ‘de parallelle staat’. Het noemen van Gülens naam ging hij nog steeds uit de weg, maar de regeringsgezinde kranten zorgden er voor dat het duidelijk werd over wie hij het had. Volgens hen stond het vast dat Gülen en zijn parallelle staat trachtten om Erdoğan onderuit te halen via een ‘juridische coup’. Erdoğan geselde 'de parallelle staat' met een grote zuiveringsactie. Honderden politieagenten en aanklagers werden met een noodgang overgeplaatst. Het resultaat bleef niet uit. Toen justitie een week later een tweede corruptieschandaal onthulde over AKP-gezinde ondernemers binnen de bouwsector, weigerde de zopas benoemde politiecommissaris in Istanbul iedere medewerking. De overplaatsingen binnen politie en justitie deden Gülen in woede ontsteken. In totale razernij zette hij het vervloekingsgebed dat hij in 2012 nog tegen de PKK richtte, nu tegen Erdoğan en zijn kliek in. Nu mochten hún huizen in vuur opgaan. 

Gevolgen

Deze politieke crisis heeft allerlei gevolgen voor Turkije. De oorzaak van de devaluatie van de Turkse lira mag dan in de VS liggen, de binnenlandse politieke crisis weerhield de munteenheid van de snelle herwaardering waarop gehoopt werd na een radicale renteverhoging. Dit zijn ongewenste toestanden voor een economie waarvan de groei kleiner is geworden dan het snel toenemende tekort op de handelsbalans. Het conflict leidt tot de meest curieuze allianties. Formeel zullen die allianties nooit worden, maar het bovendrijven van het principe ‘de vijand van mijn vijand is mijn vriend’ is een vrijwel automatisch proces. De Gülen-beweging heeft aantrekkingskracht gekregen op  Erdoğans seculiere tegenstanders. De machtige, schatrijke, maar erg seculiere families Koc en Sabanci lijken de stap gewaagd te hebben. Zelfs de oppositievoerende Republikeinse Volkspartij (CHP), het boegbeeld van het Turkse secularisme, praat met de Gülen-beweging. Deze onderhandelingen zullen nooit tot een echt huwelijk leiden, maar achter de schermen is veel mogelijk. Ook tegen Gülen vormen zich de meest bizarre allianties. Erdoğan heeft zich ingezet voor een heropening van de beruchte Ergenekon- en Balyoz-processen. Een duidelijk gebaar in de richting van de militairen en het seculiere milieu, die hij onder de gegeven omstandigheden graag aan zijn kant weet te vinden. Dit wanhoopsmanoeuvre toont aan hoe beducht hij is voor Gülen. Erdoğan krijgt ook bijval van de Koerdische leider Abdullah Öcalan en andere PKK-leiders. Zij hebben zich aangesloten bij Erdoğans overtuiging dat achter de confrontatie met Gülen een internationale samenzwering schuilgaat. Uiteraard heeft de PKK de onderhandelingen met de Turkse overheid, die onder de AKP eindelijk op gang kwamen, in het achterhoofd. Die stelden misschien niet veel voor, maar waren onder andere partijen ondenkbaar geweest. Reden genoeg voor de PKK om de AKP nu in ieder geval niet aan te vallen.

Dit artikel is een momentopname, want de oorlog tussen  Erdoğan en Gülen gaat door. Een indicatie van wie uiteindelijk aan het langste eind trekt, volgt tijdens de lokale verkiezingen eind maart 2014. Dan zal blijken of Erdoğan schade heeft opgelopen in het treffen met Gülen en indien wel, hoeveel precies. Volgens peilingen blijft die schade vooralsnog beperkt, maar er kan nog veel gebeuren. Alles wijst erop dat de imam de strijd nog niet heeft opgegeven.

 

Peter Edel is auteur van 'De diepte van de Bosporus, een politieke biografie van Turkije', 2012, Uitgeverij EPO, Antwerpen

 

Dit artikel verscheen in ons tijdschrift 'VREDE - Tijdschrift voor internationale politiek' Blijf op de hoogte en abonneer u hier! 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.