In februari 1962 voerde de VS onder de Democratische president J. F. Kennedy een algemeen embargo in op alle handel met het Caraïbische land Cuba. Het ultieme doel was de val van het revolutionaire regime. Zestig jaar later is het anachronistische VS-sanctiebeleid nog altijd van kracht, met hetzelfde doel voor ogen.
Een maand geleden, op 3 november 2022, werd in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties met een overweldigende meerderheid een resolutie goedgekeurd die de opheffing eist van de VS-blokkade tegen Cuba. 185 landen stemden voor en 2 landen onthielden zich (het Brazilië van Bolsonaro en Oekraïne dat de genereuze militaire VS-steun voor de oorlog tegen Rusland waarschijnlijk niet in gevaar wou brengen). Alleen de Verenigde Staten zelf en eeuwige bondgenoot Israël stemden tegen. Dit scenario herhaalt zich al 30 jaar op rij binnen de VN.
Geschiedenis
Eind 1959, minder dan een jaar na de Cubaanse socialistische revolutie, startte de VS-inlichtingendienst CIA al met het organiseren van sabotage en terroristische acties tegen het nieuwe regime. Het Cuba van de verdreven dictator Fulgencio Batista was een cliëntstaat van de VS en de revolutionaire regering begon onmiddellijk met het ontmantelen van de bestaande economische en politieke instellingen. Buitenlandse bedrijven werden genationaliseerd. De VS dat veruit de grootste economische belangen had op het eiland was de voornaamste gedupeerde van dit revolutionair beleid, met name de olieraffinaderijen en de vele Amerikaanse suikerplantages.
In juli 1960 reageerde president Dwight D. Eisenhower door de Cubaanse suikerexport naar de VS te beperken. Europese en Canadese banken werden onder druk gezet om leningen aan de Cubaanse regering op te zeggen en te weigeren. In oktober 1960 stelde de VS een gedeeltelijk handelsembargo in tegen de eilandstaat, en op 3 januari 1961 verbrak Washington alle diplomatieke betrekkingen met de Cubaanse regering. Een poging van rechtse Cubaanse bannelingen -financieel en logistiek gesteund door de VS- om de nieuwe regering onder leiding van Fidel Castro militair te verslaan, werd in april 1961 afgeslagen door de revolutionairen. Nadat deze invasie in de Varkensbaai uitgedraaid was op een mislukking, koos Washington er resoluut voor om de economische oorlog verder op te drijven.
De economische blokkade moet schaarste en honger creëren, waardoor de bevolking in opstand komt tegen de eigen regering.
Het achterliggende mechanisme van een economische blokkade is eenvoudig: het creëren van schaarste en honger, wat een misnoegde en wanhopige bevolking ertoe moet drijven om in opstand te komen tegen de eigen regering. Vermits Cuba enorm afhankelijk was van de VS voor handel, investeringen en leningen hadden de vroege sancties de revolutie op de knieën kunnen dwingen. Het was de Sovjet-Unie die de Cubanen in 1960 een reddingslijn toewierp. De overschakeling op de handel met de USSR en het socialistische blok heeft de potentieel verwoestende gevolgen van de Amerikaanse blokkade verzacht en het voortbestaan van de Cubaanse revolutie gegarandeerd.
In de decennia die volgden, werd een hele waaier aan VS-wetten ingevoerd die de duimschroeven moesten aanspannen. Daarnaast werden bepalingen gewijzigd en toegevoegd aan de bestaande wetten. Het resultaat is een complex web van elkaar overlappende wetgeving, die een invloed heeft op alle aspecten van het leven op het eiland. Sancties waren specifiek gericht tegen de belangrijke economische en strategische ontwikkelingsgebieden in Cuba: de export van suiker en nikkel, toerisme, koolwaterstoffen, infrastructuurprojecten en, recenter, de biotechnologie. Cuba werd financieel geïsoleerd door activa te bevriezen en bankbetalingen te blokkeren, wat de handel in goederen en diensten, alsook overmakingen en donaties belemmerde. Door bijvoorbeeld druk en zelfs sancties op te leggen aan entiteiten uit derde landen die economische en financiële banden onderhielden met Havanna, werd gepoogd om het eiland zoveel mogelijk af te sluiten van elke vorm van internationale handel.
De val van het Oostblok aan het eind van de jaren 1990 genereerde een enorme economische crisis in Cuba, dat op slag 87% van zijn handel en investeringen kwijt was. Het Cubaans Bruto Binnenlands Product (BBP) daalde met 35%, terwijl de landbouwproductie, de constructie en de productiecapaciteit met respectievelijk 47%, 70% en 90% naar beneden doken. Stroomonderbrekingen en schaarste waren het gevolg. Tijdens deze ‘speciale periode’ dreef de VS zijn inspanningen om komaf te maken met het regime in Cuba extra op met bijkomende sancties.
Zo werd in 1992 de Cuba Democratie Wet gestemd die in het buitenland gevestigde dochterondernemingen van Amerikaanse bedrijven verbiedt om handel te drijven met Cuba of met Cubaanse onderdanen, buitenlandse schepen die in Cuba aanmeren verbiedt om gedurende 6 maanden Amerikaanse havens aan te doen, VS-burgers verbiedt om naar Cuba te reizen, buitenlandse hulp en schuldverlichting weigert aan landen die Cuba steunen, enzovoort. Humanitaire goederen, zoals medicijnen, konden voortaan uitsluitend uitgevoerd worden naar Cuba mits de persoonlijke toestemming van de VS-president en de verificatie van het gebruik ervan ter plaatse. Het Democratische Congreslid Robert Torricelli, die het wetsvoorstel geïntroduceerd had, verklaarde dat het bedoeld was om “een ravage aan te richten op dat eiland”.
In 1996 volgde de Helms-Burton Wet die specifiek bedrijven, banken, en andere entiteiten in derde landen bedreigt met juridische stappen en sancties als ze transacties ondernemen met Cuba. Belangrijk is ook dat deze wet de bevoegdheid om een einde te maken aan de VS-blokkade wegneemt van de president en in handen legt van het Congres.
Na de val van het Oostblok was de sociaal-economische impact van de VS-blokkade tegen Cuba verwoestend.
De sociaal-economische impact van dit alles op het geviseerde eiland was verwoestend. Na een jaar van onderzoek concludeerde de ‘American Association for World Health’ in 1997 dat de blokkade "de gezondheid en voeding van grote aantallen gewone Cubaanse burgers dramatisch had geschaad" en "een aanzienlijke toename van het lijden - en zelfs doden - in Cuba had veroorzaakt" door "kritieke tekorten aan zelfs de meest elementaire medicijnen en medische apparatuur". Het gebrek aan brandstof en stroomonderbrekingen zorgde ervoor dat ambulances en gezondheidszorgfaciliteiten niet naar behoren konden functioneren. Het rapport stelde een stijging van bloedarmoede, ijzertekort en ondervoeding vast. Ook het aantal ziektes was toegenomen, onder meer omdat er meer onbehandeld water en minder zeep was.
Onder andere de rechts-conservatieve Amerikaanse denktank de ‘Heritage Foundation’ zag deze ontwikkelingen met blijdschap aan. Bijna triomfantelijk werd er in 1994 bericht over gezinnen die van één maaltijd per dag moesten leven en over de terugkeer van ziektes als malaria. De denktank merkte op dat het VS-beleid waarschijnlijk zou leiden tot meer onderdrukking van het Cubaanse volk en mogelijk zou eindigen in "bloedvergieten, gewapende conflicten en chaos". Vervolgens werd zonder enige ironie geconcludeerd dat "de Verenigde Staten het Cubaanse volk niet in de steek mag laten door het handelsembargo te versoepelen of op te heffen," totdat Castro’s regering ineengestort is.
De gevolgen van de economische blokkade hadden echter nog veel erger kunnen zijn. De enige reden dat er tot nog toe een humanitaire catastrofe is vermeden, concludeerde de American Association for World Health in 1997, is omdat de “Cubaanse regering een hoog niveau van begrotingssteun heeft gehandhaafd voor een gezondheidsstelsel dat is ontworpen om primaire en preventieve gezondheidszorg te verlenen aan al haar burgers." Met andere woorden, de socialistische staat heeft zijn op welzijn gebaseerde, centraal geplande economie gebruikt om de bevolking zoveel mogelijk te beschermen.
Obama en Trump
Democraten en Republikeinen zijn in de loop der decennia even fanatiek gebleken in het nastreven van de val van het Cubaanse regime via een strenge blokkade.
In december 2014 kondigde president Barack Obama echter een versoepeling aan van het VS-beleid. In 2015 herstelde de Obama-regering de diplomatieke betrekkingen met het Caraïbische eiland. Er werden ambassades geopend en Cuba werd geschrapt van de lijst van staatssponsors van terrorisme. Er werden bilaterale commissies ingesteld, de reguliere vluchten en postdiensten werden na tientallen jaren hersteld en de beperkingen op reizen naar het eiland voor Amerikaanse burgers werden versoepeld.
In maart 2016 zette Obama als eerste zittende VS-president sinds Calvin Coolidge in 1928, voet op Cubaanse bodem – een enorm symbolische stap. In januari 2017, tijdens zijn laatste dagen als president, schafte Obama ook het ‘wet foot, dry foot’-beleid af dat sinds 1995 automatisch de kans gaf aan elke Cubaan die het vasteland van de VS wist te bereiken, om er te blijven en uiteindelijk het VS-burgerschap te verwerven. (Wie onderschept werd in de territoriale wateren tussen de twee naties, werd terug of naar een derde land gestuurd.)
In maart 2016 zette Obama als eerste zittende VS-president sinds Calvin Coolidge in 1928, voet op Cubaanse bodem.
De versoepeling die op diplomatiek vlak werd doorgevoerd, kreeg echter geen substantieel verlengstuk op economisch vlak. In september 2015 en 2016 ondertekende Obama de jaarlijkse verlenging van de ‘Trading with the Enemy Act’ (TWEA) tegen Cuba - wetgeving die de president zoals de benaming suggereert de bevoegdheid geeft om handel met ‘de vijand’ te definiëren, te reguleren en te bestraffen. In dit geval was die bevoegdheid nodig om het door de Republikeinen gecontroleerde Congres te omzeilen dat zich tegen eender welke versoepeling van de relaties met Cuba kantte, maar de wet bleef de eilandstaat formeel als een vijand bestempelen. Cuba bleef ook gewoon op de lijst staan van landen die onder Amerikaanse sancties vallen en Cubaanse goederen konden nog steeds niet naar de VS uitgevoerd worden. Via presidentiële uitvoeringsbesluiten werden buiten het Congres om wel vergunningen verleend aan een handvol Amerikaanse bedrijven om te exporteren naar en te opereren in Cuba. Maar Havanna kon de dollar nog altijd niet gebruiken in de internationale economie, noch stortingen doen bij internationale banken zonder dat die daar boetes voor riskeerden. Tijdens de eerste 6 jaar van Obama’s presidentschap legde de 'Office of Foreign Assets Control' (OFAC), 56 boetes op -samen goed voor bijna 14,3 miljard dollar- aan buitenlandse entiteiten die commerciële en financiële transacties deden met Cuba. Ook na de versoepeling van de relaties met Havanna werd er nog voor 2,8 miljard dollar aan OFAC-boetes uitgedeeld, met name aan Europese banken, waaronder ING en BNP Paribas.
Van zodra Donald Trump het VS-presidentschap overnam, werd de opening richting Cuba teruggedraaid en werd de vijandigheid zelfs extra opgeschroefd met 243 nieuwe economische sancties en dwangmaatregelen. Dit lokte een ernstige economische crisis uit op het eiland, vergelijkbaar met die van de jaren 1990 en gekenmerkt door de schaarste van basisgoederen (brandstof, voedsel, huishoudartikelen en medicijnen). De Cubaanse regering gebruikte haar controle over de distributie om producten te rantsoeneren in plaats van het marktmechanisme te laten gelden. Dat leidde dagelijks tot lange wachtrijen om deze basisgoederen te verkrijgen.
Trumps sancties viseerden onder meer geldovermakingen (alle Western Union-kantoren in Cuba werden gesloten), wat een grote impact had op honderdduizenden Cubaanse gezinnen. En na een opleving van het toerisme in het Obama-tijdperk leidden verschillende nieuwe reisbeperkingen voor het eerst in 10 jaar tot een aanzienlijke daling van het aantal toeristen. COVID-19 en de strenge Cubaanse maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van het virus, brachten een extra klap toe aan de toeristische sector. Zowel particuliere buitenlandse geldovermakingen als het toerisme zijn voor de Cubaanse regering belangrijke bronnen van moeilijk te verkrijgen buitenlandse valuta, hard nodig om onder meer voedingsproducten te kunnen importeren.
Een paar dagen voor zijn termijn tot een einde kwam, zette Trump Cuba ook terug op de lijst van staatssponsors van terrorisme, iets wat het land vanzelf opnieuw kwalificeerde als volledig te mijden door internationale banken en investeerders, met alle gevolgen voor de Cubaanse bevolking van dien. Hoewel het Verenigd Koninkrijk, de Europese Unie en Canada ondertussen wel wetgeving hadden gestemd om de eigen entiteiten te beschermen tegen de Cuba-sancties van de VS, wordt die niet consequent geïmplementeerd. Derde landen blijven voorzichtig in hun economische en financiële omgang met Havanna uit schrik om zich de woede en vergeldingsmaatregelen van de VS op de hals te halen. Doordat de overgrote meerderheid van de financiële transacties in de wereld doorgaat in VS-dollars blijft Washington bovendien een uitzonderlijke macht hebben op de mondiale handel.
Trump schroefde het Cuba-beleid van Obama terug en legde 243 nieuwe economische sancties op.
COVID-19 en onrust
Meer dan 50 van Trumps strafmaatregelen werden ingevoerd tijdens het hoogtepunt van de COVID-19 pandemie. Terwijl de pandemie de verwoesting van de VS-blokkade uitvergrootte, heeft de blokkade het op zijn beurt moeilijker gemaakt voor Cuba om COVID-19 aan te pakken. In april 2020 riep de VN de VS-regering dringend op om de economische en financiële blokkade tegen Cuba op te heffen om humanitaire redenen. Een maand later concludeerde een speciale VN-rapporteur dat het VS-sanctieregime "een belemmering vormt voor de humanitaire hulpverlening die het gezondheidszorgsysteem van het land moet bijstaan om de COVID-19-pandemie te bestrijden".
De blokkade hield onder meer medische hulp en geldtransfers van overzeese bedrijven en humanitaire organisaties tegen, ontzegde de Cubanen de mogelijkheid om gebruik te maken van Zoom, verhinderde de aankoop van ventilatoren en veroorzaakte bijgevolg een tekort aan deze toestellen, evenals een tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen, mondmaskers, …). Tegelijkertijd werd een pandemiedonatie van de rijkste man van China geblokkeerd.
Oxfam rapporteerde dat de blokkade een "drastisch effect heeft gehad op Cuba's vaccin-industrie" doordat ze het verkrijgen van de daarvoor nodige grondstoffen bemoeilijkte. Dankzij de genereuze en langdurige investeringen van de Cubaanse staat in de gezondheidszorg en het onderwijs kon het land zijn eigen COVID-vaccin ontwikkelen, maar het werd vervolgens geconfronteerd met een tekort aan injectienaalden. De blokkade maakte het immers moeilijk om spuiten aan te kopen bij buitenlandse fabrikanten.
De economische blokkade veroorzaakte ook een heropleving van de pandemie op het eiland. De zware economische druk dwong een wanhopige Cubaanse regering immers om het land in november 2020 reeds open te stellen voor toerisme, wat in combinatie met een gebrek aan persoonlijke beschermingsmiddelen en een tekort van 20 miljoen spuiten zorgde voor een felle stijging van het aantal coronabesmettingen. Op die manier eiste de blokkade een zware tol op humanitair vlak, wat dan weer een groeiende onvrede voedde bij de bevolking – exact de bedoeling van het VS-beleid.
Na de korte en matige verademing onder Obama, hadden 4 jaren van maximale druk onder Trump, de gevolgen van de coronapandemie, en ongetwijfeld ook de vele miljoenen die de VS geïnvesteerd heeft in ‘programma’s ter promotie van democratie’, de Cubaanse maatschappij echter tot het uiterste gedreven. Op 11 juli 2021 -niet lang nadat de Algemene Vergadering van de VN het VS-embargo tegen Cuba voor de 29ste keer op rij veroordeeld had- braken er protesten uit op het eiland, de grootste sinds de revolutie in 1959.
De tegenstanders van het Cubaanse regime in de VS, met name de leiders van de grote Cubaanse anti-Castro diaspora in het zuiden van de staat Florida, waren er in de pers en op de sociale media als de kippen bij om het “gewelddadige en totalitaire regime”, de “communistische planeconomie” en het “gebrek aan marktgerichte hervormingen” aan te wijzen als de oorzaken van de miserie en de protesten.
Terwijl de Cubaanse economie ongetwijfeld door eigen problemen geplaagd wordt en de ogen niet gesloten mogen worden voor gevallen van repressie tegen politieke dissidentie, is het negeren van de rol van meer dan een eeuw VS-blokkade in dit verhaal absoluut misleidend en absurd. Heel wat Latijns-Amerikaanse leiders, waaronder de zopas opnieuw tot president van Brazilië verkozen Luiz Inácio Lula da Silva en de Mexicaanse president Andrés Manuel López Obrador, wezen er dan ook op dat de moeilijke omstandigheden en de onrust in Cuba het rechtstreekse gevolg zijn van het onverantwoorde en onmenselijke VS-beleid, zeker in tijden van pandemie.
Wat nu Joe?
Joe Biden, die als vicepresident van Obama mee verantwoordelijk was voor de versoepeling van het VS-beleid ten opzichte van Cuba, beloofde tijdens zijn presidentiële campagne meermaals om de strenge sancties ingevoerd door Trump terug te schroeven. Van zodra hij het hoogste ambt bekleedde, leek hij daar echter niet veel aanstalten toe te maken, integendeel. Het Witte Huis liet tijdens de eerste 6 maanden van zijn termijn herhaaldelijk weten dat Cuba geen prioriteit was. Toen er in de zomer van 2021 sociale onrust uitbrak op het eiland -iets wat in Washington gezien werd als een ‘opportuniteit’ voor regimeverandering- reageerde Biden zelfs door nieuwe strafmaatregelen toe te voegen aan Trumps ongemoeid gelaten sanctiepakket.
De sociale onrust die in de zomer van 2021 uitbrak in Cuba werd in Washington gezien als een ‘opportuniteit’ voor regimeverandering.
Op 12 juli 2021 riep VS-president Biden zijn Cubaanse tegenhanger, Miguel Diàz-Canel, op om “te luisteren naar de bevolking en haar noden te lenigen”. Hij verklaarde: “We staan achter het Cubaanse volk en zijn duidelijke roep voor vrijheid en verlossing van de tragische greep van de pandemie en van decennia van repressie en economisch lijden waaraan het onderworpen werd door Cuba’s autoritaire regime”.
Een verklaring voor het verbreken door Biden van zijn verkiezingsbelofte om het hardlijnige Trump-beleid ten opzichte van Cuba terug te draaien, is voor een deel te vinden in het feit dat de Republikeinen tijdens de vorige twee presidentsverkiezingen de kantelstaat Florida konden binnenhalen. De afgelopen midterm-verkiezingen (8 november 2022), zorgden ervoor dat de Republikeinse gouverneur van Florida, Ron Desantis, nog wat steviger in het zadel kwam te zitten. De rabiaat anticommunistische Cubaans-Amerikaanse Republikein, Marco Rubio, wiens ouders in 1956 uit Cuba emigreerden, zetelt al sinds 2011 in het Congres als senator voor Florida.
In het zuiden van deze VS-staat vormt de rechtse Cubaanse diaspora een stem die doorslaggevend kan zijn op electoraal vlak. In 2020 kon Trump een meerderheid van deze Cubaans-Amerikaanse gemeenschap overtuigen – onder meer met een gerichte publiciteitscampagne die Biden ‘beschuldigde’ van “socialisme”. Met het oog op de verkiezingen van 2024 is het dus zaak voor de Democratische partij om een meerderheid van de Cubaanse Amerikanen in Florida voor zich te winnen. Dat Biden zich niet ‘soft’ opstelt ten opzichte van Cuba lijkt daarbij van cruciaal belang. (Hoewel moet opgemerkt worden dat Obama -met Biden als running mate- de staat Florida tweemaal won met een platform dat meer open betrekkingen met Cuba omvatte, en dat Biden de verkiezingen van 2020 won ondanks het feit dat Florida naar Trump ging.)
In de ogen van senator Rubio was Bidens reactie op de protesten in Cuba alvast totaal ontoereikend. Gouverneur DeSantis beschuldigde de president ervan “eigenlijk niets te zitten doen”. Beiden hintten ze naar een militaire interventie ter ondersteuning van de Cubaanse bevolking – een, zoals ze zelf ook wel wisten, totaal irrealistische suggestie die hen electoraal echter geen windeieren zal leggen in eigen staat. Ondertussen deden de Democraten hun best om de Cubaanse Amerikanen te tonen dat de partij en president Biden pal achter hen staan.
Woordvoerder van het Witte Huis, Jen Psaki, stelde expliciet dat het VS-beleid ten opzichte van Cuba zich zal blijven laten leiden door “de steun voor democratie en mensenrechten”. Concreet pompte de VS-overheid de afgelopen decennia vele honderden miljoenen dollars (vooral via USAID en de ‘National Endowment for Democracy’) in projecten en groepen die “de democratie in Cuba moeten bevorderen”, lees: regimeverandering moeten teweegbrengen.
Net zoals in 2021 voorzag de Biden-regering voor het jaar 2022 ruim 20 miljoen dollar voor dergelijke ‘democratiseringsprogramma’s’. Daarnaast ging dit jaar ook minstens 28 miljoen dollar naar de ‘Cuban Broadcasting Office’ (OCB), de moedermaatschappij van de door de VS-overheid gerunde, subversieve ‘Radio y Televisión Martí’ die uitzendt in Cuba vanuit Miami, Florida. Jeffrey Scott Shapiro, voormalig directeur van de OCB, drong er vorig jaar bij Biden op aan om voor 2022, 30 miljoen dollar te voorzien voor Radio y Televisión Martí (dat meer dan 110 personeelsleden telt). "Terwijl Cuba's economie afbrokkelt en de politieke architectuur verzwakt, is het nog noodzakelijker dat de VS-regering een kanaal heeft naar het Cubaanse volk”, schreef hij in een opiniestuk in mei 2021.
In mei 2022, bijna een jaar na het antiregeringsprotest in Cuba -dat maar een paar dagen echt aanhield- kondigde Biden dan toch een versoepeling van een aantal VS-restricties aan. Het lijkt erop dat de regering het geloof in het verbeteren van de positie van de Democraten bij de Cubaans-Amerikaanse diaspora in de staat Florida -die in zijn geheel steeds verder opschuift naar rechts- heeft laten varen.
Hoewel het om kleine ingrepen gaat, laat de Biden regering haar buitenlands beleid ten opzichte van Cuba blijkbaar niet langer vormgeven door wat politiek het beste valt in het zuiden van Florida. Concreet omvatten de nieuwe Cuba-maatregelen een versoepeling van de reisbeperkingen naar het eiland, meer vluchten en een opheffing van de restricties op particuliere geldovermakingen. De regering verhoogt ook de consulaire diensten en herlanceert een programma voor gezinshereniging dat in 2017 werd opgeschort (en het mogelijk maakt voor Cubaanse Amerikanen om familieleden legaal naar de VS te laten komen.)
In mei 2022 kondigde Biden dan toch een versoepeling van een aantal VS-restricties aan.
Hoewel de in mei aangekondigde maatregelen de belangrijkste veranderingen zijn in het Cuba-beleid sinds president Biden is aangetreden, staan ze nog veraf van de opening die gemaakt werd onder Obama.
De veranderingen komen er na een herziening van het VS-beleid, dat ingezet werd na de historische protesten van vorig jaar en zijn ongetwijfeld ingegeven door de drastische toename van het aantal ‘illegale’ Cubaanse migranten dat aan de grens tussen de VS en Mexico wordt aangehouden (tussen oktober 2021 en mei 2022 ging het over meer dan 78.000 vluchtelingen). De overgrote meerderheid van de mensen die Cuba ontvluchten probeert te ontsnappen aan de huidige economische en humanitaire crisis, waar de VS-blokkade aan de basis van ligt.
Besluit
Ondertussen berekende de Nationale Vereniging van Cubaanse Economisten in 2018 dat de blokkade de eilandstaat jaarlijks 4,4 miljard dollar kost, een equivalent van 12 miljoen dollar per dag! De cumulatieve kost komt na 60 jaar op meer dan 144 miljard dollar. De VN schatte de economische kost van de VS-blokkade tegen 2018 op een gelijkaardige 130 miljard dollar. Eind oktober 2022 verklaarde de Cubaanse minister van Buitenlandse Zaken, Bruno Rodriguez, dat de schade berokkend door de VS-blokkade tijdens de coronaperiode; van april 2019 t.e.m. maart 2020, op 5,57 miljard dollar kwam - een stijging van 1,226 miljard dollar in vergelijking met het jaar voordien.
De blokkade tegen Cuba is een schending van het internationaal recht en wordt gebruikt als een oorlogsinstrument. Het gaat om een economisch wapen dat bedoeld is om de Cubaanse ontwikkeling te belemmeren. Bovendien is het een arbitrair wapen dat burgers viseert en opzettelijk lijden veroorzaakt. In die hoedanigheid vormt de blokkade een duidelijke misdaad tegen de menselijkheid. Daar komt bij dat ze al generaties lang aangehouden wordt. Reeds in 1962 stelden de juridische adviseurs van de VS-regering vast dat het embargo "door Cuba en andere landen van het Sovjetblok als een oorlogsdaad kon worden beschouwd".
Daarnaast vormt de blokkade een anachronistisch beleid dat nog stoelt op de Koude-oorlogsangst voor het “expansionistische communistische blok”. Reeds in 1997 stelden verschillende Amerikaanse (militaire) inlichtingendiensten formeel vast dat "Cuba geen significante bedreiging vormt voor de veiligheid van de Verenigde Staten of voor andere landen in de regio". Het Pentagon trok een jaar later dezelfde conclusie. Hetzelfde kan moeilijk gezegd worden over de VS, dat de afgelopen decennia een permanente dreiging is gebleken voor de Cubaanse ‘nationale veiligheid’, getuige de illegale CIA-acties zoals de invasie in de Varkensbaai, de moordpogingen op Castro en de daden van terrorisme en sabotage in Cuba, om nog maar te zwijgen over het decennialange brutale economische embargo tegen het Cubaanse volk.
Afgezien van sadisme, is er eigenlijk geen enkele verantwoorde reden om de VS-blokkade tegen Cuba te blijven handhaven. Hoewel de volledige opheffing moeilijk zal zijn omdat het Congres erbij moet worden betrokken, kan president Biden op zijn minst beginnen met de volledige terugdraaiing van het Trump-beleid, dat hij tijdens zijn verkiezingscampagne “een mislukking” noemde, en een retour naar het engagement dat heerste onder Obama.