Image
Brazilië
Brazilië's onzichtbare slachtoffers van staatsgeweld
Artikel
12 minuten

Elke dag sinds 6 mei 2021 wacht Sandra Gomes dos Santos op een bekend geluid: de voordeur die ontgrendeld wordt en de zin, “Mama, ik ben hier!” Elke ochtend sinds die noodlottige dag merkt Adriana Santana de Araújo dat ze haar telefoon controleert voor een “goedemorgen”-berichtje van haar zoon. Beide vrouwen wachten tevergeefs.

De familieleden van slachtoffers van staatsgeweld dragen diepe littekens met zich mee.

Hun zonen maken deel uit van de 28 mensen die omkwamen bij de dodelijkste politie-inval in de geschiedenis van de staat Rio de Janeiro. Zwaar bewapende politie bestormde Jacarézinho, een van Rio’s grootste favela's, op zoek naar drugsdealers. De aanval vond plaats enkele dagen voor 'Dia das Mães' of moedersdag. Santos en Araújo waren maar twee van de vele moeders die hun zonen moesten begraven op Dia das Mães.

En dat was nog maar het begin van hun lijdensweg. Er was ook nog de enerverende bezigheid van het gewoon leven. “We moeten elke dag overleven,” zegt Araújo, terwijl Santos bevestigend knikt. Ons interview gaat door in een samba-school op enkele meters van de ingang van Jacarézinho. Santos, die daar nog altijd leeft omdat ze zich de huurprijzen nergens anders kan veroorloven, vertelt dat ze voortdurend bang is van de politie die vlakbij op wacht staat. De agenten maken deel uit van de 'Cidade Integrada', een programma waardoor de politie permanent in favela’s wordt gestationeerd, zogenaamd om de bevolking te beschermen tegen financiële uitbuiting door bendes. Sommige van de politiemannen in Jacarézinho maakten echter deel uit van de operatie waarin de zoon van Santos omkwam. 

Veel van de rouwende moeders lijden aan angsten en depressies. Araújo heeft nog niet kunnen rouwen voor haar oudste zoon omdat ze verteerd wordt door de ongerustheid dat haar jongste zoon op dezelfde manier van haar zal worden afgenomen. Er is weinig compassie voor de vrouwen en hun verlies. In plaats daarvan worden de moeders beschimpt. “Weet je wat ze ons noemden?”, vraagt Araújo, "een 'crimineel depot' of een 'criminelen-makende baarmoeder'. Ik ben geen depot, en ik heb ook geen baarmoeder die criminelen produceert."

De moeders van de doden van Jacarézinho zijn grotendeels onzichtbaar voor de Braziliaanse staat. Hun kinderen, directe slachtoffers van staatsgeweld, maken de statistieken, maar de moeders, vaders, zonen en dochters die achterblijven worden niet in rekening gebracht. De familieleden van de slachtoffers dragen diepe littekens met zich mee die meestal verborgen blijven. “Zonen, partners en broers hebben die omkomen in deze strijd met gewapende groepen is een vorm van lijden die specifiek vrouwen treft”, stelt José Claudio Souza Alves, expert openbare veiligheid en professor aan de Federale Rurale Universiteit van Rio de Janeiro. “Deze vrouwen worden ziek en sterven uiteindelijk”.

Deze bewering is misschien niet altijd overdreven. Jozelita de Souza stierf in 2016, zeven maanden nadat haar zoon Roberto gedood werd in Costa Barros, een andere arme buurt in Rio de Janeiro. Vier politieagenten hadden meer dan 100 kogels afgevuurd op een auto waarin de ongewapende 16-jarige zat met vier vrienden. Toch probeerde de politie het bloedbad of ‘chacina’ te doen doorgaan als zelfverdediging. Jozelita’s doodsoorzaak werd door dokters bestempeld als hart- en vaatziekte, maar een lokaal nieuwsbericht stelde het volgende: “Ze kon de dood van haar zoon niet verdragen… De kapster stierf van verdriet”. 

Geschiedenis van geweld en mislukking

Gewelddadige politieoperaties zijn niet nieuw in Brazilië en in het bijzonder in Rio de Janeiro. Volgens data verzameld door de NGO, het Braziliaans Forum voor Openbare Veiligheid, vermoordde de Braziliaanse politie 6416 mensen in 2020. Data van het Netwerk van Observatoria voor Veiligheid tonen aan dat in de staat Rio 1245 personen gedood werden door de politie in 2020. Politie-moorden verdriedubbelden bijna tussen 2013 en 2020.

In 2020 vermoordde de Braziliaanse politie 6416 mensen.

Alves is van mening dat Rio de Janeiro gekenmerkt wordt door een “criminele politiek”, waarbij gewapende groepen floreren vanwege hun rechtstreekse banden met de staat. In naam van de ‘oorlog tegen drugs’ voert de politie operaties uit in favela's die gecontroleerd worden door drugsbendes. Experten wijzen er al lang op dat deze strategie het probleem niet oplost, omdat degenen die gedood of gearresteerd worden doorgaans kleine drugsdealers zijn die onderaan de ladder staan. Bovendien leiden de politieoperaties alleen maar tot een wissel van de wacht: een territorium dat gecontroleerd werd door één factie of drugsbende wordt gewoon overgenomen door een andere rivaliserende groep, naar verluidt met medeplichtigheid van de politie die het gebied ‘ontruimt’ om de rivalen toe te staan het over te nemen. 

De modus operandi van deze operaties is er een van vernietiging: speciale politieteams, uitgerust alsof ze naar de oorlog trekken, bestormen de gemeenschappen in militaire voertuigen op zoek naar verdachten. Deze dichtbevolkte buurten worden behandeld als laboratoria voor openbare veiligheidsinitiatieven, waarvan er velen in het verleden reeds een mislukking bleken.

Het huidige Cidade Integrada-experiment in Jacarézinho is een perfect voorbeeld. Het programma is geïnspireerd op de ‘Unidade de Polícia Pacificadora’ (UPP), speciale politie-eenheden die 14 jaar geleden in de favela's van Rio gestationeerd werden. De aanwezigheid van de politie heeft echter een permanente staat van oorlog gecreëerd die escaleert omdat beide zijden krachtigere en dodelijkere wapens verwerven.

Dani Monteiro, een verkozen lid van het staatsparlement van Rio de Janeiro legt uit: “Dit is iets wat ik altijd hoor van openbare veiligheidsagenten: ‘We kochten geweren want toen de criminelen geweren hadden, hadden wij alleen maar pistolen. Dan hadden zowel zij als wij geweren, maar dan kwamen ze op een dag aandraven met 762’s [een krachtiger geweer]. Dus kochten we ook 762’s, maar dan hadden ze machinegeweren met een groot bereik, dus moesten wij die ook kopen’.”

Pro-wapen beleid

Experts suggereren dat de intenser wordende staat van permanente oorlog in de favela’s van Rio een weerspiegeling is van het toenemend aantal wapens in burgerhanden in het algemeen. Dat is dan weer het resultaat van beleidsveranderingen, niet in het minst van president Jair Bolsonaro’s pro-wapenagenda. Sinds hij zijn ambt opnam op 1 januari 2019, heeft Bolsonaro meer dan 30 wetswijzigingen doorgevoerd die het gemakkelijker maken voor burgers om toegang te verkrijgen tot vuurwapens. Maar het wegnemen van controles vergemakkelijkt eveneens de doorstroom van wapens naar georganiseerde misdaadgroepen. 

Bolsonaro voerde al meer dan 30 wetswijzigingen door die het gemakkelijker maken voor burgers om vuurwapens te verwerven.

"De federale regering, met in de eerste plaats Bolsonaro, argumenteert dat een pro-wapenbeleid de burgers zal helpen bij het bestrijden van criminaliteit, maar in werkelijkheid is het de criminaliteit die profiteert van een dergelijk beleid”, stelt Cecília Olliveira, een journaliste, openbare veiligheid experte en uitvoerend directeur van de collaboratieve digitale databank 'Fogo Cruzado', letterlijk “kruisvuur” in het Portugees. De databank verzamelt informatie over gewapend geweld in Rio de Janeiro en Recife in het noordoosten van Brazilië.  Olliveira legt uit dat een gemakkelijkere toegang tot wapens gepaard is gegaan met een versoepeling van de controle en het toezicht, zonder een overeenkomstige uitbreiding van de capaciteit van de politie om wapencriminaliteit te onderzoeken.  

In april 2021 besloot rechter aan het Hooggerechtshof Rosa Weber om sommige onderdelen van de presidentiële decreten die de toegang tot wapens vergemakkelijken, op te schorten. Ze verklaarde daarbij dat 55% van alle vuurwapens die in beslag genomen worden van criminelen, legaal waren voor ze gestolen werden of illegaal werden doorverkocht. Ze baseerde zich voor deze uitspraak op de data van de 'CPI das Armas', een parlementaire commissie die opgericht werd in 2006 om de wapenhandel te onderzoeken. 

Alves, van de Federale Rurale Universiteit van Rio de Janeiro, omschrijft het resultaat van de gemakkelijkere toegang tot wapens als een “opbouw van onveiligheid op alle vlakken”, waarin al diegenen die het zich kunnen permitteren, zelfs al zijn ze niet betrokken bij gewapende criminele groepen, zich bewapenen voor zelfbescherming of om er winst uit te slaan”. Hij voegt toe: “Deze [situatie] breidt de rechtvaardiging voor het gebruik van wapens uit omdat ze een oorlogszone creëert. En in oorlogszones, is de logica er een van gewapende zelfbescherming.”

De justificatie van de politie voor de inval van 6 mei 2021 in Jacarézinho is een voorbeeld van deze ‘oorlogszone’-mentaliteit. Volgens de politie was de operatie onderdeel van een onderzoek naar het rekruteren van minderjarigen door drugsbendes. Maar veel van de families van de slachtoffers zeggen dat hun zonen onschuldig waren. En hoewel Araújo toegeeft dat haar overleden zoon, mototaxi-chauffeur Marlon Santana de Araújo, wel betrokken was bij misdaad, was hij niet meer dan een ‘varejista’, jargon voor mensen die zich aan de onderkant van de drugshandel-hiërarchie bevinden. Marlon was ook een slachtoffer, vindt Adriana, omdat hij als een jonge zwarte man uit een favela, te kampen had met structureel racisme, waardoor hem veel kansen werden ontzegd. 

Vooroordelen op basis van huidskleur

De statistieken over sterfgevallen door toedoen van de politie wijzen op duidelijke vooroordelen op basis van huidskleur. Volgens het ‘Fórum Brasileiro de Segurança Pública' (FBSP), een NGO die werkt rond openbare veiligheid, was 78,9% van alle slachtoffers van politie-interventie in Brazilië in 2020 zwart. Dat is een cijfer dat al decennia constant blijft. Dit toont volgens FBSP “het deficit aan fundamentele rechten van de zwarte bevolking”. 

Als een jonge zwarte man opgesloten wordt voor een klein misdrijf, is de kans dat hij voor altijd verloren is reëel, omdat hij getransformeerd wordt door het geweld waaraan hij onderworpen wordt en door de blootstelling aan de georganiseerde misdaadnetwerken die actief zijn binnen de Braziliaanse gevangenissen. Monica Cunha, een mensenrechtenactiviste uit Rio, was hier getuige van bij haar eigen zoon Rafael. Hij werd gearresteerd op 15-jarige leeftijd en spendeerde vijf jaar in een correctionele inrichting voor minderjarigen. Het transformeerde hem. “Ik zag Rafaels veranderingen. Ik zag hoe hij het systeem inging en vervolgens wie hij werd”, herinnert ze zich. “Op 5 december 2006, toen ze het door kogels doorzeefde lichaam van mijn zoon voor me legden, was dat niet langer mijn Rafael. Hij was helemaal veranderd in de vijf jaren dat hij in het systeem zat”. 

Het aantal rouwende moeders en familieleden van slachtoffers van staatsgeweld blijft aangroeien.

Cunha richtte daarom ‘Movimento Moleque’ op, een NGO die moeders van slachtoffers van staatsgeweld helpt om zich te organiseren. Ze dringt er ook op aan dat mensen hun dode kinderen geen criminelen noemen. “Ik heb niemand de toestemming gegeven om over Rafael te praten,” zegt ze. “Ik ben de enige die het toegestaan is om over hem te spreken. Ik heb hem op de wereld gebracht, heb hem opgevoed, heb hem borstvoeding gegeven. Ik heb gezien wanneer hij begon te veranderen. Niemand mag over hem spreken behalve ik. Dit is wat ik deze vrouwen inprent: laat niemand zeggen dat je zoon een crimineel is. Hij mag dan misschien een varejista zijn, want alles wat we hier hebben [in de favela's] zijn varejistas, maar geen criminelen.”

Na de raid in Jacarézinho maakte Bolsonaro de nabestaanden zwart op Twitter en feliciteerde hij de politie voor het doden “van drugsdealers die stelen, moorden en families vernietigen”. Ten tijde van zijn verklaring moest een politieonderzoek naar de werkelijke betrokkenheid bij de georganiseerde misdaad van de vermoorde mannen nog opgestart worden. De president werd ook gefotografeerd met een plakkaat met daarop de woorden: “CPF cancelado”, jargon voor mensen die zijn omgekomen bij een politie-operatie.  

Het aantal rouwende moeders en familieleden van slachtoffers van staatsgeweld blijft aangroeien. Afgelopen mei, een jaar na de politie-inval in de favela Jacarézinho, was er een vuurgevecht in Vila Cruzeiro, een favela in Rio’s noordelijke zone, waarbij 23 doden vielen.

Geen actie, geen onderzoek

Ondertussen worden de moeders van de Jacarézinho-slachtoffers geplaagd door het gebrek aan actie van de autoriteiten. De Openbare Aanklager heeft de onderzoeken naar 24 van de doden gesloten. In slechts 3 van de zaken werden politieagenten beschuldigd van moord en het knoeien met bewijsmateriaal. De zoon van Santos, Matheus, is een van de personen wiens zaak geseponeerd werd. Ze vertelt dat hij gedood werd terwijl hij ongewapend in een plastieken stoel zat, terwijl hij een epileptische aanval kreeg. “[Hij] had geen drugs bij zich en ze vermoordden hem”.

Een speciale eenheid binnen het Openbaar Ministerie die bedoeld was om politie-acties te overzien, werd uitgehold door haar personeel en middelen af te bouwen, wat geleid heeft tot een achterstand in de zaken die wachten op onderzoek. Olliveira van Fogo Cruzado zegt dat het Openbaar Ministerie de politie ter verantwoording zou moeten roepen. “Het heeft de verantwoordelijkheid om toezicht te houden over de politie. Het wegvallen van het Openbaar Ministerie betekent de handhaving van een status quo voor een politiemacht die vaak doodt en gedood wordt – in dit geval meer doodt dan gedood wordt”.

De operatie in Jacarézinho was een uitzondering. Het trok de nationale en internationale aandacht en leidde effectief tot een onderzoek. Van veel slachtoffers van politiegeweld wordt het overlijden nooit onderzocht. Of erger nog, hun lichamen worden nooit teruggevonden. Deze last valt dan op de schouders van de nabestaanden van de slachtoffers, doorgaans vrouwen.

Socioloog Adriano de Araújo, coördinator bij de mensenrechtenbeweging ‘Fórum Grita Baixada’, die strijdt voor openbare veiligheid en gerechtigheid in de regio Baixada Fluminense in groter Rio, stelt: “Normaal gezien zijn het vrouwen die betrokken zijn bij het zoeken naar slachtoffers. Zij zijn degenen die de hospitalen en mortuaria aflopen, posters ophangen en vrienden bij elkaar roepen om samen te zoeken. Het zijn zij die in de crack-huizen binnengaan om met de militieleden te spreken”. Hij vervolgt: “Dan is er het dubbel geweld: naast het feit dat ze niet weten waar hun zonen, kleinzonen of broers zijn, moeten ze ook aanhoren dat ze nalatig zijn geweest, dat ze geen goede moeders of echtgenoten zijn”.

Van veel slachtoffers van politiegeweld wordt het overlijden nooit onderzocht. 

De schuld en de schaamte dragen ook bij tot het lijden van de vrouwen. Velen van hen hebben al gezondheidsproblemen door een gebrek aan gezondheidszorg. “Ze stoppen voor zichzelf te zorgen, ze stoppen met het naleven van doktersafspraken en vergeten hun medicijnen te pakken omdat hun zoektocht naar gerechtigheid hen emotioneel uitput”, zegt Araújo. Ze ondervinden ook de bijkomende financiële last van het verlies van een bron van inkomen voor de familie, iets wat belangrijk is in gezinnen waar de vrouw al de primaire kostwinner is. 

Geen recht op herinnering

Een jaar na de Jacarézinho-operatie blijft er een open wonde gapen. Iedere keer als er pogingen zijn om te helen, wordt de wonde opnieuw opengereten. Op 11 mei 2022, minder dan een week na de eerste verjaardag van het bloedbad werd een eenvoudig gedenkteken aangebracht door de familieleden van de slachtoffers en andere favela-bewoners, vernietigd door de politie.

In een scene vol symboliek werd de kleine gedenkplaat met de namen van alle slachtoffers uit elkaar gerukt door een caveirão, een gepantserd voertuig. “Geen dode zal vergeten worden, geen enkele chacina zal genormaliseerd worden”, stond op het plakkaat te lezen. 

"Gedenktekens zoals dat in Jacarézinho zijn het bewijs van leven en een uiting van hoop dat de wreedheid en de willekeur herinnerd worden, zodat ze zich niet herhalen”, schreef de prominente journaliste Flávia Oliveira in haar column in de krant ‘O Globo’ nadat de gedenkplaat werd vernield. “Dit werd afgepakt van de familieleden van diegenen die vermoord werden in het bloedbad dat door dezelfde openbare macht werd geprovoceerd”, voegde ze toe. 

Ondertussen doen de moeders van de Jacarézinho-doden en andere slachtoffers van politiegeweld hun best om te voorkomen dat dit verhaal wordt herschreven of gewoon helemaal wordt uitgewist door de staat. In Rio de Janeiro en elders in Brazilië fungeren collectieven van moeders en familieleden van slachtoffers van staatsgeweld als steungroepen, maar ook als levende herinnering aan de jongeren die het leven lieten. 

Cunha van Movimento Moleque zegt dat de moeders een rolmodel hebben: de moeders van Acari. Deze vrouwen van de Acari-favela in Rio gingen op zoek naar de omstandigheden van de ontvoering en de moord door de politie op 11 tieners in juli 1990. “Ze zijn een compas vooor ons”, zei Cunha. Ze zijn “de vrouwen die ons doen inzien dat we het ons niet kunnen veroorloven om te stoppen”. Voor deze moeders zijn verdriet en herinnering gecontesteerd terrein, maar ze blijven ervoor vechten. Voor de staat zijn ze onzichtbaar – de collaterale schade van gewapend geweld- maar voor elkaar zijn ze lichtbakens in het donker. 

Dit artikel werd gesponsord door 'the Pulitzer Center' en eerder gepubliceerd in 'Opendemocracy'.
 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.