In juli 2021 bemachtigde de adviseur en tevens schoonzoon van de voormalige VS-president Donald Trump, Jared Kushner, 2 miljard dollar aan investeringen voor zijn toen pas opgerichte private equity-fonds 'Affinity Partners' van Saoedi-Arabië’s staatsvermogensfonds.
De deal werd goedgekeurd ondanks tegenstand van het screeningpanel voor investeringen van het Saoedische fonds. Volgens de notulen van het panel waren de bezwaren tegen het investeringsplan onder meer de omvang van het bedrag dat "buitensporig lijkt", de "onervarenheid van het Affinity Fund-management", en de vaststelling na boekenonderzoek dat de activiteiten van het bedrijf "in alle opzichten onbevredigend" waren. Het panel werd echter overstemd door het bestuur van het soevereine vermogensfonds, dat wordt gecontroleerd door kroonprins Mohammed bin Salman, de feitelijke heerser van Saoedi-Arabië (SA).
De omstandigheden deden velen vermoeden dat Mohammed bin Salman de deal met Affinity Partners niet sloot omwille van Kushners kennis van private equity (het investeren in bedrijven buiten de aandelenbeurs om), een gebied waarin hij weinig ervaring heeft. In plaats daarvan lijkt het een beloning te zijn voor de steun van Kushner binnen de Trump-regering voor het Saoedisch beleid, of een poging om invloed af te kopen binnen de Republikeinse Partij en tijdens een mogelijk tweede presidentschap van Trump.
Toen hij in het Witte Huis zat, bepleitte Kushner miljarden dollars aan VS-wapenverkopen aan Saoedi-Arabië, bestemd voor aanhoudende oorlog in Jemen en voor militair spierballenvertoon ten opzichte van Iran. Hij verdedigde ook vurig de relatie tussen de VS en SA tegen kritiek vanuit zowel het Democratische als Republikeinse kamp nadat Mohammed bin Salman beschuldigd werd van het bevelen van de moord op Washington Post-columnist Jamal Khashoggi in 2018.
Er is bestaat geen twijfel over dat Mohammed bin Salman zijn invloed probeert te behouden binnen de door Trump gedomineerde Republikeinse Partij. Terwijl president Joe Biden eveneens zijn toestemming heeft gegeven voor VS-wapenverkopen aan Saoedi-Arabië, irriteert zijn publieke kritiek en lauwe steun voor de Saoedische oorlog in Jemen de kroonprins aanzienlijk. Mohammed bin Salman lijkt hoopvol dat Biden in 2025 vervangen zal worden door Trump of een andere Republikein.
De beslissing van bin Salman om Saoedische staatsfondsen te investeren in financieel dubieuze ondernemingen zoals Affinity Partners kan ongebruikelijk lijken, maar de Arabische monarchieën in de Golf en de Verenigde Staten begrijpen al lang dat buitenlandse kapitaalsinvesteringen economische en geopolitieke objectieven dienen. Voor de Amerikaanse en Arabische politieke klassen omvatten deze geopolitieke objectieven het bevorderen van veronderstelde nationale veiligheidsbelangen en het behouden van de controle over staatsinstellingen. De omvang en aard van deze kapitaalsstromen hebben de economische en geopolitieke orde van hun respectievelijke landen en de hele wereld vorm gegeven. Washington, de private financiële sector, oliebedrijven en de Arabische Golfstaten hebben hun macht daarbij allemaal zien toenemen. Kapitaalsinvesteringen blijven de economische en geopolitieke strategieën van de Arabische Golfstaten en de Verenigde Staten met elkaar binden, ondanks de toenemende uitdagingen voor de bestaande orde.
De geschiedenis van investeren voor invloed
In de jaren 1920 en 1930 investeerden VS-oliebedrijven aanzienlijk in de Arabische Golfstaten Irak, Koeweit en Saoedi-Arabië, om hun petroleum-industrieën te helpen opzetten en uitbreiden. De monarchieën verwelkomden deze bedrijven. Met de nieuwe inkomsten werden het leger en de veiligheidsdiensten gefinancierd die hun heerschappij zouden veiligstellen, evenals de economische ontwikkelingsprojecten die hun binnenlandse legitimiteit zouden verschaffen. Naarmate de petroleumproductie uitbreidde, wilden de Golf-monarchen (net zoals de leiders van andere extractivistische staten in het mondiale Zuiden), een groter deel van de winsten voor de eigen regeringen. De Amerikaanse oliebedrijven verzetten zich hiertegen.
In 1950 intervenieerde de VS-regering in het dispuut over de verdeling van de oliewinsten in het voordeel van de geallieerde Arabische monarchieën. Tegen het begin van de Koude Oorlog waren olie-exporten uit de Golf cruciaal geworden voor de heropbouw van West-Europa na de verwoesting van Wereldoorlog Twee. Dit onderstreepte voor veel VS-strategen de noodzaak om de loyaliteit en de stabiliteit van de Arabische regeringen veilig te stellen via financiële steun. De regering van president Truman besloot dat het het delen van een groter stuk van de winsten met de Arabische monarchieën te verkiezen was boven iedere keer af te moeten hangen van de Congressionele goedkeuring van de VS-overheidssteun aan die landen.
Washington spoorde de Amerikaanse oliebedrijven in Saoedi-Arabië met succes aan om hun winstdeling met het koninkrijk op te drijven tot 50 procent. De vermindering aan inkomsten werd gecompenseerd met een gelijkwaardige federale belastingaftrek in eigen land, waardoor Saoedi-Arabië in feite clandestien gesubsidieerd werd door de Amerikaanse belastingbetalers. De VS-regering onderhandelde vervolgens dezelfde deal met Amerikaanse oliemaatschappijen met rechtstreekse investeringen in andere olierijke Arabische Golfstaten. Deze overeenkomsten en de VS-investeringen die eraan verbonden waren, verankerden olie uit de Arabische Golf als de belangrijkste energiebron van het postoorlogse tijdperk, wat de heropleving van het mondiale kapitalisme in een groot deel van de wereld heeft aangewakkerd. Hogere olie-inkomsten versterkten ook de met het Westen geallieerde monarchieën van Koeweit en Saoedi-Arabië, hoewel ze de omverwerping van de Iraakse monarchie in 1958 niet konden verhinderen.
Terwijl de jaren 1920 tot de jaren 1950 gekenmerkt werden door de uitbreiding van de Amerikaanse kapitaalstromen naar de olierijke landen in de Arabische Golf, gebeurde in de jaren 1970 het omgekeerde toen een veel grotere hoeveelheid kapitaal van de Arabische Golf naar de Verenigde Staten begon te vloeien. Dit proces vatte aan toen de olieschok van 1973 de prijs van olie uit de Perzische Golf verviervoudigde.
Mondiale petroleumprijzen bleven het hele volgende decennium hoog. Tijdens deze periode genoten 's werelds grootste olie-exporteurs, waaronder Saoedi-Arabië, Koeweit en de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) van een ongeziene opbrengst aan petrodollars. In 1970 lagen de olie-inkomsten van de drie koninkrijken samen op 29,2 miljard dollar (aan 2018-standaard). Tegen 1980 was het totaal gestegen tot 426,2 miljard dollar. Met hun relatief kleine bevolkingen, beperkte infrastructuur en alleen maar basisbanksystemen, accumuleerden deze landen plots enorme bedragen aan kapitaal die veel groter waren dan ze in eigen land productief konden investeren.
Onder normale omstandigheden zouden de Arabische Golfstaten een aanzienlijk deel van hun petrodollars aan gunstige voorwaarden gestort hebben op Amerikaanse banken, gezien de omvang en de sterkte van de financiële sector in de VS. Het begin van de petrodollar-hausse in 1973 viel echter samen met een van de dieptepunten van de Amerikaans-Arabische betrekkingen. De VS-steun aan Israël tijdens de Arabisch-Israëlische Oorlog van 1973 had heel wat regionale leiders woedend gemaakt en leidde tot een olie-embargo tegen de VS als vergeldingsactie, wat de Amerikanen op hun beurt dan weer woedend maakte.
Uit angst dat de VS-regering zou proberen om hun activa in beslag te nemen parkeerden Arabische kredietverstrekkers hun kapitaal ofwel bij rivaliserende Europese banken of stopten ze hun geld in kortetermijndeposito’s in VS-banken. In het eerste geval werden Amerikaanse firma’s gedepriveerd van kapitaal, terwijl VS-banken in het tweede geval het risico liepen om in gebreke te blijven als de Arabische schuldeisers besloten om hun omvangrijke fondsen snel op te nemen.
VS-functionarissen in de regering van president Richard Nixon besloten dat het overtuigen van de Golfmonarchieën om aanzienlijke sommen petrodollars te investeren in langetermijndeposito’s en andere VS-instellingen niet een louter economische zaak was, maar ook een zaak van nationale veiligheid.
Terwijl de steun van de Arabische Golfstaten voor het olie-embargo en de hogere petroleumprijzen de Amerikaanse functionarissen ergerden, deed de toegenomen macht van de Arabieren in de mondiale financiële sector en energie-industrie zowel de kost van conflicten als de voordelen van samenwerking stijgen. De Nixon-regering streefde er dus naar om de Golfstaten opnieuw in de armen van de VS te sluiten door te proberen om grote langetermijninvesteringen van petrodollars veilig te stellen. Dat moest de Golf-fortuinen verbinden aan de gezondheid van de VS-economie. Arabische investeerders konden de VS-economie dan alleen nog maar schaden als ze bereid waren zelf zwaar financieel verlies te lijden. De veiligstelling van hun kapitaal in de Verenigde Staten zou de Arabische monarchieën bijgevolg aanmoedigen om het olie-embargo te beëindigen en de olieprijzen te matigen, wat de druk op de Westerse economieën en de bedreiging van de eenheid van de NAVO moest verlichten.
Tegelijk zouden de Golfstaten ontmoedigd worden om nog een Arabisch-Israëlische oorlog te steunen – een grote prioriteit voor de VS-functionarissen, die schrik hadden voor een herhaling (of erger) van de oorlog van 1973 waarin de steun van Moskou en Washington voor tegengestelde zijden, geleid had tot een gevaarlijke nucleaire patstelling.
Om al deze redenen verklaarde een interne memo van het VS-ministerie van Financiën in januari 1974 dat het een topdoelstelling was om “grote investeringen van Midden-Oosten-landen in de Verenigde Staten te realiseren, daarbij gebruikmakend van dollars verdiend door olie-export; en om een nationaal programma op te zetten dat dergelijke investeringen moet aantrekken naar de Verenigde Staten”. Of zoals minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger het stelde: “We moeten zoveel mogelijk van hun geld absorberen als we maar kunnen… ons belangrijkste doel zou moeten zijn om hun afhankelijkheid van ons te maximaliseren.”
De VS-regering focuste op het overtuigen van Saoedi-Arabië en beloofde het koninkrijk toegang tot geavanceerde Amerikaanse wapens, diplomatieke inspanningen om het Arabisch-Israëlisch conflict op te lossen en Amerikaanse financiële en ontwikkelingsexpertise bij het moderniseren van de Saoedische economie. De Saoedische koning Faisal bin Abdulaziz Al Saud en zijn opvolgers, die nog steeds verlangden naar VS-bescherming tegen door de Sovjet-Unie gesteunde buren zoals Irak en naar technologische steun voor economische ontwikkeling, waren snel akkoord.
In maart 1974 onderhandelde Riyad een einde aan het olie-embargo. De volgende maand kondigde de VS gezamenlijke militaire en economische samenwerkingsprogramma’s met het koninkrijk aan. De volgende maanden pompten gerustgestelde investeerders uit SA, Koeweit en de VAE miljarden petrodollars in Amerikaanse banken en investeringen in langetermijnbeleggingen (wat de volatiliteit op de VS-markten tegenging).
Hoewel de beschikbare gegevens nauwkeurige schattingen onmogelijk maken, bedroeg de netto-stijging van de buitenlandse investeringen en leningen van de OPEC-leden -de meerderheid daarvan van de Arabische Golfstaten- tussen 1974 tot 1976 een slordige 125 miljard dollar. Van dit totaal ging ongeveer 25% naar binnenlandse VS-banken, staatsobligaties en investeringen, en een pak meer naar internationale VS-banken.
Deze petrodollar-investeringen in de Verenigde Staten hadden grote gevolgen voor de mondiale economische en politieke ordes die vorm kregen in de jaren 1970 en 1980. Tijdens het midden van de jaren 1970 waren de Arabische Golfstaten de grootste bron van nieuw krediet voor de VS. Overspoeld door Arabische deposito’s leende de Amerikaanse financiële sector grote sommen aan het mondiale Zuiden, dat moeite had met zich aan te passen aan de nieuwe hoge olieprijzen. Deze leningen vormden de basis voor de schuldencrisis van de Derde Wereld in de jaren 1980, die ertoe leidde dat een groot deel van Latijns-Amerika en Afrika neoliberale hervormingen en bezuinigingsprogramma’s moest aanvaarden in ruil voor schuldenherschikking.
De Saoedische aankopen van VS-effecten tijdens de eerste twee jaren van de Reagan-regering dekten ongeveer 10% van de federale begrotingsuitgaven voor dezelfde periode. Dit leverde een aanzienlijke financiering op voor Reagans belastingverlagingen en militaire opbouw tegen de Sovjet-Unie. De Arabische investeringen in de VS versterkten de steun van Washington voor de snel groeiende wapenverkoop aan de Golfmonarchieën. Ook hier bleek de Saoedische schatkist een aanwinst voor de Amerikaanse militaire industrie door vraag te creëren naar enkele van de meest geavanceerde wapens, waaronder F-15 gevechtsvliegtuigen in 1978 en AWACS surveillancevliegtuigen in 1981. Oorspronkelijk gericht op het afschrikken van de door de Sovjet-Unie gesteunde Arabische staten, werden de VS-wapenverkopen aan de Golfstaten alsmaar meer gerechtvaardigd als verdediging tegen de macht van Iran na de revolutie van 1979.
Spanningen in de relatie
Tijdens het midden van de jaren 1980 daalden de mondiale olieprijzen scherp en bleven ze zo’n 20 jaar relatief laag, wat leidde tot een aanzienlijke daling van de Arabische investeringen in de Verenigde Staten. De laatste twee decennia liggen de olieprijzen over het algemeen weer veel hoger en de Arabische monarchieën maken opnieuw deel uit van de belangrijke bronnen van buitenlands kapitaal dat de VS binnen vloeit. Deze investeringen -samen met die van China en Japan- hebben de Verenigde Staten in staat gesteld om zijn door schulden gedreven economische groei aan te houden. En hoewel de Amerikaanse kapitaalstromen naar de Arabische Golfstaten in vergelijking kleiner zijn gebleven de afgelopen decennia, streefde Saoedi-Arabië naar rechtstreekse VS-investeringen om zijn economie te diversifiëren in sectoren als communicatie en entertainment.
De investeringen van de Arabische monarchieën in de VS blijven hun aankopen van Amerikaanse wapens ondersteunen. Deze aankopen zijn enorm zijn gestegen tijdens de regeringen van president Barack Obama en Donald Trump – voor een deel als gevolg van de gezamenlijke invasie in 2015 van Jemen door SA en de VAE.
Tussen 2015 en 2019 ontving Saoedi Arabië een kwart van alle Amerikaanse wapenexport, terwijl de VAE belangrijker werd als grootverbruiker van VS-wapens. Geconfronteerd met de politieke verontwaardiging die ontstond in de nasleep van de moord op Khashoggi verdedigde Trump de voortzetting van de verkoop van VS-wapens aan Saoedi-Arabië, onder meer door deze verkoop te linken aan aanhoudende Arabische investeringen in de Verenigde Staten. Hij verklaarde dat “het koninkrijk akkoord ging om 450 miljard dollar te spenderen en investeren in de Verenigde Staten”, wat “enorme economische ontwikkeling en heel wat bijkomende rijkdom” zou opleveren voor de VS.
De Biden-regering daarentegen heeft tot dusver een veel slechtere relatie met de Saoedische monarchie, als gevolg van Bidens publieke veroordeling van de kroonprins met betrekking tot de moord op Khashoggi en de gedeeltelijke restricties op de verkoop van VS-wapens die hij invoerde in het licht van de oorlog in Jemen. Terwijl de betrekkingen tussen de VS en de VAE niet op zo’n laag pitje zijn gezet, hebben de leiders van de Emiraten hun stijgende frustratie uitgedrukt over het beleid van de Biden-regering ten opzichte van Iran en Jemen, en over haar terughoudendheid om de export van bepaalde wapentechnologieën goed te keuren.
Deze geopolitieke disputen kunnen een impact hebben op de aard van het Arabisch kapitaal in de VS-instellingen. Saoedi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten zorgen voor de meerderheid van de investeringen die uit de Arabische regio vloeien, waardoor ze soms kunnen gebruikt worden als politieke voetbal om electorale uitslagen en individuele politieke voorspoed te beïnvloeden.
Een voorbeeld van een dergelijke investering is het aandeel van bijna 2 miljard dollar in Twitter van de Saoedische prins Al-Waleed bin Talal bin al-Saud. Al-Waleed heeft gezworen dat hij zijn huidige Twitter-aandelen zou omzetten in een investering in de private entiteit die voorgesteld werd door tech-miljardair Elon Musk. Indien hij erin zou slagen om Twitter te verwerven en het statuut ervan als beursgenoteerd bedrijf in te trekken, beloofde Musk dat hij de inhoudsregels van het platform zou versoepelen en het account van Trump zou herstellen, die permanent geschorst werd nadat hij had aangezet tot de aanval op de zetel van het VS-Congres, het Capitol, op 6 januari 2021. Deze maatregelen zouden aantoonbaar kunnen bijdragen tot de verspreiding van extreemrechtse desinformatie die de Democraten, specifiek Biden, viseert. Mohammed bin Salman zou dit zeker goed vinden. (Musk heeft zijn voorstel om Twitter te kopen ondertussen opnieuw ingetrokken, nvdr.)
Er zijn aanwijzingen dat VS-parlementsleden die kritisch zijn voor Saoedi-Arabië en de VAE, waaronder de Democratische vertegenwoordiger Ilhan Omar, al geviseerd zijn door online desinformatiecampagnes vanuit deze twee Golfmonarchieën. Indien Musk Twitter zou verwerven, zouden leiders in SA en de VAE zich van nog meer speelruimte verzekeren om zich in te laten met dergelijke tactieken. Als de leiders van SA of de VAE vinden dat hun persoonlijke heerschappij of regionale veiligheidsstrategieën ernstig bedriegd worden door Biden, zouden ze bijvoorbeeld de VS-presidentsverkiezingen van 2024 kunnen viseren.
Tot op vandaag blijven de investeringen vanuit SA en de VAE in de Verenigde Staten hoog. De Saoedische investeringen alleen bedragen formeel zo’n 800 miljard dollar, maar liggen waarschijnlijk nog veel hoger als de niet-openbaar gemaakte fondsen erbij geteld zouden worden.
In maart 2022 zei Mohammed bin Salman aan het door de staat gerunde Saoedische Persagentschap dat zijn land zijn investeringen in de VS wel eens zou kunnen terugschroeven. “Net zoals we de mogelijkheid hebben om onze belangen op te drijven, hebben we de mogelijkheid om ze te verminderen”, stelde de kroonprins. Mohammed bin Salman stuurde op die manier waarschijnlijk alleen maar een waarschuwing naar Washington. Maar als hij het VS-beleid bedreigend genoeg vindt voor zijn heerschappij of nationale veiligheid, zou hij de economische interdependentie gevestigd onder Nixon en Faisal in de jaren 1970, kunnen terugdraaien.
De groeiende banden tussen de Arabische Golfstaten enerzijds en Rusland en China anderzijds, kunnen ook gevolgen hebben voor de financiële en strategische betrekkingen tussen de Arabieren en de VS. De samenwerking tussen de olie-exporterende Arabische landen en Rusland met het oog op het op peil houden van de olieprijzen - zelfs nadat Rusland Oekraïne is binnengevallen - frustreert Washington.
De Arabische monarchieën hebben hun economische en politieke banden ook aanzienlijk aangehaald met China, het land dat door de Biden-regering bestempeld werd als de grootste geopolitieke uitdaging voor de Verenigde Staten. China heeft de VS voorbijgestoken als de belangrijkste handelspartner van de Golfstaten. De Chinese investeringen in en de wapenverkoop aan de Arabische koninkrijken nemen toe. Naar verluidt heeft de Verenigde Arabische Emiraten zijn inspanningen om F-35’s te kopen van de VS gestaakt vanwege de eis van Washington dat het land eerste een deal annuleert met de Chinese tech-reus Huawei om een 5G-netwerk te installeren in het koninkrijk.
In maart 2022 verschenen er berichten over actieve gesprekken tussen Peking en Riyad om Saoedische olie te verkopen aan China geprijsd in yuans in plaats van dollars. De Amerikaanse munt is tot dusver de enige die de Saoedi’s aanvaarden als betaling. Indien er een akkoord komt, zou dit verstrekkende gevolgen hebben. Niet alleen zou dit Saoedische investeringen in China en het bezit van de yuan als reservevaluta aanmoedigen, maar het zou de Chinese munt ook versterken op de mondiale financiële markten. Deze ontwikkelingen zouden ten koste gaan van de Amerikaanse dollar en investeringen in de VS-economie.
Andere landen zouden het Saoedische voorbeeld bovendien kunnen volgen, hoewel een snelle verandering onwaarschijnlijk is aangezien deze stap zou leiden tot een waardevermindering van hun in dollar uitgedrukte activa. Na verloop van tijd zouden de Arabische olie-exporteurs echter kunnen evolueren naar in yuan uitgedrukte activa, ofwel als gevolg van de aanhoudende groei van de Arabisch-Chinese handel, ofwel door verslechterende betrekkingen met de Verenigde Staten, of een combinatie van beide. Deze verschuiving zou langzaam maar zeker de huidige mondiale dominantie van de dollar en de Amerikaanse financiële bedrijven eroderen, en uiteindelijk ook van de economische structuren die aan de basis liggen van de geopolitieke dominantie van de VS.
Vanaf het begin tot vandaag hebben de Arabische Golfstaten en de Verenigde Staten begrepen dat kapitaalsinvesteringen zowel economische als geopolitieke overwegingen vragen. Buitenlandse investeringen tussen de Arabische koninkrijken in de Golf en de VS hebben de rijkdom en de macht van beide partijen enorm uitgebreid. Ze hebben ook mee vorm gegeven aan de economische en politieke wereldordes. Gezien deze geschiedenis kunnen grootschalige Arabisch-Amerikaanse investeringen nog plaatshebben tot ver in de toekomst, waarbij ze periodieke geschillen in de relatie tussen SA en de VS zullen doorstaan en zelfs helpen oplossen.
Recente ouvertures door het Witte Huis, met president Bidens bezoek aan Saoedi-Arabië in juli 2022 en de trip van vicepresident Kamala Harris naar de Verenigde Arabische Emiraten in mei 2022, tonen de economische en geopolitieke verstrengeling van de Arabische Golfstaten en de VS. Aanhoudend antagonisme, in het bijzonder tussen Mohammed bin Salman en de Amerikaanse Democratische Partij, gekoppeld aan het rijzend economisch en geopolitiek belang van China en Rusland voor de Arabische Golfstaten, zouden de fundamenten van de bestaande orde echter aan het wankelen kunnen brengen.
Dit artikel verscheen eerder in MERIP.