Image
Fidesz

Shutterstock.com

Fidesz won opnieuw omdat het enige beleid van de oppositie bestond uit het haten van Orbán
Artikel
5 minuten

De tegenstanders van de extreemrechtse partij hadden moeten vechten voor het leven van mensen, niet voor technocratische normen. Het zijn echter de Roma en LGBTQ gemeenschappen die de prijs zullen betalen. 

De Hongaarse verkiezingsresultaten zijn een nachtmerrie voor de Roma, rampzalig voor de LGBTQ-gemeenschap en een bedreiging voor progressieven in heel Europa. 

Viktor Orbáns extreemrechtse partij Fidesz heeft haar meerderheid over de nu verenigde oppositie verder uitgebouwd. De oppositie kon slechts 35% van de stemmen verzamelen en maar winnen in twee kiesdistricten buiten haar bastion Boedapest. De zes belangrijkste oppositiepartijen die opkwamen als een alliantie, behaalden zes parlementszetels minder dan ze in 2018 als aparte entiteiten bemachtigden. 

De vervolging van de Roma-gemeenschap in het land is de afgelopen jaren zodanig toegenomen dat velen gevlucht zijn. De meesten zoeken als EU-burgers andere oorden op binnen Europa. Duizenden anderen vragen echter asiel aan in Canada, waar de grote meerderheid kan aantonen dat ze slecht genoeg behandeld zijn om als vluchteling te kwalificeren – een van de weinige concrete gegevens over de Roma die Hongarije ontvluchten. 

De vervolging van de Roma is de afgelopen jaren zodanig toegenomen dat velen gevlucht zijn.

Toen ik verslag uitbracht vanuit Hongarije, heb ik gesproken met leraars van gesegregeerde scholen – in één geval kregen Roma-kinderen les op een andere verdieping waar geen toilet was. Een kind werd door de directeur van de trap geschopt toen het naar boven probeerde te sluipen om naar het toilet te gaan. Ik heb Roma-tieners geïnterviewd die gedwongen werden om vooraan op de tram te zitten, weg van de andere passagiers, en ik sprak met politieagenten die vinden dat alle Roma-kinderen weggehaald moeten worden van bij hun ouders. 

Naast de parlementaire verkiezingen organiseerde de herkozen premier Viktor Orbán een referendum over het verbieden van de “promotie” van homoseksualiteit in scholen en het verhinderen van de toegang tot gender-bevestigende zorg voor jonge transmensen. Het referendum bereikte niet de vereiste opkomstdrempel, maar dat zal Orbán er niet van weerhouden om queers het komende halve decennium te blijven belasteren, en om transfoben en homofoben van over heel het continent te blijven samenbrengen. 

De aanvallen op de vrije pers zullen aanhouden – er zijn amper kanalen over die de persberichten van de overheid niet gewoon kopiëren en plakken. De ‘Central European University’ werd feitelijk uit het land gezet tijdens Orbáns vorige termijn en we mogen een nog repressiever optreden tegenover de academische wereld verwachten. 

Ik kan niet anders dan denken aan de daklozen, die uit de straten van Boedapest verbannen zijn in een poging de straten op te kuisen - aan Kálmán Sütö, die ik interviewde in 2018 en die elke nacht naar de bossen rond de stad moest stappen om een slaapplaats te zoeken, waarna hij weer terugkeerde naar zijn plaatsje voor het parlement waar hij een daklozenkrant verkocht. 

Maar deze ramp voor de Europese democratie is niet alleen de verantwoordelijkheid van Orbán en zijn bondgenoten. Zij zijn de overwinnaars: zij hebben gekregen wat ze wilden. Nee, het is ook de verantwoordelijkheid van de oppositie die er niet geslaagd is hem te verslaan. 

Tijdens deze verkiezing allieerden bijna alle andere partijen zich met elkaar in een poging om Fidesz van de macht te verdrijven. En in sommige gevallen was dit een logische keuze – de versnippering van de progressieve stem over verschillende partijen is een ramp in een systeem waarbij de meeste parlementairen verkozen worden via het ‘first-past-the-post’ principe (de districtskandidaat met de meeste stemmen krijgt de zetel). De instorting van Hongarije’s sociaaldemocratische partij heeft Links uiteengerukt en hereniging is van vitaal belang. 

In haar wanhoop om het land te bevrijden van zijn steeds autocratischere leider vergat de oppositie klaarblijkelijk om voor iets te staan.

Maar politiek is geen rekenoefening. Je kan stemmen niet gewoon bij elkaar optellen in tabellen en negeren dat elke stem een persoon is met een eigen geest en gedachten die overtuigd en geënthousiasmeerd moet worden. Politiek draait om conflict, en argumenten en macht. Door de alliantie uit te strekken tot de extreemrechtse partij Jobbik, en de conservatieve Peter Marki-Záy naar voor te schuiven als kandidaat voor het premierschap heeft de oppositie zichzelf monddood gemaakt. In haar gezamenlijke wanhoop om het land te bevrijden van zijn steeds autocratischere leider, vergat de oppositie klaarblijkelijk om voor iets te staan. 

Als de alliantie zo breed is dat er geen overeenstemming bereikt kan worden over de belangrijkste boodschappen, over wat je wil doen, dan kan je niet overbrengen hoe je de levens van de mensen kan verbeteren. Als je als leider iemand kiest die het over het algemeen eens is met je tegenstander over de belangrijke kwesties die een impact hebben op het dagelijks leven van de mensen, dan heb je weinig andere keuze dan met je campagne te focussen op de opgeblazen terreinen waar de kampen wel nog verschillen – in dit geval abstracte constitutionele kwesties. Die leiden echter zelden tot grote verkiezingsoverwinningen. (Misschien klinkt dit bekend in de oren bij de Labour Partij van het Verenigd Koninkrijk, maar dat is een onderwerp voor een ander moment.)

Als het enige wat je verenigt de haat voor Viktor Orbán is, dan verzeker je dat de verkiezingen volledig om Orbán draaien.

De oppositie moest een inspirerende beweging zijn voor een nieuwe generatie Hongaren, niet een mopperende coalitie van niet bij elkaar passende figuren die de baas niet mogen. Zo’n inspirerende beweging komt niet tot stand in de electorale politiek en komt er niet door de strijd uit de weg te gaan, noch door principes weg te cijferen. Ze komt voort uit uitdagingen, conflict en vastberadenheid. 

Een woedende vriend uit Hongarije stuurde me het volgende bericht: “De liberale Linkerzijde in Hongarije heeft ervoor gekozen om het racisme niet op de korrel te nemen. [Het is] een bewuste keuze. Het is wat ze niet doen en wat ze niet zeggen. Er is geen serieuze anti-racistische campagne in Hongarije. Niets”. Oppositieleider Marki-Záy’s campagne was echter erger dan stilzwijgen, met zijn posters die Orbán aanvielen omdat hij te ‘soft’ is voor migratie.

Dit vanuit het Engels vertaalde artikel verscheen eerder op Opendemocracy
 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Thema
Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.