Twee artikels over de rol van het Amerikaanse leger bij de hulpverlening in Haïti na de vreselijke aardbeving. Antoine Uytterhaeghe tracht aan te tonen dat Washington de controle over Haïti wil veilig stellen om de 'sweatshops' van het land te kunnen blijven gebruiken, en om mogelijke invloeden van Cuba of Venezuela, en ex-president Aristide, te pareren. Phyllis Bennis wijst erop dat het Pentagon de plaats inneemt die de Verenigde Naties toekomt.
DE HUMANITAIRE HULP WORDT GEMILITARISEERD
Antoine Uytterhaeghe
Gaat wat we in Haïti meemaken om humanitaire hulp of om een militaire bezetting in functie van een Amerikaans protectoraat?
Wat de rechten van de Haïtiaanse bevolking betreft is het onaanvaardbaar dat het land door Washington onder militaire voogdij geplaatst wordt, terwijl de nood van de bevolking steeds maar groter wordt. Door de machtsgreep bepaalt het Amerikaanse militaire apparaat wat prioritair is, wie in Port-au-Prince mag landen en wie niet. We kunnen hierbij de vraag stellen of Washington zich niet gedraagt als de koloniale heerser van het land.
De mensen in Haïti hebben dringend medische hulp en voedselbijstand nodig, geen tot de tanden gewapende soldaten met hun oorlogsuitrusting.
Het is volkomen onbegrijpelijk dat de chartervliegtuigen met hulpgoederen vertraagd of afgeleid worden naar het buurland om van daaruit over land te proberen zo vlug mogelijk bij de noodlijdende bevolking te geraken. Hilary Clinton bezocht het rampgebied en tijdens haar oponthoud op de luchthaven van Port-au- Prince werd om veiligheidsredenen alle luchtverkeer voor 3 uur stilgelegd. Drie uur lang konden er geen vliegtuigen met hulpgoederen landen, drie uur die voor vele slachtoffers bepalend waren tussen leven en dood. De VN secretaris Ban Ki-Moon verklaarde tijdens zijn blitzbezoek aan de Haïtiaanse hoofdstad, dat het volk niet aan zijn lot mag overgelaten worden. Een omvangrijke ontplooiing van directe VN hulp is dus meer dan noodzakelijk. Daartoe beschikt de VN organisatie over geëigende agentschappen, wat haar meteen ook goed positioneert om nadien de wederopbouw van het land te coördineren. Bijgevolg is het echt onbegrijpelijk - wil men tot een doeltreffende hulpverlening komen - dat men de hulpoperaties in deze context onder Amerikaanse voogdij plaatst, die het terrein militair bezet en willekeurig bepaalt wie mag landen en wie niet.
De militaire manier van hulpverlening doet vele vragen rijzen. Het uitwerpen van drank- en voedselpakketten vanuit helikopters in de hongerige massa, waarbij (uiteraard) een gevecht ontstaat om toch maar iets te bemachtigen, was geen fraai beeld van efficiënte hulpverlening. Na het uitwerpen van hun vracht keerden de helikopters terug zonder de vraag te stellen wie de hulp prioritair nodig heeft. De ouderen, zieken, gewonden maken bij een dergelijke hulpverlening geen enkele kans om toch maar iets in handen te krijgen.
De frustratie over de moeilijkheid om de hulpgoederen bij de mensen te brengen, wordt door de rivaliteit onder de donorlanden nog groter. De VS maakten deze crisis tot hun aangelegenheid, ze stuurden duizenden militairen en een armada aan marine-schepen de voor de kust stand bye gehouden wordt. Franse en Mexicaanse vliegtuigen mochten niet landen. De Amerikaanse militairen moeten de orde herstellen, een opstand van de bevolking onmogelijk maken. Op de website van de conservatieke thinktank Heritage Foundation staat een commentaar die het volgende zegt: “Cubaans medisch personeel en Venezolaanse hulp zullen naar Haiti gestuurd worden, en het kan niet anders dan er spanningen komen rond media-aandacht en beeldvorming bij de bevolking. In deze enorme menselijke tragedie zou het gezond verstand moeten gevolgd worden maar de Castro's en de Chavez'en van deze wereld zien het zo niet. De propaganda van Havana en Caracas zal zeker de VS inspanningen in een slecht daglicht willen stellen.” ° Kunnen we daaronder verstaan dat de militairen moeten beletten dat Cubaanse en Venezolaanse hulp efficiënt bij de mensen komt?
Het huidig optreden van Washington vertoont duidelijk kenmerken van eigen belang. In het verleden hebben de Amerikanen steeds hun militaire stempel gedrukt op de betrekkingen met Haïti, ten dienste van de Amerikaanse welvaart en in het belang van de Amerikaanse imperialistische machtskringen. De leidende kringen in de VS hebben dit onderdrukt land geïsoleerd en tot de bedelstaf gebracht sinds de eerste negerslavenopstand en haar onafhankelijkheid in 1804. Het huidige Amerikaanse militaire machtsvertoon is het vierde in de voorbije 95 jaar. Bij het begin van vorige eeuw werd Haïti onder Amerikaanse bezetting geplaatst, een bezetting die twintig jaar duurde. De Amerikaanse troepen verlieten het land pas wanneer ze een volgzame regering hadden geïnstalleerd met een effectief repressie-apparaat voor het neerslaan van mogelijke opstanden. Washington heeft gedurende dertig jaar de dictatuur van de Duvaliers welwillend gesteund, een zwarte periode in het leven van hongerige Haïtianen en de moordpartijen van de gevreesde Tontons Macoutes. Voor de Amerikanen was deze dictatuur een vooruit geschoven post tegen het communisme en tegen Cuba. Sedert de val van de Duvalier dynastie in 1986 hebben de opeenvolgende Amerikaanse regeringen, zowel Republikeinen als Democraten, alles in het werk gesteld om een betrouwbare satellietstaat te construeren die de belangen van de vrije markt veilig moest stellen, de vrijwaring van de eigendom en rijkdom van Haïtiaanse elite alsook van de Amerikaanse investeringen, aangetrokken door de hongerlonen. Deze lange geschiedenis heeft ertoe geleid dat vandaag 80 procent van de bevolking in extreme armoede leeft.
Deze politiek wordt vandaag verder gezet onder de leiding van Bill Clinton als VN vertegenwoordiger voor Haïti en zijn echtgenote Hillary Clinton als VS minister voor Buitenlandse zaken. Washington heeft in de voorbije jaren ( 1994 en 2004) twee staatsgrepen tegen de met grote meerderheid verkozen president Aristide gesteund en troepen naar het land gestuurd om hem van de macht te verdrijven. Tijdens de machtsovername van 2004 werd de rechtmatige president per boot uit het land verbannen. Hij leeft nu in Zuid-Afrika. Omdat de VS hun soldaten voor de oorlog in Irak nodig hadden, werd de taak overgedragen aan een VN vredesmacht onder Braziliaans commando.
Ondanks de capitulatie van Aristide en het inwilligen van de dictaten van IMF en Wereldbank, ondanks zijn compromis-bereidheid met Washington blijft Aristide persona non grata voor de elite van Washington en Port au Prince. Obama blijft gekant tegen zijn terugkeer en zijn partij Fanni Lavalas blijft buiten de wet gesteld. Toen de politieke partij van Aristide in mei 2000 een duidelijk verkiezingsoverwinning behaalde, weigerde de Clinton administratie en de door de republikeinen gecontroleerde senaat de verkiezingsuitslag te aanvaarden en stopte iedere Amerikaanse hulp. Het protest In Haiti van 2004 kreeg de steun van de VS, wat opnieuw leidde tot het sturen van Amerikaanse soldaten om de wettig verkozen president te verbannen. René Préval, de ex vertrouwensman en minister van de Aristide regering, toonde dat hij een goede tafelspringer is als trouwe vazal van Washington en de elite in Port au Prince.
Gedurende regeringsperiode van Clinton en Bush werd het land verplicht om de structurele aanpassingsprogramma's en de voorwaarden van het IMF en WB te aanvaarden. Dit leidde tot een nog grotere verslechtering van de levensomstandigheden voor de bevolking, velen vluchten het land uit op zoek naar een beter en meer menswaardig bestaan.
Préval is een oude medestander van Aristide maar plooide gewillig naar de eisen van Washington. Zijn regime wil Haïti tot een rendabele basis maken voor de Amerikaanse landbouwproducten en kledingindustrie (de zogenaamde sweatshops), dank zij de hongerlonen die de Haïtiaanse arbeiders krijgen uitbetaald. In april 2008 kende het land een nieuwe hongeropstand, maar Préval blokkeerde de legislatieve verplichting om de lonen op te trekken tot 1,72 dollar per dag.
De Verenigde Staten spenderen enorme geldsommen voor hun oorlog tegen het terrorisme. Kan men zich indenken hoeveel levens er zouden kunnen gered zijn bij deze natuurramp, wanneer een fractie van het verspilde bedrag voor het bekostigen van de waanzinnige en futiele oorlogen, maar besteed zouden zijn voor economische en sociale ontwikkeling van het straatarme en beproefde Haïti.
Steeds opnieuw horen we dat het sturen van een dergelijke troepenmacht nodig is om de veiligheid te garanderen. Maar de feiten tonen duidelijk aan dat, daar waar deze hulp in afspraak en samenwerking met de bewoners bezorgd wordt, de veiligheid gewaarborgd is. Maar wanneer de hulpverlening vertraagt of gedeeltelijk wegblijft dan wordt de vertwijfeling ondraaglijk en zullen slachtoffers van de ramp het water en voedsel met alle middelen trachten te bemachtigen. In onze media krijgen ze dan het etiket plunderaars opgeplakt. De hulpverlening wordt gemilitariseerd om het land te kunnen controleren tegen een terugkeer van Aristide, of tegen een eventuele invloed van Cuba of Venezuela.
Daadwerkelijke hulp om het land na deze catatstrofe de beste vertrekkansen te bieden voor wederopbouw zal zeker kwijtschelding van de buitenlandse schuld moeten behelzen. Maar tot op heden is het windstil hieromtrent. IMF, Wereldbank en internationale kredietverleners hoor je niet, tenzij om nieuwe leningen - dus nieuwe schulden - voor te stellen. Het schuldenvrij maken van het land zou hen iedere greep doen verliezen op het toekomstig beleid, omdat de schuldenlast dan niet meer als 'wapen' kan worden ingezet voor de vrijwaring van de liberale markteconomie.
Wat de Haïtianen nodig hebben na deze ramp, is dat een maatschappelijke en sociale structuur, scholen, gezondheidsinstellingen en economische ontwikkeling opgebouwd wordt waarbij de bevolking actief betrokken is. Zo kan men een daadwerkelijke democratische samenleving tot stand brengen.
°http://www.heritage.org/Press/Commentary/ed011410a.cfm
HAÏTI, ALWEER
Phyllis Bennis
De marginalisering van de Verenigde Naties en de militarisering van de Noord-Amerikaanse hulp in Haiti toont ons hoe de humanitaire noden onderschikt zijn aan de prioriteiten van het Pentagon.
Het geeft een speciaal eng gevoel een humanitaire catastrofe voor je ogen te zien plaats grijpen en te weten dat het enige nuttige dat je kan doen geld te geven is. Ik herinner me hoe de Rwandese terreur voor onze ogen op tv tot een genocide explodeerde, terwijl diplomaten van Frankrijk en de VS de VN Veiligheidsraad aan het bewerken waren om te beletten dat de Verenigde Naties zou optreden om de genocidaires te stoppen. En ondanks alle verschillen tussen natuurrampen en de catastrofes die het handelen van de mens veroorzaakt, heb ik een gelijkaardig gevoel van hulpeloosheid bij het aanschouwen van huidige Haiti-crisis vanuit de geborgenheid van onze leefkamers.
Deze keer proberen de Verenide Staten de humanitaire hulp niet te verhinderen. President Obama engageerde zich duidelijk voor het Haitiaanse volk en beloofde zowel noodhulp als dat wij aan hun kant zouden staan in de toekomst. Hij maakte duidelijk dat het duidelijk een overheidsverantwoordelijkheid is om humanitaire crisissen te beantwoorden. Dat is een interessante uitspraak ook als duidde hij zijn voorgangers aan om een parallel privé-initiatief te leiden.
De werkelijkheid op het terrein blijkt echter dezelfde problemen te vertonen als in het verleden: het leger neemt de leiding over, de dominerende kracht van de VS duwen de Verenigde Naties opzij, de hopeloze humanitaire noden worden ondergeschikt aan de prioriteiten van het Pentagon.
Zaterdag 16 januari citeerde de New York Times minister van buitenlandse zaken Hilary Clinton: “we treden op in dienst van de Haitiaanse regering, niet om haar plaats in te nemen”. Dat is een correcte houding. Maar dan vervolgde ze met te zeggen dat ze verwachtte dat de Haitiaanse regering een nooddecreet zou afkondigen waarin onder meer het recht op uitgaansverbod zou worden opgenomen. “Het decreet zou de regering geweldige versterking van de regerinsautoriteit betekenen, die ze in de praktijk aan ons zouden kunnen doorgeven.” Dat is kennelijk wat we moeten begrijpen onder “niet haar plaats innemen”.
Het VS leger controleert de luchthaven. Dat betekent, althans volgens het VN World Food Programme (WFP), dat van de 200 in- en uitgaande vluchten per dag, “het merendeel voor het VS leger zijn, dat als prioriteit de veiligheid van het land heeft; terwijl onze prioriteit is de mensen eten te geven”. Donderdag 14 en vrijdag 15 januari konden de WFP-vliegtuigen met voedsel, geneesmiddelen en drinkwater niet landen omdat alles moest wijken voor de veiligheid zoals de VS die bepaalde. Zaterdag 16 januari werden minstens twee Mexicaanse ladingen met humanitaire goederen afgewezen, terwijl de VS troepen wel konden landen.
Op dat ogenblik was er zeker nog geen wijdverspreid geweld dat de hulplevering zou verhinderen; deze keuze die soldaten belangrijker acht dan water, geneesmiddelen en voedsel heeft wellicht Haitiaanse levens gekost.
Deze militarisering van de hulp was uitsluitend gebaseerd op de verwachting, niet de realiteit, of grootschalig geweld. De beslissing van Washington om de marines voorrang te geven over artsen of drinkwater, was gebaseerd op de veronderstelling dat er geweld zou komen dat de hulpdistributie zou verhinderen. Ondanks de veralgemeentde woede en de plunderingen van voornamelijk voedsel, waren de werkelijk gewelddadige incidenten – die breed werden uitgesmeerd – klein in aandeel en eerder geïsoleerde gevallen.
Mijn punt betreft wie de leiding kan nemen. Als de lokale regering niet langer bestaat, dan moet gelijk welke autoriteitsoverdracht naar de Verenigde Naties gaan, en niet naar het VS leger. De Verenigde Staten zou de geweldige transportcapaciteit van het Pentagon ten dienste moeten stellen van Haiti en van de Verenigde Naties, niet omgekeerd.
Een militarisering van de hulpverlening zal niet het grootste aantal levens redden.