De mondiale NAVO

De mondiale NAVO
8 minuten

Op het Wereld Sociaal Forum in Tunis (26 tot 30 maart) organiseerde het 'no-to-war no-to-nato'-netwerk, waarvan Vrede lid is, een bijeenkomst over de NAVO in Afrika. 

Om de bijneenkomst in een context te plaatsen gaf Vrede onderstaande inleidende uiteenzetting over de ontwikkeling van de NAVO tot mondiale militaire alliantie. (Zie ook 'De NAVO, instrument voor geostrategische belangen' van mei 2012)

Het publieke argument voor de oprichting van de NAVO in 1949 was dat het Westen zich moest wapenen tegen militaire dreigingen die zouden uitgaan van de communistische wereld. Centraal daarin staat artikel 5 van het Verdrag van Washington (4 april 1949): een gewapende aanval tegen een of meerdere NAVO-lidstaten in Europa of Noord-Amerika worden beschouwd als een aanval tegen alle andere, waarop dan gemeenschappelijk zal worden gereageerd. Een diepere kijk op de geschiedenis van de NAVO geeft een ander beeld, namelijk dat een belangrijke bestaansreden van dit militair bondgenootschap vooral te maken heeft met ideologische, economische en geopolitieke belangen. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (van 1953 tot 1959), John Foster Dulles, die heel wat tijd stak in de uitbouw van de NAVO en het maken van allianties ('pactomania') om de invloed van de Sovjetunie tegen te gaan, zei in 1949: “Ik ken geen enkele hoge verantwoordelijke functionaris, militair of civiel in deze regering en elke andere regering, die gelooft dat de Sovjetunie veroveringen plant met een open militaire agressie”.

De economische heropleving van het naoorlogs Europa via het Marshall-plan had dan ook weinig te maken met altruïsme en meer met Amerikaanse economische en politieke doeleinden: “we hebben markten nodig, grote markten, in dewelke we kunnen kopen en verkopen”, zo schreef William Clayton, de onderminister voor Economische Zaken in 1947 aan zijn baas George Marshall, toenmalig minister van Buitenlandse Zaken.

De tegenhanger van de NAVO was het Warschaupact dat evenwel pas in 1955 het daglicht zag, na de toetreding van West-Duitsland tot de NAVO. Na de ontbinding van het Warschau-pact in 1991, bleef de NAVO gewoon voortbestaan, juist omdat de dreiging vanuit Oost-Europa niet de echte centrale bestaansreden was. De VS vreesden dat het verdwijnen van het Warschaupact negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor hun politieke, economische en militaire invloed in Europa. Met het wegvallen van de officiële vijand was er in elk geval een nieuwe legitimatie voor de NAVO nodig. Die werd gevonden in achtereenvolgens de instabiliteit aan de NAVO-grenzen, de nood aan optreden om meer humanitair leed te voorkomen (Kosovo), de strijd tegen de terreur (9/11 en Afghanistan) en de vooruitgeschoven verdediging tegen veraf gelegen dreigingen die toch een impact kunnen hebben.

De NAVO maakte van de nood een deugd. Het einde van de Koude Oorlog en het wegvallen van de vijand in Oost-Europa stuwden de NAVO veel openlijker dan voorheen naar een rol als mondiale actor. Dat gebeurde op drie manieren: 1. de transformatie tot interventiemacht 2. de effectieve territoriale uitbreiding van de NAVO en 3. het aangaan van samenwerkingsverbanden wereldwijd.

Out-of area

Heel vlug al, tijdens de NAVO-top in Rome (november 1991), werden de eerste stappen gezet in de transformatie van de NAVO naar een interventiemacht. In het eerste Nieuw Strategisch Concept werd de deur opengezet voor militaire optredens buiten de verdragszone om 'crisissen te helpen beheersen'. Het conflict in Joegoslavië zette de zaken meteen op scherp met maritieme operaties in de Adriatische Zee (1992-1993) ter ondersteuning van een wapenembargo, het monitoren (1992) en vervolgens handhaven (1993) van een no-fly zone boven Bosnië die zou uitmonden in de eerste grote buitenterritoriale bommencampagne van de NAVO in 1995 (Operation Deliberate Force). De oorlog om Kosovo (1999) was het startsein voor een tweede Nieuw Strategisch Concept (Washington, april 1999). “Kosovo toont zeer duidelijk aan dat het noodzakelijk is dat de diplomatie wordt geruggensteund door militaire macht”, aldus toenmalig NAVO-Secretaris-Generaal Javier Solana. Voortaan heette het dat de NAVO in staat moest zijn om 'niet-artikel 5-opdrachten' uit te voeren in antwoord op crisissen. Het maakte van de NAVO meer nog dan voorheen een mondiale actor. Een heel duidelijk niet-artikel-5-opdracht was de NAVO-operatie in Libië in 2011 toen het land 6 maanden lang werd gebombardeerd. Officieel ging het om een operatie ter bescherming van de bevolking. In werkelijkheid gaf de NAVO luchtsteun aan de rebellen in hun opmars naar Tripoli. Libië is niet toevallig een land met belangrijke olie- en gasreserves waar China op het moment van de NAVO-opdratie voor rond de 20 miljard dollar investeringen had lopen.

Uitbreiding

Sinds haar oprichting heeft de NAVO geregeld nieuwe leden bijgekregen. De grootste uitbreiding gebeurde evenwel na de Koude Oorlog. Tussen 1999 en 2009 vervoegden 12 landen het westers militair bondgenootschap. Al deze nieuwe leden kenden tijdens de Koude Oorlog een communistisch bestuur. Officieel moest de uitbreiding bijdragen tot stabiliteit en veiligheid voor de Euro-Atalantische zone. In werkelijkheid werd geaasd op de mogelijkheden die “de uitbouw van markteconomieën” bood, dixit de NAVO-verklaring over de ontwikkelingen in de Sovjetunie (Rome, november 1991). Een studie van de NAVO uit 1995 over de uitbreiding van de NAVO stelde dat een “functionerend democratisch politiek systeem gebaseerd op de markteconomie” een belangrijke voorwaarde voor lidmaatschap was. De uitbreiding maakt sommige landen behoorlijk nerveus. De NAVO-plannen om ook het uitermate stragegisch gelegen Georgië in de NAVO op te nemen, hebben al tot zware spanningen geleid met Rusland, dat niet wil dat de NAVO nog verder oprukt naar de eigen grenzen en wat beschouwd wordt als de eigen invloedzone.

Partnerschappen

De jongste twee decennia heeft de NAVO haar mondiale rol versterkt door tal van samenwerkingsverbanden aan te gaan. In het derde Nieuw Strategisch Concept (Lissabon, november 2010) wordt het aangaan van samenwerkingsverbanden met niet-NAVO-landen als een van de belangrijkste taken van de NAVO gezien onder de noemer van 'Coöperatieve Veiligheid'. Volgens de NAVO zijn er samenwerkingsverbanden lopende met in totaal 41 landen en 'partners'. Een van de grote samenwerkingsverbanden is de Euro-Atlantische Partnerschapsraad (EAPR) met tal van landen uit de voormalige Sovjetunie, maar ook met 'neutrale' landen als Oostenrijk, Zwitserland, Finland of Ierland. Onder het EAPR zijn er bilaterale samenwerkingsverbanden afgesloten tussen de NAVO en individuele landen. Onder deze 'Partnership for Peace'-programma's (PfP) met in totaal 22 landen vallen tal van instrumenten en mechanismen op alle mogelijke terreinen van defensiehervormingen, over planning en training, tot samenwerking op vlak van wetenschap en milieu. Het zorgt er voor dat de NAVO verregaande invloed kan uitoefenen op het hele defensie-apparaat van een betrokken land, maar ook invloed die van politieke en economische aard is.

Twee andere structurele samenwerkingsverbanden zijn de 'Mediterranean Dialogue' (1994) en de 'Istanbul Cooperation Initiative' (2004). De 'Mediterranean Dialogue' speelt een cruciale rol in de invloed die de NAVO wil verwerven in het gebied van de Middellandse Zee. Lid zijn Algerië, Egypte, Israël, Jordanië, Mauritanië, Marokko en Tunesië. Officieel wil de NAVO zo bijdragen tot de regionale veiligheid en stabiliteit en werken aan de wederzijdse verstandhouding. Net als het PfP-programma is de Mediterrane Dialoog het vehicle voor een breed scala aan praktische samenwerkingsverbanden op alle mogelijke terreinen. Libië wordt genoemd als een mogelijk nieuw lid, wat gezien de betrokkenheid van de NAVO in de militaire opmars van de rebellen tegen Khadaffi, logisch is. Een bijzondere band bestaat er met Israël. In februari 2005 bracht de toen hoogste NAVO-vertegenwoordiger, Secretaris-Generaal Jaap de Hoop Scheffer, voor het eerst in de NAVO-geschiedenis, een officieel bezoek aan Israël. Een maand later al vonden de eerste gemeenschappelijke Israëlische-NAVO marinemanoeuvres plaats. In mei van datzelfde jaar werd Israël als ‘mediterranean Associate member’ toegelaten tot de parlementaire assemblee van de NAVO. In de jaren daarop namen Israëlische troepen deel aan verschillende NAVO-oefeningen. Drie maanden na de Libanonoorlog van 2006 kon Israël als allereerste land een 'Individueel Samenwerkingsprogramma' (ICP) afsluiten, dat inmiddels is omgedoopt tot 'Individueel Partnerschap- en Samenwerkingsprogramma'. Daarmee kwam er een vervolg aan een toenadering die in 2001 startte met een ‘veiligheidsovereenkomst’ tussen NAVO en Israël. Het programma voorziet in een samenwerking op 27 domeinen zoals antiterrorismebestrijding, het delen van inlichtingen, politieke dialoog, militaire oefeningen, crisismanagement, nucleair-biologische en chemische defensie, controlebeheer van het luchtruim, ontwapening en non-proliferatie. Dat laatste klinkt nogal cynisch als je weet dat Israël de enige kernwapenmacht is in de regio.

Binnen de 'Istanbul Cooparation Initiative' (ICI) loopt de samenwerking tussen de NAVO en vier Golfstaten (Qatar, Verenigde Arabische Emiraten, Bahrein en Koeweit). Ook hier gaat het over een brede vorm van samenwerking die geleid heeft tot de praktische deelname van een aantal ICI-landen bij NAVO-operaties. Volgens de website van de NAVO dragen 'verschillende' ICI-partners actief bij tot de NAVO-ISAF-operaties in Afghanistan. De waarde van ICI werd extra in de verf gezet met de 'Operation Unified Protector' in Libië, toen Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten met hun gevechts- en transportvliegtuigen onder NAVO-commando mee participeerden aan de oorlog tegen Libië. Qatarese Special Forces zouden met goedkeuring van de NAVO ook instaan voor de training van de Tripolibrigade. Qatar zou samen met Frankrijk tenslotte een belangrijke rol spelen in het bewapenen van de rebellen.

Naast deze structurele samenwerkingsverbanden zijn er ook de 'Partners around the Globe' zoals Japan, Nieuw-Zeeland, Australië, Zuid-Korea, Pakistan, Irak, Afghanistan en Mongolië. De meeste van die landen liggen in het geostrategische belangrijke Stille-Zuidzeegebied (grondstoffen en maritieme transportroutes) dichtbij de achtertuin van China dat wantrouwig naar die NAVO-aanwezigheid kijkt.

Afrika

Libië was weliswaar de eerste grote oorlogsoperatie in Afrika, de belangstelling van de NAVO voor dit continent dateert al van eerder. In 2005 startte de eerste NAVO-operatie ter ondersteuning van de missie van de Afrikaanse Unie (AU) in het Soedanese Darfur (AMIS) met de training van AU-militairen en het verzorgen van luchttransport. Die operatie eindigde in 2007. De Afrikaanse Unie riep in 2007 de NAVO-hulp opnieuw in voor lucht- en maritiem transport voor haar missie in Somalië (AMISOM) gericht tegen de opmars van de Unie van Islamitische rechtbanken. Daarnaast opereert de NAVO ook in Operation Ocean Shield voor de Somalische kust in de strijd tegen de piraterij. Het gaat om een belangrijke strategische zeevaartroute, langswaar heel wat handelsverkeer loopt. De AU was verder ook vragende partij voor NAVO-hulp bij de oprichting van een Afrikaanse stabiliseringsmacht. De NAVO aanvaardt maar al te graag deze opdrachten, omdat het geostrategisch belang van Afrika op vlak van bijvoorbeeld grondstoffen erg is toegenomen. De groeiende aanwezigheid van de NAVO in Afrika loopt parallel met de ontplooiing van het Amerikaanse Africa Command (Africom) dat onder president Bush in 2008 is opgericht. Africom is er gekomen omdat de VS zich zorgen maakten over de groeiende invloed van China.

Ludo De Brabander is co-auteur van het boek: 'Als de NAVO de passie preekt' (EPO, 2009)


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Thema
Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.


Source URL: https://vrede.be/nieuws/de-mondiale-navo