In twee fazen, op 6 augustus en op 4 november 2018, stelde de Amerikaanse president Donald Trump alle sancties die ooit door de Verenigde Staten werden uitgevaardigd tegen Iran, het olierijke land aan de Perzische Golf, weer in.
Het is een nieuwe poging om Iran economisch volledig te isoleren en zo op de knieën te dwingen. Alle landen ter wereld worden, op straffe van sancties, geacht daaraan mee te werken.
Iran is één van de punten waarop Trump consequent is gebleven. Dit mede onder invloed van zijn vriend Benjamin Netanyahu, eerste minister van Israël, voor wie de Iraanse islamitische staat dé grote boeman in de Midden-Oosten-regio is. Al tijdens zijn verkiezingscampagne zei Trump onomwonden dat hij de nucleaire deal met Iran, het 'Joint Comprehensive Plan of Action' (JCPOA), een zeer slecht plan vond dat hij ongedaan zou maken.
Het nucleair akkoord met Iran werd na jaren van onderhandelingen op 14 juli 2015 in Wenen ondertekend door de zogenaamde 'P5+1' (de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad -de Verenigde Staten, Rusland, China, Frankrijk en Groot-Brittannië- plus Duitsland). Onder dit akkoord beloofde Iran zijn atoomprogramma, inclusief de verrijking van uranium, sterk terug te schroeven en te laten controleren door het in Wenen gevestigde Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA). Zo zou het voor de Iraanse regering onmogelijk worden om een atoombom te produceren. In ruil zouden alle bestaande economische sancties tegen Iran worden opgeheven.
Het akkoord wekte de hoop dat een escalatie van het dispuut rond het Iraans nucleair programma, met het potentieel van een algemene oorlog in het Midden-Oosten, zou kunnen voorkomen worden. Iran hoopte van zijn kant dat het economisch zou kunnen groeien en een beter leven zou kunnen geven aan zijn door de sancties verarmde bevolking, die geregeld morde, manifesteerde en staakte. De gematigde Hassan Rohani, president sedert augustus 2013, moest hard knokken tegen machtige segmenten binnen de Iraanse maatschappij die veel bezwaar hadden tegen een deal, zoals radicale sjiitische clerici, de opperste leider ayatollah Ali Khamenei, militairen en de Iraanse Revolutionaire Garde.
Eenmaal het nucleair akkoord gesloten was, hield Rohani zich strikt aan de bepalingen ervan om het niet in gevaar te brengen. Dat wordt ook bevestigd door alle inspectieverslagen van het IAEA. Daarmee spreekt de internationale organisatie president Trump formeel tegen, die blijft volhouden dat Iran niet te vertrouwen is en in het geheim toch nog aan 'de bom' werkt. Op 8 mei 2018, ruim een jaar na zijn aantreden, werd het nucleair akkoord eenzijdig door Trump verbroken.
Eenzijdig
Al snel bleek dat het nucleair akkoord uitsluitend door Iran nageleefd werd. Barack Obama, Amerikaans president van 2009 tot 2017, onder wie het akkoord tot stand was gekomen, hield zich niet aan zijn deel van de afspraak. Er werden wel enkele VS-sancties tegen Iran opgeheven, maar andere werden dan weer ingevoerd op andere gronden dan 'de bom'. Zo werd Teheran gestraft voor schendingen van de mensenrechten, voor zijn ballistische rakettenprogramma en voor zijn steun aan wat in de ogen van het Westen terroristische groepen zijn.
Naast de officiële sancties, saboteerde de VS alle pogingen om zaken te doen met Teheran via dubbelzinnigheid en willekeur. Om het even welk buitenlands bedrijf kon (en kan) voor een Amerikaanse rechter worden gedaagd omdat het in zijn handelsverkeer met Iran gebruik maakt(e) van de dollar of door de VS gecontroleerde internationale betalingssystemen. Zelfs internetverkeer met Iran via een server in de Verenigde Staten was (en is) al voldoende om fikse boetes te krijgen. In dit klimaat van onzekerheid was het niet te verwonderen dat ondernemingen zich niet echt durfden te engageren. De Amerikaanse markt is heel wat groter dan de Iraanse en als er moest worden gekozen tussen de VS en Iran was de keuze snel gemaakt.
Het halfhartige Iran-beleid onder Obama werd onder zijn opvolger Trump vervangen door een ronduit agressief sanctiebeleid. Ondanks de positieve rapporten van het IAEA zegde Trump de nucleaire overeenkomst met Iran op, waardoor hij de feitelijke niet-naleving ervan door de VS officieel maakte. Sedert begin november dit jaar zijn alle sancties weer officieel van kracht – zij het nog niet in alle gestrengheid. Acht belangrijke invoerders van Iraanse olie -China, Griekenland, India, Italië, Japan, Taiwan, Turkije en Zuid-Korea- mogen nog altijd olie kopen in het land.
Dubbelzinnig Europa
De Europese Unie en haar lidstaten, die met de Iran-deal gehoopt hadden op een lucratief handelsverkeer -onder andere met de verkoop van nieuwe Boeing-vliegtuigen ter modernisering van de Iraanse burgerluchtvaartvloot, contracten voor de ontginning van Irans olie- en gas, de export van Europese auto’s naar het land, enzovoort- zagen hun potentiële winsten in het niets verdwijnen. Aanvankelijk dreigde de EU ermee de Europese bedrijven te verbieden om zich te houden aan de Amerikaanse sancties. Maar de ondernemingen trokken zich niets aan van deze EU-waarschuwing. Het ene na het andere grote Europese bedrijf trok zich terug uit Iran – de Duitse autofabrikanten Daimler (Mercedes-Benz) en Volkswagen, hun Franse concurrenten PSA (Peugeot-Citroën) en Renault, en in de oliesector het Franse Total. Vele kleinere ondernemingen volgden hun voorbeeld. Ze werden daar niet op aangesproken, noch voor gesanctioneerd door de EU. Er is al maandenlang sprake van dat de EU en Rusland een alternatief systeem zouden opzetten voor betalingen van en aan Iran, maar de realisering daarvan laat op zich wachten.
Europa bevindt zich in een dubieuze en dubbelzinnige positie. Het heeft de VS altijd gevolgd als het om Iran gaat. Het stelt zich op diplomatiek vlak systematisch anti-Iraans op. Meer zelfs, het bestrijdt Iran indirect militair door pro-Iraanse milities of met Iran bevriende naties aan te vallen. Zo voeren EU-lidstaten een illegale oorlog tegen de Iraanse bondgenoot Syrië in het kader van een 'internationale coalitie' die nooit het fiat van de Verenigde Naties kreeg. Europa is op die manier medeverantwoordelijk voor de dood van tienduizenden Syrische burgers.
Maar wat het nucleair akkoord met Iran betreft is de EU het niet eens met de VS. Europa wil het behouden om meer geweld te voorkomen en omdat het 'de gematigde' Iraniërs wil steunen. Bovenal zou de EU wel willen profiteren van de handel met een land dat een markt van meer dan 80 miljoen inwoners heeft. Tot nog toe houdt Europa zich echter niet aan zijn deel van de nucleaire overeenkomst door feitelijk in te stemmen met het Amerikaanse sanctieregime en het niet te bestrijden. De EU wil het Iran-akkoord dus behouden, maar leeft het zelf niet na en doet niets om het effectief te handhaven
Trumps oorlog?
Wellicht wacht Europa, als trouwe vazal van Washington, gewoonweg op een negatieve reactie van Iran, bijvoorbeeld een hervatting van enkele nucleaire activiteiten, om het land dan met de vinger te kunnen wijzen. Het is zelfs niet uitgesloten dat Europa zou deelnemen aan een westerse militaire coalitie tegen Iran. Nu de Israëlische premier Netanyahu in de gevangenis dreigt te belanden wegens corruptieschandalen en Trump al aan zijn herverkiezing mag beginnen denken, is een militaire interventie best mogelijk. Een 'goede' oorlog is een veelbeproefd recept om binnenlandse problemen op te lossen of de populariteit in eigen land op te vijzelen.
Trump bereidt die potentiële oorlog ook voor door, in samenwerking met Israël, 'fake news' over Iran te verspreiden. En meer nog door de etnische minderheden in het land aan te sporen tot geweld. Dit jaar werd al een reeks aanslagen, met tal van burgerslachtoffers, gepleegd door de Iraanse “oppositie”. Die bonte oppositie -zelfs de communistische- bezoekt geregeld Washington en vindt daar uitgebreid gehoor. Merkwaardig genoeg komt ook hier Europa weer in beeld, want een aantal van die groepen beschikken over kantoren in EU-lidstaten. In Teheran werden de ambassadeurs van Groot-Brittannië, Nederland en Denemarken daarvoor al op het matje geroepen, naar aanleiding van de moordende aanslag afgelopen september in de zuidwestelijke Iraanse stad Ahvaz door Arabische separatisten.
Een oorlog zou in de lijn liggen van de logica die vanaf het begin van de 21ste eeuw in Washington ontwikkeld werd. In 2001 was er reeds expliciet sprake van het streven naar een regimewissel in Irak en Iran. Het jaar nadien kwam president George Bush jr. op de proppen met het concept van 'de as van het kwaad', waartoe Irak, Iran, Noord-Korea, Cuba, Libië en Syrië gerekend werden. Volgens de haviken in Washington moesten die landen met economische sancties én met militair geweld worden aangepakt. In het Midden-Oosten lukte dit, met catastrofale gevolgen, in Irak en Libië waar de regimes van respectievelijk Saddam Hoessein en Muammar Gaddafi ten val gebracht werden. In Syrië redden de Russen president Bashar al-Assad van een gelijkaardig lot door een gewapende tussenkomst vanaf september 2015.
Gaat Trump het op zijn beurt proberen in Iran? Moet ook hij, net als zijn voorgangers, zijn eigen oorlog hebben? We zullen ons beperken tot een opsomming van de oorlogen van de vier voorgaande presidenten. George Bush lanceerde in 1991 zijn oorlog tegen Irak ter bevrijding van Koeweit. Bill Clinton liet Irak drie dagen lang intensief bombarderen en deed dat het jaar nadien over in de oorlog tegen Servië – een “onwillige” staat. George Bush jr. viel in 2001 Afghanistan binnen als wraakactie na de aanslagen op de Twin Towers in New York. De oorlog in Afghanistan duurt trouwens nog altijd voort. En ook Barack Obama nam twee oorlogen voor zijn rekening: in 2011 was er de militaire interventie in Libië, waar hij vooral Europa aan het werk zette, en datzelfde jaar nog was ook Syrië aan de beurt. Wordt Trump de man die Iran militair durft aan te pakken?