Het verheerlijken van wapenfabrikanten -zelfs met een knipoog- draagt bij aan het normaliseren van de VS als ’s werelds grootste wapenproducent, terwijl de gevolgen van deze status genegeerd worden.
Ik schreef enige tijd geleden een boek over Lockheed Martin, het grootste conglomeraat ter wereld dat wapens fabriceert, maar zelfs ik was verbaasd te ontdekken dat het bedrijf sinds een aantal jaren ook betrokken is bij de mode-industrie.
Die onthulling kwam aan het licht via een recent artikel in 'The New York Times' over het fotografiebedrijf Kodak, dat een bescheiden comeback beleeft -niet door zijn eigen producten te verkopen, maar door zijn naam in licentie te geven voor gebruik op consumentengoederen van andere fabrikanten: van koffers en brillen tot truien en T-shirts.
In het bewuste artikel werd terloops ook vermeld dat Lockheed Martin hetzelfde doet. Er werd gelinkt naar een ander artikel waarin stond dat cargo-broeken en hoody’s met het merk Lockheed Martin een hit zijn in Zuid-Korea sinds ze enkele jaren werden gelanceerd. De vlotte verkoop blijft aanhouden. Het Lockheed-merk siert streetwear met slogans als: ‘Ensuring those we serve always stay ahead of ready’. Een blauw T-shirt heeft de omtrek van een F-35 op de rug, bedekt met het motto: "De F-35 versterkt nationale veiligheid, bevordert wereldwijde partnerschappen en voedt economische groei". Het bekt niet bepaald lekker, maar het is in elk geval gratis reclame.
Ook opkomende technologiebedrijven laten zich niet onbetuigd en brengen hun eigen modelijnen in beperkte oplage uit. Palantir lanceerde onlangs petten en T-shirts die razendsnel uitverkocht waren. Eliano Younes, hoofd Strategische Betrekkingen bij Palantir, benadrukte dat de website na de herlancering van de Palantir-shop “binnen de vier minuten bijna crashte”. En Anduril (gespecialiseerd in militaire autonome systemen) is een samenwerking aangegaan met de kledingfabrikant Reyn Spooner om een beperkte oplage Hawaï-shirts te lanceren - het favoriete uniform van Anduril-oprichter, Palmer Luckey.
Niet iedereen is enthousiast over de toetreding van wapenfabrikanten tot de modewereld. Een criticus van Lockheeds kledinglijn, die zich Opal noemt op het net, merkt op: “De mensen die dit besloten hebben, zijn óf totaal wereldvreemd, óf zijn zich juist extreem bewust van wat er gaande is, en ik kan het verschil niet echt zien.”
Zoals Opal vreest, kan het huwelijk tussen mode- en wapenfabrikanten een teken des tijds zijn, omdat het winkelend publiek de intrede van wapenfabrikanten in de consumentensector toejuicht in plaats van hun intrede in de modewereld te zien als een wansmakelijke zet. Dat komt waarschijnlijk doordat militaire bedrijven en de wapens die ze produceren zo diep in onze cultuur verankerd zijn dat veel mensen ze beschouwen als leveranciers van knappe technologie, terwijl ze de vernietigende gevolgen van het daadwerkelijk gebruik van die wapens negeren.
Lockheed Martins poging tot het witwassen van zijn reputatie komt er op een moment dat veel leiders binnen de wapenindustrie openlijk -en zelfs enthousiast- gewapend geweld steunen. Prominente Silicon Valley tech-leiders, zoals Luckey en de CEO van Palantir, Alex Karp, hebben er geen moeite mee om oorlogen te verheerlijken, terwijl hun bedrijven grof betaald worden om de middelen te leveren om ze te voeren. Luckey, het 32-jarige hoofd van het militair technologiebedrijf Anduril, stelt: “Samenlevingen hebben altijd een krijgersklasse nodig gehad die enthousiast en gedreven is over het gebruik van geweld om goede doelen na te streven”. Hij besprak niet wie mag beslissen wat die “goede doelen” zijn, of waarom het “enthousiast” zijn over het doden van medemensen ooit iets goeds zou zijn.
Karp hield de bestuursvergadering van zijn bedrijf in Israël op het hoogtepunt van de oorlog in Gaza, om Israël aan te moedigen bij zijn campagne van massaslachting. Tijdens die vergadering verklaarde vicevoorzitter Josh Harris: “Beide partijen zijn overeengekomen om Palantirs geavanceerde technologie in te zetten voor oorlogsgerelateerde missies. Deze strategische samenwerking heeft tot doel het Israëlische ministerie van Defensie aanzienlijk te helpen bij het aanpakken van de huidige situatie.”
Deze houding contrasteert met de benadering van oude rotten in het vak, zoals voormalig Lockheed Martin-CEO Norman Augustine, die een meester was in het oppoetsen van het imago van zijn bedrijf, terwijl hij de rol ervan als toonaangevende oorlogswapenproducent minimaliseerde.
Augustine wilde het goede voorbeeld geven door nauw samen te werken met de padvinderij ('Boy Scouts') en het Rode Kruis, zich in te zetten voor wetenschapsonderwijs en zich vaak uit te spreken over de noodzaak van bedrijfsethiek – dat laatste leek hij vooral te zien als aan liefdadigheid doen, en niet als het worstelen met morele dilemma’s over hoe de wapens van zijn bedrijf werden gebruikt.
In mindere mate wordt Augustine's benadering tot op heden voortgezet. Persberichten van Lockheed Martin beschrijven het bedrijf als een onderneming die “innovatie stimuleert en wetenschappelijke ontdekkingen bevordert”. De inspanningen van het bedrijf om zijn imago verder op te poetsen omvatten de ondersteuning van studiebeurzen in STEM-richtingen, de financiering van de bouw en verbetering van voorzieningen voor veteranen, het steunen van voedselbanken en rampenbestrijdingsprogramma’s, en veel meer. Er is op zich niets mis met het helpen financieren van een goed doel, maar het mag de andere activiteiten van het bedrijf niet helpen verdoezelen.
De wapens geproduceerd door Lockheed Martin hebben de oorlog in Gaza aangewakkerd en ze speelden een cruciale rol bij de brutale oorlog van Saoedi-Arabië in Jemen, die het bombarderen van begrafenissen, een schoolbus, ziekenhuizen, burgermarkten en waterzuiveringsinstallaties omvatte. De oorlog in Jemen kostte het leven aan bijna 400.000 mensen, zowel op directe als indirecte wijze - van willekeurige bombardementen tot de handhaving van een blokkade die de invoer van voedsel en medische benodigdheden belemmerde.
In de zeldzame gevallen dat de leidinggevenden van de wapenindustrie gevraagd wordt naar de menselijke gevolgen van hun producten, zeggen ze meestal dat ze alleen maar doen wat de regering hen toestaat. Ze verzwijgen daarbij dat ze grote sommen geld en moeite steken in het proberen beïnvloeden van het regeringsbeleid, zodat het makkelijker wordt gemaakt om snel wapens aan buitenlandse klanten te leveren zonder voldoende na te denken over het mogelijke gebruik ervan in agressieve oorlogen of systematische onderdrukking.
Tegen deze achtergrond lijkt Lockheed Martins intrede in de kledingbranche misschien onschuldig. Maar het verheerlijken van wapenproducenten -zelfs met een knipoog- draagt bij aan de normalisering van de rol van de VS als grootste wapenleverancier ter wereld, zonder de verwoestende consequenties van deze status onder ogen te zien. Het verheerlijken van oorlog en oorlogsvoering moet vervangen worden door meer reflectie. En we moeten wapenfabrikanten noemen wat ze zijn, in plaats van hun namen te verwelkomen als marketinginstrumenten voor de verkoop van consumentenproducten.
Terwijl we proberen om uit een tijdperk van verwoestende oorlogen en toenemende wereldwijde spanningen te klauteren, is de echte vraag of we überhaupt reusachtige wapenbedrijven als Lockheed Martin nodig hebben, of dat er een efficiëntere, menselijkere manier bestaat om in collectieve verdediging te voorzien - een manier die minder draait om winst en publiciteit, en meer om het ontwikkelen van middelen die passen bij een rationelere, meer terughoudende veiligheidsstrategie.
Dit vertaalde artikel verscheen eerder op 'Responsible Statecraft'.