Sinds Trumps aantreden vielen naar schatting 2.200 burgerdoden in de luchtoorlog tegen de Islamitische Staat. De militaire campagne kost vele miljarden, maar op het terrein zelf leven de meeste oorlogsvluchtelingen onder de armoedegrens.
Omgerekend vallen er elke dag gemiddeld 12 burgerdoden. Dat zegt de organisatie Airwars die gedetailleerde informatie verzamelt over de luchtoperaties van de Internationale Coalitie en de slachtoffers die daarbij vallen. Dat is bijna evenveel als de hele periode daarvoor sinds het begin van de luchtoperaties midden 2014. Voor een deel heeft dat te maken met het feit dat het militair offensief tegen Daesh (Islamitische Staat) zich het afgelopen jaar concentreerde op dichtbevolkte steden als Mosoel en Raqqa. Er is ook een politieke verklaring voor het gestegen aantal slachtoffers. Al aan het eind van het presidentschap van Obama lijkt er een groeiende tolerantie te zijn voor burgerslachtoffers. Trump maakt meer nog dan zijn voorganger een absolute prioriteit van de strijd tegen Daesh. In februari kwam hij op de proppen met een nieuw 'counter ISIS' plan waaronder een veranderde militaire tactische aanpak van de terreurgroep. Tot nu toe bevestigt Washington de dood van 603 slachtoffers. Groot-Brittannië, Frankrijk, Australië en België ontkennen dat ze slachtoffers maken. Maar omdat ze geen volledige transparantie geven is dat moeilijk verifieerbaar.
Dat burgers aan hun lot worden overgelaten blijkt ook uit de gebrekkige humanitaire hulp. Toen ik vorige maand in Noord-Syrië met vluchtelingen uit Raqqa en andere getroffen gebieden sprak, regende het klachten over het gebrek aan hulp. In El-Hawl aan de Iraakse grens was er een gebrek aan water en medische voorzieningen. In het vluchtelingenkamp nabij Manbij moesten de mensen hun eten zelf kopen hoewel vele families hals over kop waren gevlucht en veel bezittingen moesten achterlaten. Lokale organisaties en autoriteiten doen hun best, maar klagen over een totaal gebrek aan belangstelling van de landen die aan de luchtbombardementen deelnemen.
Het contrast is groot met de middelen die beschikbaar zijn voor de militaire operatie zelf. Volgens de gegevens waarover Airwars beschikt zijn er al bijna 90.000 bommen gedropt sinds het begin van de luchtoorlog. Een gemiddelde bom (type GBU-38 zoals die ook door Belgische gevechtsvliegtuigen wordt gebruikt) kost makkelijk rond de 25.000 dollar. Dat betekent dat er 2,25 miljard dollar aan munitie is gedropt!In het jaarrapport van het UNHCR kan je lezen dat 93% van de 685.000 Syrische vluchtelingen in Jordanië onder de armoedegrens leven. In Libanon (1 miljoen vluchtelingen) is dat 70%. Het UNHCR had goed 2 miljard dollar nodig om in de noden van alle vluchtelingen in de Noord-Afrikaanse en Midden-Oosten regio te voorzien, maar strandde op 1,29 miljard, een tekort van 38%.