Image
Een vogelvlucht synthese van de Libische geschiedenis onder Qadhafi.
Foto: U.S. Navy photo by Mass Communication Specialist 2nd Class Jesse B. Awalt/Released
Een vogelvlucht synthese van de Libische geschiedenis onder Qadhafi.
5 minuten

Reeds in het eerste decennium van het bestaan van het onafhankelijke Libië, dus nog voor het ontdekken van olie, was het land al afhankelijk van externe rente. Het haalde deze uit het verhuren van militaire basissen en de instroom van buitenlandse financiële hulp. Vanaf de jaren zestig zou de olie-export stilaan de nieuwe bron van externe rente worden, en de distributieve rol van de staat versterken.

De Arabische militaire nederlaag in 1967 tegen Israël deed de oppositie in het leger trachten naar de omverwerping van de pro-Westerse Libische monarchie van koning Idris. Op 1 september 1969 pleggde de Beweging van Vrije Officieren een militaire coup: de leider van haar Revolutionary Command Council was Muammar al-Qadhafi. Tegen 1973 bleek het regime min of meer geconsolideerd. Om iedere groepering de kans te ontnemen een autonome machtsbasis te verwerven, lanceerde Qadhafi een volksrevolutie. Hij steunde op het belang van tribale relaties. Elke groepering met enig politiek potentieel kreeg de repressie over zich heen. In 1977 kondigde hj een Jamahiriya af (staat onder leiding van het volk) en installeerde de revolutionaire comités.

Qadhafi wilde met zijn Jamahiriya een eigen samenlevingsvorm uitwerken met een egalitaire basisprincipe: de inwoners werden verondersteld zichzelf te regeren zonder hulp van instellingen. De revolutionarie comités verwierven in de praktijk de reële macht. Tegen het einde van 1979 waren ze overal geïnfiltreerd: de volkscomités, de volkscongressen, de universiteiten en professionele organisaties. Uitwassen van machtsuitoefening kwamen geregeld voor.

Tegen 1980 bereikten de inkomsten uit de olie-export meer dan 20 miljard dollar. Dit liet enorme ontwikkelingsuitgaven toe, evenals grote allocaties voor consumptie, defenise en internationale ondernemingen. In 1980 waren olie en gas verantwoordelijk voor ongeveer 65 procent van het reële BNP en zorgde het voor 95 procent van de Libische staatsinkomsten.

Door de crisis in de oliesector van de jaren '80 daalden de inkomsten dramatisch en moesten besparingsmaatregelen genomen worden. Importen werden ontmoedigd, ontwikkelingsbudgetten ingekrompen, verplichtingen inzake buitenlandse schulden werden niet nagekomen en buitenlandse reserves werden aangewend om het begrotingstekort te financieren. Hoewel deze maatregelen puur economisch redelijk succesvol waren, had deze strategie negatieve gevolgen op sociaal vlak. In een land dat bijna 70 procent van zijn voedsel en bijna alle consumptiegoederen importeerde, kwamen verschillende importbeperkingen hard aan bij de consument. De virutele ineenstorting van het distributiesysteem en serieuze voedseltekorten voedden het ongenoegen bij de bevolking. In 1987 zou het Algemeen Volkscongres openlijk om hervormingen vragen. Qadhafi vreesde dat de islamitische oppositie zich zou versterken in stedelijke gebieden, bij studentenorganisaties en vooral bij het leger. Dit was de hoofdmotivatie om politieke en economische hervormingen door te voeren vanaf 1988.

Tezelfdertijd was de internationale scène sterk aan het veranderen. De relatie met de SovjetUnie was vezuurd geraakt. De relatie met de Verenigde Staten en het Westen was reeds lange tijd niet opperbest. Qadhafi's confrontatiepolitiek voerden vele bilaterale relaties naar een dieptepunt. Zijn steun aan zoveel oppositiebewegingen in andere landen hielp hem niet aan nieuwe bondgenoten. Isolement, economische, miltiaire en diplomatieke strafmaatregelen vanwege de VS, voornamelijk rond de kwestie van massavernietigingswapens. De Arabische wereld was zeer wantrouwig tegenover zijn pan-arabische ambities.

Op binnenlands vlak probeerde Qadhaafi de ontevredenheid met de revolutie te counteren door de macht van de revolutionaire comités te beknotten, een aantal politieke en burgerlijke rechten te introduceren. In de economie werden privé-initiatieven gestimuleerd. De opendeurpolitiek (infitah) betekende in theorie een verregaande liberalsiering van de Libische economie. Zowel de politieke als economische hervormingen werden gebrekkig toegepast ten gevolde sociale druk, staatsbelangen, gebrekkige institutionele capaciteit en het internationaal isolement van Libië.

Om de diplomatieke isolatie te doorbreken zocht Tripoli toenadering in eigen regio: de Arabisch-Maghrebijnse Unie, de verzoening met Egypte en Tsjaad. Tegenover het westen werd het pragamatisme troef. De Libische hoop op een oplossing voor haar diplomatiek probleem kreeg een enorme opdoffer in 1991 toen de verantwoordelijkheid van de Lockerbie-aanslag bij Libië werd gelegd. De VN sancties het jaar nadien maakten elke kans op een snelle verandering in de diplomatieke scène onmogelijk.

De VN-sancties hebben Qadhafi's regime kennelijk intern niet echt gedestabiliseerd; heeft dat te maken met de twijfel over de rol van de Libische staat bij deze aanslag?

De sancties kostten het land tientallen miljarden dollars. Hoewel Libië erin slaagde om het productie- en exportniveau te handhaven zouden de olie-inkomsten in de jaren negentig dalen door de globale ontwikkelingen op de oliemarkt. De levensstandaard van de Libische bevolking daalde drastisch: inflatie, minder sociale voorzieningen, hoog geboortecijfer, werkloosheid. Libië werd voorheen gekenmerkt door een uitzonderlijk egalitaire samenleving maar zag nu de sociale ongelijkheid toenemen. De gedeeltelijke liberalisering en het verbod op directe aanwezigheid van buitenlandse ondernemingen hadden een beperkte groep in een uiterste lucratieve positie gebracht. Ook zonder de sancties was een legitimiteitscrisis van het Libische regime eind de jaren negentig best denkbaar.

De Lockerbiekwestie kreeg een compromis-oplossing: Libië moest afzien van de eis om de verdachten in eigen land te berechten, terwijl de VS en het VK zich tevreden moesten stellen met een berechting in een derde, neutraal land. Na de uitlevering van de Lockerbie-verdachten aan Nederland werden de VN-sancties in 1999 opgeschort. Landen begonnen de commerciële relaties met Libië te hervatten. De VS bevonden zich in een moeilijke situatie. De eigen bedrijfswereld (vnl petroleumondernemingen) wou de relaties met Libië hervatten. Maar de openstaande eis rond de massavernietigingswapens bleef onopgelost. Op 19 december 2003 kondigde Tripoli aan dat Libië uit vrije wil had beslist om zicht te distantiëren van internationaal gebande wapens. Niets stond de normalisering van de relaties met Libië nog in de weg.

(gs op basis van het vredescahier 3/2006: Libië, van pariastaat naar bevriende natie van Korneel Holvoet)


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Thema
Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.