Sinds de val van Moebarak woedt er een conflict dat op het eerste zicht uitgaat van de tegenstelling tussen 'seculiere liberalen' en 'islamisten'. De werkelijkheid is echter veel complexer en genuanceerder.
In essentie is het afzetten van Morsi het resultaat van een machtsstrijd tussen de oude Moebarak-elite en een opkomende Moslimbroeders-elite die de electorale successen wilde consolideren door zich te nestelen op economische en administratieve sleutelposities. Die machtsstrijd speelde zich af in een context van groeiende sociale onvrede over de stijgende prijzen en een sputterende economie. In de recente zogenaamde omwenteling van begin juli 2013 werd de Tamarudbeweging (de oppositiebeweging tegen het presidentschap van Morsi die hem probeerde aan te zetten tot het uitschrijven van vervroegde verkiezingen via een petitie en die de protestacties van juli 2013 hielp lanceren) gebruikt of misbruikt om het conflict te beslechten in het voordeel van de oude Moebarak-garde.
Het is opvallend dat de militaire machtsgreep van begin juli op de uitgesproken steun kon rekenen van de meest reactionaire Golfstaten. Koning Abdullah van de Wahabistische monarchie, die de emanatie is van een uitermate conservatieve interpretatie van de islam, was een van de eersten om de Egyptische militaire coup tegen een nochtans democratisch verkozen regime toe te juichen. Op de bloedige confrontaties van midden augustus reageerde het Saoedische koningshuis door zijn steun uit te spreken aan de strijd tegen het terrorisme. In een bericht van het officiële persagentschap verwelkomde de Verenigde Arabische Emiraten, een andere conservatieve Golfstaat, de Egyptische staatsgreep met de volgende woorden: “Sjeik Abdullah zei dat het grote Egyptische leger nogmaals heeft getoond dat ze beschermer en schild is... het garandeert dat Egypte een rechtsstaat blijft”.
Eveneens contradictorisch aan het beeld dat de meeste media portretteren, is het feit dat de Egyptische Salafistische partij al-Nour –die als leidende partij van het Islamitisch Blok (met 27% van de stemmen) als tweede uit de stembusgang van november 2011/januari 2012 kwam– de omverwerping van Morsi steunde. De nadruk in de pers op de tweedeling tussen religieus en seculier duwde de strijd tussen de rivaliserende elites dus naar de achtergrond, ondanks dat ze de essentie zou kunnen zijn van het conflict dat deze zomer in een bloedbad is uitgemond.
Pro-westerse politiek van Morsi
De regering Morsi voerde een verrassend vriendelijk beleid voor Westerse belangen en Israël wiens president Shimon Peres hij in een officiële brief met 'mijn beste vriend' aansprak. Hoewel Hamas historisch en ideologisch verwant is aan de Egyptische moslimbroeders sloot Morsi de grenzen met Gaza geregeld en was de samenwerking met Israël op vlak van grenscontroles, en militaire en politionele coöperatie nog intenser dan ten tijde van Moebarak. Terwijl de Syrische ambassadeur zijn post in Cairo moest verlaten, bleef de Israëlische ambassade gewoon open. Morsi zette ook het economische en militaire beleid van zijn voorganger gewoon verder. Hij deed weinig of niets aan de bestaande arbeidsvoorwaarden in zijn land en volgde het neoliberale recept.
In essentie plaatsten de Moslimbroeders geen vraagtekens bij het neoliberale beleid, hoewel ze wel degelijk bekommerd waren voor de sociale consequenties hiervan bij het armere deel van de bevolking, waar zich een belangrijk deel van het electoraat bevindt. Onder Moebarak werd een agressief economisch beleid gevoerd dat moest zorgen voor een gunstig investeringsklimaat. Investeringen hebben nood aan een stabiel politiek klimaat wat in Egypte gegarandeerd werd door met ijzeren hand te regeren, wat gepaard ging met zware mensenrechtenschendingen. De VS leverden hun bijdrage aan deze stabiliteit (ook regionaal) met een jaarlijkse militaire steun ter waarde van 1,3 miljard dollar.
IMF
Toen Morsi aan de macht kwam als eerste verkozen Moslimbroeder-president, kampte Egypte als gevolg van de politieke onrust met een sterke daling van de buitenlandse investeringen en inkomsten uit toerisme. De hele dienstensector (naast toerisme, belangrijke sectoren zoals handel, banken en scheepverkeer), die goed is voor ongeveer de helft van het Bruto Binnenlands Product (BBP), belandde in slechte papieren. De buitenlandse deviezen daalden met 60% en de Egyptische munt devalueerde. Morsi zag zich verplicht om op zoek te gaan naar vers geld en klopte aan bij het IMF voor een lening van 4,8 miljard dollar. Dat gaat altijd gepaard gaat met voorwaarden die vooral de armen treffen, zoals de vermindering van subsidies van basisgoederen en besparingen in de publieke sector. Vanuit de EU en de VS kwamen er discrete diplomatieke pogingen ter aanmoediging van de vorming van een nationale eenheidsregering van Moslimbroeders en de oppositie, met het oog op nieuwe parlementsverkiezingen en het afsluiten van een IMF-akkoord. Morsi is er niet in geslaagd om tot een overeenkomst te komen met het IMF. Het waren niet zozeer principiële bezwaren, maar wel de moeilijke politieke context. Hij kon en wou zijn kiespubliek sparen voor al te drastische maatregelen, wat de onderhandelingen deed aanslepen. Volgens bepaalde berichten was Morsi net voor hij werd afgezet alsnog bereid om tegemoet te komen aan de IMF-eisen. Hij zocht ondertussen alvast zijn toevlucht tot landen als Qatar en Libië die samen enkele miljarden dollar steun beloofden. Maar voor Morsi was het te laat.
Samenzwering tegen Morsi
De bevolking die in 2011 vooral op straat kwam om eindelijk iets te doen aan de te lagen lonen, de slechte arbeidsomstandigheden en de hoge voedselprijzen zag weinig verbetering, integendeel. Bovendien werd het gros van de verantwoordelijken voor het repressie-apparaat onder Moebarak ongemoeid gelaten. Morsi die tot de rechter- en neoliberale vleugel van de Moslimbroeders behoort, streefde aanvankelijk zelfs naar een alliantie tussen de islamistische en de oude Moebarak bourgeoisie. De islamistische bourgeoisie, die op enkele uitzonderingen na vooral fortuin maakte in de Golfstaten, profiteerde weinig of niet van de economische plundering van het land en de exploitatie van de werknemers onder Moebarak.
Meer nog dan een conflict tussen islamisten en seculieren is de inzet van de jongste staatsgreep -want laat er geen twijfel over bestaan dit is een coups- het behoud van de privileges van de oude Moebarak-garde en het leger die de nieuwe islamistische machthebbers wilden buitensluiten uit het economische, administratieve en justitiële apparaat. Het hele gyptische medialandschap werd ingezet om de Moslimbroeders te discrediteren. Er werd zelfs openlijk opgeroepen om president Morsi, die meer dan eens met Hitler werd vergeleken, desnoods met geweld af te zetten.
In een artikel beschrijft Esam Al-Amin uitvoerig hoe de staatsgreep werd voorbereid. Volgens hem speelde de Kroonprins van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), Mohamed Bin Zayed, daarin een belangrijke rol. Zijn veiligheidsdiensten ontmoetten die van Saoedi-Arabië. Deze conservatieve Golfstaten zijn voortdurend beducht voor een populaire opstand in eigen land en de invloed van de Moslimbroeders in de Arabische wereld. De VAE onderhielden zeer nauwe banden met het regime van Moebarak en zijn 'cronies' (zijn politieke en economische vrienden). Miljarden Egyptische dollars vonden hun weg naar de banken van Abu Dhabi en Dubai. Na de val van Moebarak zochten tientallen veiligheidsofficieren en corrupte zakenlui (de 'fulool') hun toevlucht in de VAE. Dat deed ook de voormalige premier Ahmed Shafiq, nadat hij in juni 2012 de presidentsverkiezingen tegen Morsi verloor. Tegen de herfst van 2012 werd duidelijk dat deze oude Moebarak-getrouwen een complot voorbereidden tegen Morsi. Enkele weken na de formatie van de nieuwe regering waarschuwde de woordvoerder van de politieke partij van Shafiq voor de regering van de Moslimbroeders (Ikhwan) en voor de 'Ikhwanisering' van de staat, met name de installatie van Moslimbroeders in sleutelposities. Hij riep ook op tot een massamobilisatie en beschuldigde Morsi ervan een machtswellusteling en dictator te zijn. Hij eiste zelfs de ontbinding van de Moslimbroeders en de arrestatie van de leiders ervan wegens hoogverraad.
Morsi van zijn kant is er nooit echt in geslaagd om het staatsapparaat en het leger te zuiveren. Hij ging er te gemakkelijk van uit dat hij met de vervanging van de Stafchef van het leger Tantawi door Al Sissi het veiligheidsapparaat onder controle had. In werkelijkheid bleef het grootste deel van het staatsapparaat intact. Het heeft zich in de afgelopen decennia kunnen ontwikkelen tot een corrupt netwerk met heel wat belangen, de zogenaamde diepe staat.
Staatsgreep
De seculiere oppositie die er na de val van Moebarak niet in geslaagd was om het electoraat te overtuigen, vormde het Nationale Reddingsfront (NRF) na de uitvaardiging van Morsi's Grondwettelijk decreet (november 2012). Met dit decreet wilde Morsi verhinderen dat het Grondwettelijk Hof de Egyptische Grondwetgevende Vergadering zou ontbinden. Het NRF koos Mohamed el Baradei als woordvoerder. In maart 2013 ontmoette El Baradei, de voormalige premier Ahmed Shafiq en kroonprins Bin Zayed in de VAE. Ze waren het er over eens dat de stabiliteit van het land tijdelijk ondermijnd moest worden en de Westerse grootmachten overtuigd moesten worden van een militaire machtsovername. Er volgden een reeks van ontmoetingen tussen hoge officieren, fulool en leden van de seculiere oppositie onder wie El Baradei zelf. Het leger was alleen bereid om in te grijpen als miljoenen mensen de straten zouden intrekken. In april trad een nieuwe jongerenbeweging, Tamarud, op de voorgrond die vervroegde presidentiële verkiezingen eiste en voor dat doel miljoenen handtekeningen wilde verzamelen. Tamarud kwam als geroepen en kreeg onmiddellijk de steun van rijke zakenlui en voormalige Moebarak-getrouwen. Het hele media-apparaat werd voor dat doel gemobiliseerd. De onvrede in de straat werd nog gevoed door de groeiende onveiligheid, het artificiële tekort van benzine en het regelmatig uitvallen van de elektriciteit. Egypte heeft 2480 benzinestations waarvan 400 in staatshanden. De overige zijn in handen van ondernemers die hun licentie hebben verworven in het Moebarak-tijdperk. Zij creëerden in maart een kunstmatig tekort hoewel Morsi er voordien nog mee had gedreigd hun licenties in te trekken. De groeiende onveiligheid was het gevolg van de weigering van de politie om in de wijken te patrouilleren. Meteen na de val van Morsi waren deze problemen deels van de baan: geen zware elektriciteitsonderbrekingen en benzinetekort meer, en een duidelijkere aanwezigheid van de politie in de wijken.
Massamobilisatie
De massamobilisaties tegen Morsi kregen veel aandacht in de media. Er was duidelijk een grote beweging actief die genoeg had van de Moslimbroeders en hem van het toneel wilde zien verdwijnen. Maar er is veel discussie over de werkelijke aantallen van die mobilisaties. Volgens de oppositievriendelijke media in Egypte zouden er uiteindelijk 22 miljoen handtekeningen verzameld voor vervroegde verkiezingen. In de pers was er sprake van maar liefst 33 miljoen manifestanten op de grote mobilisatiedag van 30 juni 2013, met alleen al op en rond het Tahrir-plein 5 tot 8 miljoen mensen. Iemand heeft daarop berekend dat dit laatste een fysieke onmogelijkheid is omdat er hooguit plaats is voor 500.000 mensen in en om Tahrir. De cijfers werden dus wel degelijk aangedikt. Tamarud had inmiddels de eis van vervroegde presidentiële verkiezingen veranderd in de afzetting van Morsi. Alle voorwaarden waren vervuld voor een ingrijpen van het leger en dit te verkopen als een 'democratische' revolutie. Er volgde een heksenjacht op de leiding van de Moslimbroeders, met arrestaties, afgebrande kantoren en de sluiting van kranten en TV-stations. Een van de eerste maatregelen was het sluiten van de Gaza-grensovergang voor 'onbepaalde' tijd en het vernietigen van 80% van de tunnelverbindingen waarlangs het goederentransport verloopt sinds Israël Gaza aan een blokkade onderwerpt (2006).
Het is ironisch dat de revolutionairen van 2011 in naam van de 'democratische revolutie' samen met de oude Moebarak-kliek een democratisch verkozen president afzetten. Tussen november 2011 en januari 2012 kozen de Egyptenaren met grote meerderheid voor islamistische partijen (73% in het lagerhuis en 80% in het Hogerhuis). In juni 2012 won Morsi de presidentsverkiezingen -zij het met een nipte meerderheid. Zelfs het controversiële Grondwettellijk decreet waarin Morsi de macht van het Grondwettelijk Hof om in te grijpen aan banden legde en dus inderdaad het karakter had van een presidentiële machtsgreep, werd in december 2012 in een referendum door de Egyptische bevolking geratificeerd door 64% van de kiezers.
Het is ontegensprekelijk zo dat Morsi tal van blunders opeenstapelde en zich incompetent opstelde tegenover de vele sociale en economische problemen waarmee het land kampt. Het klopt ook dat Morsi weinig geneigd was om rekening te houden met de eisen van de seculiere oppositie of met de rechten van de Kopten, een christelijke minderheid die ongeveer 10% van de bevolking telt. Maar de 'diepe staat' deed er ook alles aan om een obstructiepolitiek te voeren die het voor de moslimbroeders nog moeilijker maakte om te regeren. Het voortdurend ingrijpen door het Grondwettelijk Hof dat de kieswetgeving ongeldig verklaarde, het Lagerhuis ontbond en dat ook van plan was om de Grondwetgevende Vergadering en het Hogerhuis te ontbinden, waren er op gericht om de Moslimbroeders van de macht verdrijven. In het Grondwettelijk Hof zetelen nog rechters die door Moebarak zijn aangesteld. Vanuit Morsi's oogpunt bekeken zag hij zich dus verplicht om zijn Grondwettelijk decreet af te kondigen. Iets dat door de oppositie werd vertaald als een machtsgreep die voldoende groot was om te rechtvaardigen dat Morsi verdreven moest worden. De Arabische lente in Egypte is dus ontaard in een ordinaire staatsgreep waarbij de militaire en economische elite er in is geslaagd om de oppositie voor zijn kar te spannen.