Terwijl de deur voor ernstige diplomatieke initiatieven ferm gesloten blijft, wordt de oorlog in Oekraïne aangegrepen door de EU en de Europese wapenindustrie om de militarisering verder op te drijven. Het nieuwste mechanisme in dit militariseringsproces is het EDIP, dat de EU op weg zet om een oorlogseconomie te ontwikkelen.
De Europese Commissie kwam na de Russische invasie in Oekraïne al aanzetten met tijdelijke maatregelen om de gezamenlijke productie van munitie en raketten binnen de EU-lidstaten te verhogen. De ‘Act in Support of Ammunition Production’ (ASAP), trok 500 miljoen euro uit om cruciale middelen voor de munitieproductie veilig te stellen, wapenbedrijven in de EU te financieren, de zogenaamde knelpunten op het gebied van logistiek en productie aan te pakken, en op EU-niveau voortdurend toezicht te houden op de beschikbaarheid van militair materieel en munitie. Parallel aan ASAP stemde het Europees Parlement in (september 2023) met de ‘European Defence Industrial Reinforcement through Common Procurement Act’ (EDIRPA), waarvoor 300 miljoen euro werd uitgetrokken om de militaire industrie in staat te stellen Europese wapenvoorraden aan te vullen en de militaire steun aan Oekraïne voort te zetten.
De meest recente stap in het versnellende Europese militariseringsproces is het Europees Defensie-industrieprogramma, dat de kloof tussen tijdelijke maatregelen (zoals ASAP en EDIRPA) moet overbruggen en de industriële paraatheid van de EU op militair gebied moet waarborgen voor de toekomst.
Militair-industrieel Complex
Het 94-pagina’s tellend Europees Defensie-industrieprogramma (EDIP) moet concreet een aanvang maken met de uitvoering van de acties die als noodzakelijk werden geïdentificeerd in de eerste Europese Defensie-industriestrategie (EDIS). Voorgesteld door de Europese Commissie in 2023, biedt het EDIS een visie op het Europees defensie-industriebeleid tot 2035. En deze visie lijkt voornamelijk gericht op het spijzen van de militaire industrie.
Dat is op zich niet verwonderlijk want de Europese wapenindustrie knoopte het voorbije decennium steeds innigere banden aan met beleidsmakers en de instituties van de Europese Unie, zowel publiek als privé. Het ultieme doel is het verkrijgen van meer Europees geld, engagementen op lange termijn en een nauwe betrokkenheid bij het EU-beleid, de beleidsprocessen en -discussies op vlak van defensie. (In een interessant rapport, getiteld ‘From War Lobby to War Economy’, wordt uitgebreid uit de doeken gedaan hoe de lobby-inspanningen van de wapenindustrie de militarisering van de EU aanstookt).
Een van de spilfiguren van de Europese militariseringsinspanningen is de Franse EU-commissaris voor Interne Markt, Thierry Breton. In een vroeger leven de CEO van het Franse IT-bedrijf ATOS (dat militaire technologieën produceert), is Breton nu voorzitter van het Directoraat-Generaal Defensie-industrie en Ruimtevaart (DG DEFIS). Dit orgaan, opgericht door de Commissie in 2019, fungeert in feite als dienstverlener voor de Europese wapen- en ruimtevaartindustrie. Binnen dit kader initieerde Breton ook een permanente dialoog tussen de Commissie en de industrie in de vorm van een ‘Deskundigengroep van de Commissie voor Beleid en Programma’s die relevant zijn voor de Ruimtevaart-, Defensie- en Luchtvaartindustrie van de EU’. Jaarlijks houden beleidsmakers en wapenproducenten topconferenties waar Breton en Hoge Vertegenwoordiger Joseph Borrell vaste sprekers zijn. Het zijn schaamteloze vormen van rechtstreekse beleidsbeïnvloeding door de belanghebbende industrie.
Uittredend VS-president Dwight D. Eisenhower waarschuwde in 1961 al voor de schadelijke effecten en de “ongeoorloofde invloed” van het militair-industrieel complex, d.w.z. de te nauwe banden tussen militaire bedrijven, het Pentagon en andere politici. Het lijkt erop dat het militair-industrieel complex er in de afgelopen jaren behoorlijk goed in geslaagd is om in Europa zijn stempel te drukken op het beleid.
De inspanningen van de wapenindustrie werpen immers hun vruchten af, en niet alleen in de Europese Commissie. Doorgaans stemt ook het Europees Parlement met overweldigende meerderheid voor wetgeving ter ondersteuning van de wapenfabrikanten. En dat zal met het Europees Defensie-industrieprogramma dat nu voorligt, waarschijnlijk niet anders zijn.
Het in de Europese media wijdverspreide en opgeklopte angstdiscours over een nakende Russische inval in een Europees NAVO-land, speelt de voorstanders van een doorgedreven Europese militarisering ondertussen volop in de kaart ook al is het veel veiliger en goedkoper om te investeren in diplomatie, geweldpreventie, ontwapeningsakkoorden en gemeenschappelijke veiligheid.
EDIP
Met het EDIP wil de Europese Commissie de manier waarop de EU wapens financiert en verkoopt omgooien. Een van de belangrijke aspecten van het plan is de invoer van een systeem dat de verkoop van militair materieel aan derde landen moet vergemakkelijken, wat bijna onvermijdelijk ten koste zal gaan van een strenge wapenexportregulering.
Er moet volgens de Commissie meer eigen wapenproductie komen, zodat de afhankelijkheid van de VS daalt. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om het concurrentievermogen van de Europese wapenindustrie op te krikken. Volgens de militaire industrie kan dat alleen maar als de wapenexport vanuit de EU toeneemt. In een rapport van een zogenaamde Group of Personalities (GoP - 2016) dat de basis legde voor het Europees defensieonderzoek (zie verder) stond dat principe al onomwonden als volgt geformuleerd: "Vanuit industrieel oogpunt is toegang tot internationale markten een noodzaak, maar niet alleen ter compensatie van een krimpende thuismarkt: een toename van de uitvoer draagt aanzienlijk bij tot het behoud van de kritische massa van Europese defensiebedrijven en maakt de concurrentiekracht, het vermogen, de prestaties en betrouwbaarheid van de Europese exportproducten zichtbaar.” Zeven van de zestien leden van deze GoP waren topvertegenwoordigers van de Europese wapenindustrie die met EDIP opnieuw hun aanbevelingen in beleid vertaald zien.
Het EDIP moer er ook voor zorgen dat Europese regeringen meer militaire uitrusting van Europese makelij kopen, en dat ze gezamenlijk wapens aanschaffen, wat bewust voordeliger wordt gemaakt via belastingvrijstellingen. Een ander EDIP-punt is dat overheden de civiele productieapparatuur in noodgevallen gemakkelijk zouden kunnen inschakelen voor defensiedoeleinden.
De Europese Commissie omschrijft de belangrijkste doelen van het EDIP zelf als "de versterking van de Europese technologische en industriële defensiebasis, en in het bijzonder het versterken van het concurrentie- en reactievermogen ervan"; het garanderen van "een voldoende beschikbaarheid en tijdige levering van defensieproducten"; en het "bevorderen van de samenwerking met Oekraïne wat betreft het herstel, de wederopbouw en de modernisering van zijn defensie-industrie". Zo wil de Commissie dat Oekraïne deelneemt aan gezamenlijke militaire aanbestedingen alsof het een EU-lid is. Dit zou kunnen betekenen dat een deel van de Europese wapenproductie wordt verplaatst naar Oekraïne, waar de exportcriteria van de EU (gebaseerd op morele criteria, zoals de kans om bij te dragen aan mensenrechtenschendingen) niet van kracht zijn.
Het EDIP wil eveneens een instrumentarium, en met name een nieuwe juridische structuur, bieden voor EU-lidstaten om de samenwerking “gedurende de hele levenscyclus van defensiecapaciteiten” te versterken en te vergemakkelijken. Een van de manieren om dit mogelijk te maken is de introductie van een Structuur voor het Europese Bewapeningsprogramma (SEAP), ter onderbouwing van de samenwerking op defensiegebied. Een SEAP moet minstens drie EU-lidstaten tellen, maar kan ook geassocieerde landen of Oekraïne omvatten. Als met geassocieerde landen, alle staten bedoeld wordt waarmee de EU een Associatie-akkoord heeft, zou dat kunnen gaan over Israël, Marokko, Egypte, enz.
Samenvattend beoogt het EDIP de uitbouw van een Europese militaire industriële basis die permanent paraat is voor oorlog. Daarvoor wordt nu 1,5 miljard euro getrokken uit de EU-begroting voor de periode 2025-2027. Dit budget komt bovenop de 8 miljard euro die voor de periode 2021-2027 werd toegekend aan het Europees Defensiefonds, het orgaan dat in 2017 werd opgericht met het oog op de bevordering van militair onderzoek en de co-financiering van gemeenschappelijke projecten voor de ontwikkeling van militair materieel en -technologieën.
Het komt ook bovenop de financiële middelen van de in 2021 opgerichte Europese Vredesfaciliteit, een fonds ter ondersteuning van acties van de EU onder het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid, zoals militaire missies en -operaties, en bijstand aan de strijdkrachten van partnerlanden. Oorspronkelijk kreeg de Vredesfaciliteit voor de periode 2021-2017 een budget van 5 miljard euro toegewezen, maar dat werd ondertussen al meermaals opgetrokken en staat momenteel op 12 miljard euro. In de praktijk gaat dat geld vooral naar de bewapening van en de militaire steun aan derde landen. Tussen 2022 en 2024 besteedde de Europese Vredesfaciliteit 6,1 miljard euro aan de ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten, onder meer de levering van munitie en raketten.
Met het EDIP wordt nu een nieuw financieel instrument gecreëerd dat middelen uit de EU-begroting kan kanaliseren naar militaire doeleinden. Indien de behoeften later hoger worden ingeschat, kunnen de budgetten gemakkelijk worden opgetrokken. EU-Commissaris Thierry Breton liet zich niet lang geleden nog ontvallen dat er wat hem betreft een EU-defensiefonds van €100 miljard moet komen.
Besluit
Onder invloed van de wapenindustrie en de heersende angstcultuur blijft de militarisering van de EU terrein winnen, waardoor de oorspronkelijke opzet van de EU als vredesproject volledig wordt tenietgedaan. Deze ontwikkeling zorgt er bovendien voor dat het risico dat EU-lidstaten zelf deelnemen aan gewapende conflicten toeneemt.
De focus van de EU op het versterken van de militaire industrie en de stijgende militaire uitgaven onttrekt niet alleen de broodnodige financiële middelen aan diplomatie, vredesopbouw, klimaatbestendigheid en sociale kwesties, het verergert ook de mondiale wapenwedloop, een gevaarlijke evolutie.
Een grotere productiecapaciteit voor wapens dreigt op termijn de druk verhogen voor meer afzetmogelijkheden en een soepelere wapenexportregulering, wat de verspreiding van Europees militair materieel naar illegale circuits en naar conflictgebieden kan bevorderen om zo oorlog en repressie over de hele wereld te helpen aanwakkeren.
Het Europees Defensie-industrieprogramma is op maat geschreven van de wapenindustrie en van diegenen die Europa verder in de richting van een oorlogseconomie willen duwen.