Deze week, van 17 tot 21 juni, vindt in het noorden van Parijs de enorme tweejaarlijkse wapenbeurs 'Eurosatory' plaats. De militaire industrie van over de hele wereld komt er haar dodelijke waren aanprijzen en slijten. Als belangrijke wapenproducent en -exporteur is Israël een vaste deelnemer, niet alleen van deze ‘show’, maar eveneens van talrijke andere internationale wapenbeurzen.
Israël telt meer dan 150 actieve militaire bedrijven, die jaarlijks een gezamenlijke miljardenomzet draaien. De drie grootste en bekendste Israëlische wapenproducenten zijn Elbit Systems, Israel Aerospace Industries en RAFAEL. Volgens het Israëlisch ministerie van Defensie steeg de waarde van de totale Israëlische wapenexport van 12,5 miljard in 2022, naar 13,1 miljard dollar vorig jaar - een recordbedrag.
Een opmerkelijk cynische verkoopspitch van de Israëlische bedrijven is dat hun producten “live getest en goed bevonden zijn op het terrein”. De voortdurende surveillance en onderdrukking van, geweldpleging tegen en moord op Palestijnen worden dus door Israëlische wapenboeren gebruikt om de efficiëntie en kwaliteit van hun producten te staven. Deze vermarkting van het Palestijnse leed is in alle omstandigheden verachtelijk, maar is in het licht van de aanhoudende genocide in Gaza zo mogelijk nog walgelijker.
Tandloze EU
Even walgelijk is het feit dat Israël, na ondertussen meer dan 37.000 doden en minstens het dubbel aantal gewonden, op geen enkele manier wordt gesanctioneerd door de Europese Unie voor zijn flagrante oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in Gaza. Deze houding staat in fel contrast met de behandeling van Rusland, dat onmiddellijk na zijn invasie van Oekraïne overstelpt werd met EU-sancties. Het uitblijven van sancties tegen Israël is duidelijk een kwestie van gebrek aan politieke wil en moed.
Israël geniet een uitzonderingsstatus in heel Europa, die zich wat de EU betreft vertaalt in een Associatieverdrag dat de innige onderlinge samenwerking en handelsrelaties regelt. Ondanks het feit dat er vooral bij monde van de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, Josep Borrell, en vanuit verschillende Europese hoofdsteden alsmaar duidelijker kritiek weerklinkt aan het adres van Tel Aviv, wordt de economische samenwerking tussen de EU en Israël geenszins verstoord door de aanhoudende genocide in Gaza. In het Associatieverdrag dat in 2000 gesloten werd, staat nochtans dat het respect voor de mensenrechten een essentiële voorwaarde vormt voor de geldigheid ervan.
Als blok is de EU de belangrijkste handelspartner van Israël: 31,9 procent van de Israëlische invoer kwam in 2022 uit de EU en 25,6 procent van de Israëlische uitvoer ging naar de EU. De geprivilegieerde economische positie van Israël ten opzichte van de Unie inperken door simpelweg de mensenrechtenclausule van het Associatieverdrag in te roepen, zou het land dus onder serieuze druk kunnen zetten. De EU lijkt echter niet in staat om eensgezind en kordaat op te treden tegen het Israëlisch terreurbeleid in de bezette Palestijnse gebieden. Een van de belangrijkste redenen hiervoor is de interne verdeeldheid, waarbij sommige EU-landen zich zeer kritisch uitlaten over de Israëlische acties en andere Israël onvoorwaardelijk blijven steunen.
Pas eind mei 2024, na het bloedbad dat het Israëlisch leger aanrichtte in een tentenkamp in Rafah (26 mei) en nadat het Internationaal Gerechtshof Israël had opgedragen om zijn offensief in het zuiden van de Gazastrook onmiddellijk stop te zetten, werd er voor het eerst een echte discussie gevoerd onder de EU-ministers van Buitenlandse Zaken over de mogelijkheid van sancties. Het bleef echter bij woorden. Israël negeerde het bevel van het Internationaal Gerechtshof vakkundig en richtte onlangs opnieuw een vreselijk bloedbad aan in Gaza, deze keer in het vluchtelingenkamp van Nuseirat, maar het Associatieverdrag tussen de Unie en Israël is nog steeds van kracht, laat staan dat er effectief sancties worden ingevoerd.
De EU en tal van afzonderlijke lidstaten weigeren simpelweg een vuist te maken ten opzichte van Israël, waarvoor business as usual geldt – zelfs als die business wapens betreft, want ook van een Europees wapenembargo tegen Israël is schokkend genoeg nog steeds geen sprake.
Franse rechtszaken
Een handelsrechtbank in Frankrijk kon gisteren dus ongegeneerd oordelen dat een verbod op de deelname van Israël aan de huidige Eurosatory-wapenbeurs neerkomt op "onwettige discriminatie".
In de context van de dodelijke Israëlische militaire operaties in Gaza had de Franse overheid op 31 mei immers beslist dat de 74 ingeschreven Israëlische wapenbedrijven niet langer welkom waren. Deze beslissing kwam er uitsluitend dankzij de aanhoudende druk van de straat. In Frankrijk en in de rest van Europa zijn het namelijk de burgers en de middenveldorganisaties die zich blijven roeren uit solidariteit met de Palestijnen, en die van hun regeringen blijven eisen dat ze zich inzetten voor een staakt-het-vuren, Israël krachtig veroordelen en sancties opleggen.
Het Frans ministerie van de Strijdkrachten verklaarde op 31 mei dat "de omstandigheden niet langer van die aard zijn om [Israëlische wapenbedrijven] te ontvangen (...) in een context waarin de president van de republiek oproept tot een einde aan de Israëlische operaties in Rafah". De dringende noodzaak van een staakt-het-vuren werd ook aangehaald. De extreemrechtse regering van Benjamin Netanyahu bestempelde de Franse uitsluitingsmaatregel tegen Israëlische bedrijven als “een uiteindelijke beloning voor het terrorisme”. De beslissing werd ook aangevochten door de Frans-Israëlische Kamer van Koophandel voor de handelsrechtbank in Parijs. Die oordeelde gisteren in het voordeel van Israël en zijn wapenindustrie.
Verschillende vertegenwoordigers van Israëlische bedrijven hadden nadat ze van Eurosatory waren verbannen, gesuggereerd dat ze alsnog van plan waren om hun producten te promoten op de wapenbeurs, maar dan via andere bedrijven, dochterondernemingen of tussenpersonen. Om dit te voorkomen spande een coalitie van Franse NGO’s (Action sécurité éthique républicaines, France Palestine solidarité, Stop Fuelling War en Al Haq), op 6 juni een aparte zaak aan voor de districtsrechtbank van Bobigny.
Afgelopen vrijdag, 14 juni, besliste deze rechtbank dat het ook verboden was voor elke vertegenwoordiger of tussenpersoon van Israëlische bedrijven om de wapenbeurs bij te wonen. Bovendien kregen de aanwezige exposanten een verbod opgelegd om wapens te verkopen aan Israëlische delegaties. De organisator van Eurosatory, COGES Events, ging in beroep tegen dit vonnis. In afwachting van een uitspraak in beroep en om ondertussen tegemoet te komen aan het vonnis van 14 juni, vroeg COGES Events alle bezoekers van Eursatory om een formulier te ondertekenen waarin ze bevestigden niet te handelen namens Israëlische bedrijven of als tussenpersoon.
In een reactie op de uitspraak van de rechtbank van Bobigny verklaarde de Franse minister van de Strijdkrachten, Sébastien Lecornu, dat "het niet aan de uitvoerende macht is om commentaar te leveren op een beslissing van de rechtbank, maar het moet gezegd dat deze beslissing veel verder gaat dan het oorspronkelijke verzoek van de regering...”. Hij voegde daaraan toe: “Het beroep tegen deze uitspraak van de rechtbank is daarom een goede zaak".
Gisteren, op dezelfde dag als de terugdraaiing van het deelnameverbod aan Eurosatory voor Israëlische bedrijven, veegde het Hof van Beroep in Parijs het vonnis van de rechtbank van Bobigny van tafel. COGES noemde de invoering van het formulier waarin bezoekers van hun wapenbeurs zich moesten distantiëren van Israëlische wapenbedrijven “een zeer ongelukkig initiatief, overhaast genomen vanwege het vonnis van 14 juni". Het bedrijf bood vervolgens zijn excuses aan en trok de maatregel in.
Rechtbanken hebben ervoor gezorgd dat de 74 door de Franse regering geweerde Israëlische wapenbedrijven zich nu toch nog tot vrijdag bij de meer dan 2000 andere handelaars van de dood kunnen voegen. Ondertussen wordt de genocide in Gaza voortgezet en houdt de straffeloosheid aan. Waar de politiek tekortschiet en de gerechtelijke macht flatert, is de druk van de straat belangrijker dan ooit.