Volgens een nieuw rapport van Airwars blijven internationale militaire acties in Syrië, Irak en Libië een hoge tol eisen van burgers.
Hoewel het aantal luchtaanvallen en incidenten sterk is afgenomen, zou het buitenlands militair optreden in die landen in 2018 verantwoordelijk zijn voor bijna 6.000 burgerslachtoffers.
Luchtaanvallen van de ‘Coalitie’ in Syrië en Irak
Het grondgebied onder controle van de Islamitische Staat (IS) is inmiddels met 99% gekrompen in vergelijking met 2014. De luchtaanvallen van de door de VS geleide internationale ‘Coalitie’ tegen IS in Syrië eisten desondanks vooral in het laatste kwartaal van 2018 een hoge tol. Dat is een gevolg van de luchtsteun aan het offensief van de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF, met de Koerdische Volksbeschermingseenheden als belangrijkste strijdmacht), tegen het laatste bolwerk van IS aan de Iraakse grens in de Eufraatregio.
Hoewel het aantal slachtoffers als gevolg van het militair optreden van de Coalitie in Syrië en Irak volgens Airwars met 73% daalde ten opzicht van 2017, is de dodentol nog altijd zeer hoog met minimum 821 en maximum 1.712 burgerdoden. In 2017 was er nog sprake van minimum 4.205 en maximum 6.472 burgerdoden wat toen vooral een gevolg was van de militaire operaties in Raqqa (Syrië) en Mosoel (Irak). Eind 2018 concentreerde het optreden van de internationale coalitie zich op het laatste IS-bastion in al-Soussa en Hajin in de oostelijke Eufraat-regio in Syrië. De internationale alliantie blijft de dodelijk impact minimaliseren ondanks de groeiende bewijslast en talrijke berichten. Alleen al in december 2018 overleden er volgens “geloofwaardige lokale verslagen” minstens 32 kinderen. Op 5 december doodde een luchtaanval op Hajin 25 burgerdoden onder wie kinderen van IS-strijders.
Hoewel president Trump op 19 december aankondigde dat hij zijn troepen zou terugtrekken omdat IS overwonnen is, maakte een woordvoerder van het Pentagon bekend dat er naar schatting nog 2.500 IS-strijders actief waren. Het aantal opgedreven luchtaanvallen bleef in elk geval ook na de aankondiging onverminderd gehandhaafd, wat er op wijst dat op het terrein de overwinning op IS nog lang niet binnen was.
Turkse bombardementen
In 2018 vielen er ook veel slachtoffers in Afrin, een regio ten noorden van Aleppo. Op 20 januari lanceerde het Turkse leger aan de zijde van islamistische gewapende groeperingen een offensief tegen deze Koerdische enclave. Twee maanden later was de enclave onder Turkse controle. Dat ging gepaard met een hoge menselijke tol. Airwars schat dat Turkse beschietingen tussen de 220 en 347 burgerdoden maakten. De Koerdische zelfbeschermingseenheden (YPG/YPJ) zouden verantwoordelijk zijn voor 17 tot 33 burgerdoden. Turkije toont zich ook in toenemende mate actief in Koerdisch Noord-Irak. Turkse beschietingen doodden er het afgelopen jaar tussen de 20 en 25 burgers.
Slachtoffers van Russische luchtaanvallen
Elders in Syrië zijn vooral de noordwestelijke Idlib-regio en Ghouta, ten oosten van Damascus, de plaatsen waar de oorlog in het eerste kwartaal van 2018 ongemeen fel was. In de periode van 1 januari tot eind maart detecteerde Airwars tussen de 1.525 en 2.370 burgerdoden als gevolg van Russische luchtaanvallen. Alleen in de maand maart lieten meer dan 700 burgers het leven in Oost-Ghouta, wat een zwaardere tol is dan die tijdens het beleg van Aleppo eind 2016. Na de verovering door Syrische regeringstroepen van heel Damascus daalde het aantal incidenten met slachtoffers van Russische luchtaanvallen in heel Syrië met 82 procent. Toch zou Rusland voor het hele jaar 2018 verantwoordelijk zijn voor 2.039 tot 3.114 burgerdoden, wat wel een betekenisvolle daling is tegenover een nog dodelijker 2017 (tussen 2.727 en 4.065 doden). Vanaf het akkoord tussen Rusland, Turkije en Iran van 17 september 2018, waarbij in Idlib een gedemilitariseerde bufferzone werd afgekondigd, kon Airwars voor het eerst in drie jaar geen Russisch gerelateerde incidenten meer traceren. Rusland heeft tot nu toe zijn betrokkenheid bij geen enkele van de dodelijke incidenten toegegeven.
Libië
In Libië maakten internationale luchtaanvallen van de VS, de Verenigde Arabische Emiraten en Egypte minimum 35 doden, wat een daling is ten opzichte van 2017 (52 doden). Hoewel de situatie in Libië instabiel blijft, zijn er pogingen om te komen tot een detente tussen de twee belangrijke militaire spelers in het land, de Regering van Nationaal Akkoord (GNA) en het Libische Nationale Leger (LNA). Een Conferentie in Palermo (Italië) van november 2018 met lokale en internationale actoren zou gevolgd worden door een nieuwe conferentie onder auspiciën van de VN. Maar rivaliteit tussen lokale leiders en internationale spelers legt vooralsnog een hypotheek op de ambitie van nieuwe verkiezingen in een eengemaakt stabiel land.
Airwars stelt tot slot vast dat de landen van de ‘Coalitie’ tegen IS, onder druk van waarnemers zoals Airwars, transparanter zijn beginnen communiceren over de luchtaanvallen, ook al worden in de meeste gevallen de redenen voor driekwart van de dodelijke burgerschade niet vrijgegeven.