Image
Libië: toenemend militiegeweld aan de vooravond van parlementsverkiezingen
Foto: Ben Sutherland
Libië: toenemend militiegeweld aan de vooravond van parlementsverkiezingen
Artikel
6 minuten

Op 25 juni trekt een verdeeld en door geweld getroffen Libië naar de stembus voor nieuwe parlementsverkiezingen.

De val van Khadaffi eind 2011 – met de steun van de NAVO – moest een nieuw, democratisch tijdperk inluiden. Maar vandaag balanceert het land aan de rand van een burgeroorlog.

De eerste parlementsverkiezingen (voor het Algemeen Nationaal Congres) vonden twee jaar geleden plaats. Na jaren van autoritair Khadaffi-beleid moesten ze het pad effenen voor een democratisch bestuur. Daar kwam niet veel van in huis. Sinds de NAVO op 25 oktober 2011 officieel het einde declameerde van operatie 'Unified Protector', als een van de “meest succesvolle operaties in de geschiedenis van de NAVO”, regeren de gewapende milities. De pogingen van de regering om de honderden rivaliserende milities – een product van de opstand tegen Khadaffi – te integreren in nationale veiligheidsstructuren, zijn mislukt. De gewapende milities zijn lokale machtsbastions geworden, veelal op basis van tribale affiliatie, die onderlinge coalities smeden voor politiek of economisch gewin. Vooral Benghazi is het toneel van voortdurende gevechten, aanslagen en ontvoeringen. Midden mei brak het geweld er weer in alle hevigheid uit toen een afvallige generaal, Khalifa Haftar (ook: Hifter) het parlement in Tripoli bestormde en een militaire campagne startte tegen islamistische milities in Benghazi waarbij minstens 72 doden vielen. Haftar beschuldigde het parlement (het Algemeen Nationaal Congres) er van vrij spel te geven aan 'terroristen' met wie hij korte metten wilde maken. Hij viseert vooral de twee machtigste en best georganiseerde islamistische milities: de Martelaren Brigade 17 Februari en Ansar al-Sharia. Deze laatste streeft naar de oprichting van een Khalifaat en verwerpt elke democratisch grondwettelijk systeem.

Voorbeeld Egypte

Haftar is niet aan zijn proefstuk toe. Op 14 februari kondigde hij op TV de ontbinding van parlement en regering aan. Het bleek meer wens dan werkelijkheid te zijn. Dat neemt niet weg dat hij de politieke scène domineert aan het hoofd van het zogenaamde Libische Nationale Leger, een machtig verbond van rebellerende legereenheden en milities dat de strijd heeft aangebonden met islamistische milities voor de controle over Benghazi en de hele Cyrenaica regio, het oostelijke deel van Libië. Haftar schuift zichzelf naar voor als redder en vertegenwoordiger van het seculiere Libië maar lijkt het conflict ook te gebruiken voor politieke ambities die verder reiken. Er zijn opvallende parallellen met Egypte. Net als al-Sisi dat aanvankelijk deed, benadrukt Haftar dat hij niet uit is op een militaire overname van de politieke instellingen, wel om de 'waardigheid' en de democratie in Libië te herstellen tot aan de verkiezingen van 25 juni. De kans dat hij na 25 juni van het politieke toneel verdwijnt is evenwel gering.

Volgens verschillende berichten, kan Haftar rekenen op de steun van verschillende landen in de regio, niet in het minst van Egypte, maar ook van enkele Golfstaten met uitzondering van Qatar. Qatar wordt er door Haftar van beschuldigd om de hand te hebben in de chaos die in Libië heerst. “Er bestaat geen twijfel over dat Qatar de milities in Libië steunt”, aldus Haftar. Hij liet zopas weten dat al Qatarese en Turkse burgers “binnen de 48 uur” Libië moeten verlaten hebben omdat beide landen het 'terrorisme' steunen. Aan de andere kant is er Saudi-Arabië, dat in Egypte al-Sisi politiek en financieel steunt en bijgevolg ook de ambities van Haftar steunt. Saudi-Arabië vreest de invloed van de Moslimbroeders en verwante politieke strekkingen en ziet hen als een bedreiging voor de autocratisch monarchie. In werkelijkheid is het Saudische beleid vooral door opportunisme ingegeven en is er niet altijd kop of staart aan te krijgen. Saudi-Arabië is bijvoorbeeld erg bedrijvig in het steunen van radicale salafisten in Syrië, in dit geval omdat ze nuttig zijn in de strijd tegen de Iraanse aartsvijand over de invloed in de regio.

CIA

Van bij de aanvang van de oorlog in Libië maakten de Verenigde Staten en de NAVO-bondgenoten gebruik van de diverse gewapende milities om het regime van Khadaffi op de knieën te krijgen. Het Libische Nationale Leger van Haftar kent een lange voorgeschiedenis van banden met de CIA. Haftar behoorde nog tot de coupplegers die onder leiding van Muammar Khadaffi een einde maakten aan het bewind van Koning Idris in 1969. Eind de jaren '80 viel hij in ongenade toen hij zich in Tsjaad bevond voor een militaire operatie. Onder de VS-regering van president Ronald Reagan zou hij gerekruteerd worden voor de Amerikaanse plannen om Khadaffi ten val te brengen. Hij kreeg jarenlang onderdak in de Amerikaanse staat Virginia. Tijdens de opstand tegen Khadaffi in 2011 keerde Haftar terug naar Libië en nam hij de leiding over van de gewapende rebellen. Hoewel er niet veel betrouwbare informatie te vinden is over de banden tussen Haftar en de CIA is het onwaarschijnlijk dat die zouden zijn doorgeknipt.

De aanval op de Amerikaanse diplomatieke post van 11 september 2012, waarbij ambassadeur Christopher Stevens en drie andere Amerikanen om het leven kwamen, bracht aan het licht dat er ook een CIA-complex aan verbonden was. Twee van de doden waren trouwens CIA-operatoren. Stevens bleek tijdens de oorlog tegen Khadaffi als verbindingsman te fungeren met de oppositie die zo kon rekenen op de hulp van Amerikaanse militaire instructeurs. De diplomatieke missie in Benghazi bleef ook na de val van Khadaffi dienst doen als CIA-basis om het nog aanwezige chemische wapenarsenaal te beveiligen, de Libische inlichtingendienst te helpen uitbouwen, maar ook – zoals de onderzoeksjournalist Seymour Hersh in the New Yorker van 17/04/2014 dat grondig documenteerde - als centrum voor de bewapening van de Syrische oppositie.

Er heerst veel onduidelijkheid over de aanval op de ambassade. Washington wees met een beschuldigende vinger in de richting van de radicale Ansar al-Sharia-militie en diens leider Ahmed Abu Khattala die evenwel ontkende iets met de aanval te maken te hebben. Midden juni ontvoerden Amerikaanse Special Forces Khattala en brachten hem naar een 'beveiligde' plaats buiten Libië. Dat kon rekenen op stevig protest van de Libische regering die de VS ervan beschuldigden de soevereiniteit van het land te hebben geschonden. Maar veel opvallender is dat de operatie verliep op het moment dat het Libische Nationale Leger met een hevig offensief bezig was in Benghazi. Dat doet meteen de vraag rijzen in welke mate Haftar samenwerkt met de VS en of de campagne tegen de islamisten de steun of medewerking van de VS krijgt, hoewel Washington officieel daartegen protesteert.

Chaos

Het land zit nu al meer dan drie jaar in een politieke en militaire chaos. In mei 2014 leidde dat er zelfs toe dat plots twee regeringen de leiding van het land claimden. Een uitspraak van het Hooggerechtshof begin juni maakte een einde aan het dispuut, maar niet aan de illusies dat Libië na 25 juni aan de politieke chaos zal ontsnappen. Milities bezetten of controleren diverse steden en strategische plaatsen, zoals olie-installaties. Regeringspogingen om ze te integreren in een nationaal veiligheidsapparaat zijn compleet mislukt. Het geweld en de onveiligheid noopte diverse landen om de diplomatieke posten of zoals Algerije zelfs de grenzen te sluiten. Eind mei raakte bekend dat de VS 180 mariniers klaar hebben staan om de Ambassade in Tripoli te beveiligen indien nodig, terwijl nog eens 1000 mariniers voor de kust kunnen ingrijpen ingeval het tot een evacuatie van het ambassadepersoneel moet komen. Dat alles wijst er op dat de situatie in Libië uiterst instabiel is en niet veel nodig heeft om in een grootschalige burgeroorlog uit te monden.

Een uitgebreidere versie van dit artikel verschijnt in het zomernummer van het Tijdschrijft Vrede

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.