De vorige visietekst van Vrede dateerde van 1993. Dertig jaar later was er dus behoefte aan een actualisering. Deze tekst, gefinaliseerd in december 2023, dient als het handvest van de organisatie en als inspiratiebron/richtlijn voor haar algemene werking, haar leden, haar standpunten en acties in de komende jaren. Het is het resultaat van een participatief proces, waaraan het team, het bestuur, activisten en experts deelnamen.
1.1 De nieuwe geopolitieke situatie
- Toenemende internationale spanningen
- Stijgend aantal internationale, nationale en interne conflicten
- De multipolaire wereld en Europa
1.2 De verschillende lagen van conflict
- De economische onderlaag: imperialisme en (neo)kolonialisme
- De politiek-ideologische laag
- De ideologische cultuurlaag
1.3 Het militair-industrieel complex en de wereldwijde militarisering
1.4 Ideologische oorlogspropaganda
2. Gevaarlijke gevolgen van de huidige situatie
2.1 De 'onbedoelde' slachtoffers van oorlogen
2.2 Klimaatverandering en militarisering
2.3 Het toegenomen gevaar op een nucleaire oorlog
3. Ons antwoord: alternatieve veiligheid
3.1 Ontwapenen om anders te ontwikkelen
3.2 Mensenrechten, vrijheid en democratie
3.3 Gemeenschappelijke veiligheid
3.4 Vredesonderhandelingen i.p.v escalatie
3.5 Nood aan internationale vredescoalities
Inleiding
Vrede vzw is een vredesorganisatie die onder de naam Belgische Unie voor de Verdediging van de Vrede (BUVV), werd opgericht in 1949 in het zog van de stichtingscongressen van de Wereldvredesraad, toen de kernwapens steeds talrijker en krachtiger werden en de start van de Koude Oorlog de militarisering aanzwengelde. Van bij het begin heeft de organisatie zich geprofileerd als anti-nucleair en antimilitaristisch. Ze zag wereldwijd een verband tussen imperialisme, (neo)kolonialisme, uitbuiting en armoede enerzijds, en oorlog en conflict anderzijds. Met haar wortels in het verzet, stond de organisatie ook steeds voor antifascisme. In 1972 werd de BUVV, Vrede vzw, maar de werking bleef dezelfde.
De vorige visietekst van Vrede dateert van 1993. De belangrijkste aanleiding voor het opstellen ervan was het verdwijnen van het zogenaamde ‘ijzeren gordijn’, met de implosie van de Sovjet-Unie die het einde van de Koude Oorlog inluidde. De hoop was dat de decennialange wapenwedloop tussen enerzijds het kapitalistisch westers blok, geleid door de Verenigde Staten (VS) en gestut door de geallieerde militaire alliantie van de NAVO, en anderzijds het socialistische Oostblok, onder leiding van een politiek en economisch onder druk staande Sovjet-Unie, tot stilstand zou komen. De vredesbeweging en Vrede vzw in het bijzonder hadden op dat moment nood aan een analyse van de nieuwe geopolitieke situatie. Die bleek achteraf een overwinning van het neoliberalisme waarbij de VS het dominante politiek-economische machtsblok, en de morele politieagent van de wereld zou worden.
Dertig jaar later is er nood aan een vernieuwing van de visietekst. De analyse waarop de werking van Vrede is gebaseerd, moet getoetst worden aan de verschillende veranderingen en evoluties in de wereld.
Een van die evoluties is dat de unipolaire macht van de Verenigde Staten op de helling werd gezet door de opkomst van andere mondiale politieke en economische machtscentra, in de eerste plaats China. Daarnaast wordt de wereld vandaag gekenmerkt door de steeds ernstigere gevolgen van de klimaatverandering (waterschaarste, smeltend poolijs, droogtes, overstromingen, extreme weersomstandigheden, enz.), die de geostrategische krachtsverhoudingen mee beïnvloeden.
De klimaatcrisis is vandaag een van de twee planetaire dreigingen die tot de ondergang van de mensheid kunnen leiden. De andere blijft atoomwapens.
Er heerst ook een concurrentiële zoektocht -niet zelden militair omkaderd- van economische en politieke spelers naar grondstoffen voor energie en voor de nieuwste technologieën. Na een initiële wereldwijde daling van de militaire uitgaven volgend op de val van het Oostblok, gingen ze sinds het midden van de jaren 1990 opnieuw quasi constant de hoogte in, de laatste jaren zelfs in sterk stijgende lijn. Op het moment van dit schrijven (2023) zijn ze tot een historisch record geklommen van 2240 miljard dollar. De wereld geeft ruim 20 keer meer uit aan bewapening dan aan klimaatfinanciering. In contrast hiermee is de mondiale samenleving er een van groeiende en extreme ongelijkheid.
Na ruim twee decennia van wereldwijde oorlog tegen terreur heeft het Westen -onder leiding van de VS- zich sinds de Russische inval in Oekraïne op 23 februari 2022 opnieuw verenigd in een militaristisch discours binnen het versterkte keurslijf van de NAVO, aangevuurd door de leugen van de verdediging van de vrijheid en de democratie.
De mainstream analyse van het conflict tussen Rusland en Oekraïne focust uitsluitend op de onmiddellijke feitelijkheden en weigert de context te zien die er aanleiding toe gaf. De stem van de vredesbeweging (‘Stop de oorlog!’, ‘Onderhandelingen nu!’, voor een nieuwe pan-Europese veiligheidsstructuur) reikt niet ver. Het vijandbeeld wordt dagelijks gevoed vanuit de gevestigde media. Oorlogspropaganda is alom.
Deze vernieuwde visietekst van Vrede vzw wil dit gevaarlijke discours en zijn bredere context analyseren met het oog op het bieden van antwoorden ten dienste van vrede en veiligheid. Net als de vorige visietekst dient deze als het handvest van de organisatie en als inspiratiebron/richtlijn voor haar algemene werking, haar leden, en haar standpunten en acties in de komende jaren. Het verkrijgen van inzicht in de diepere oorzaken van oorlog en conflict -overbewapening, klimaatontwrichting, ongelijkheid, armoede en onderontwikkeling, fascisme, enzovoort- blijft daarbij de hoeksteen van de analyse.
1. Huidige situatie
1.1 De nieuwe geopolitieke situatie
Toenemende internationale spanningen
Sinds de implosie van de Sovjet-Unie en het einde van de Koude Oorlog heeft de VS zich via een agressieve militariseringspolitiek, ingebed in het neoliberalisme, proberen opdringen als enige imperialistische wereldheerser. Het deed dat door een wereldwijd economisch raamwerk te construeren gebaseerd op de dollar -met internationale instellingen als het Internationaal Muntfonds (IMF) en de Wereldbank als instrumenten-, alsook door de NAVO nieuw leven in te blazen, een uitgebreid mondiaal netwerk van militaire bases uit te bouwen, nieuwe militaire allianties te vormen, zoals AUKUS (Australië, het VK, de VS) en de Quad (Australië, India, Japan en de VS), en zijn militaire uitgaven in het algemeen zwaar op te drijven.
Vooral vanaf de eeuwwisseling werd de VS in toenemende mate geconfronteerd met de opkomst van meerdere economische en politieke machtscentra, o.m. China en andere BRICS-landen. Het verarmde, nationalistische en revanchistische Rusland en het economisch sterke maar evenzeer regionaal-imperialistische China worden daarbij expliciet als systemische rivalen bestempeld. Sommige commentatoren spreken over een nieuwe Koude Oorlog.
Tot nog toe in stijgende synergie met de NAVO, streeft de VS met zijn wereldwijde militaire aanwezigheid naar de omsingeling en beteugeling van China en Rusland. Het is een gevaarlijk voorbeeld van hoe de tanende westerse machten, de geopolitieke tegenstellingen vlug en al dan niet gewild in oorlogen kunnen doen ontaarden. Welke rol Euraziatische militaire allianties als de ‘Shanghai Cooperation Organization’ (SCO) en de ‘Collective Security Treaty Organization’ (CSTO) op dit vlak zullen spelen, is vooralsnog onduidelijk, maar de tegengestelde blokvorming neemt wel toe.
Stijgend aantal internationale, nationale en interne conflicten
De wijdverspreide hoop dat de het einde van de Koude Oorlog tot een vreedzamere periode in de wereldgeschiedenis zou leiden, bleek voorbarig.
Er waren de Balkanoorlogen bij het uiteenvallen van Joegoslavië (1991-1999) en de aanslepende gewapende conflicten in Centraal-Azië na de instorting van de Sovjet-Unie (o.a. Nagorno-Karabach 1988, 2020, 2023, Tsjetsjenië 1999, Georgië 2008, Oekraïne 2014 en de Russische invasie in Oekraïne in 2022).
De 9/11-aanslagen in de VS, door een tegen het Westen georganiseerd islamistisch terrorisme, luidde het begin in van de ‘global war on terror’. In samenwerking met de NAVO bezette de VS Afghanistan (2001-2021) en Irak (2003-2011), en intervenieerde en bombardeerde het in meer dan 10 landen (Pakistan, Syrië, Jemen, enz.) in naam van de zogenaamde strijd tegen het terrorisme. Deze interventies veroorzaakten meer dan 940.000 doden door direct oorlogsgeweld en beletten geenszins de toenemende gewapende aanwezigheid van terroristische organisaties in Azië en Afrika. Ze brachten zelfs nieuwe terreurorganisaties voort (zoals Islamitische Staat in Irak).
In het Midden-Oosten voerde het koloniaal bezettingsregime van Israël verschillende oorlogen tegen Gaza (2008, 2012, 2014, 2021, 2022, 2023), en intervenieerde Saoedi-Arabië vanaf 2015 in de burgeroorlog in Jemen. Zowel Israël als Saoedi-Arabië deden dit met politieke en militaire ondersteuning van de VS en verschillende andere westerse staten.
Veel gewapende conflicten vinden tegenwoordig plaats tussen niet-statelijke actoren, zoals politieke milities en criminele en internationale terroristische groeperingen. Onopgeloste regionale spanningen, een ineenstorting van de rechtsstaat, ontbrekende of gecoöpteerde staatsinstellingen, (illegaal) economisch gewin, de neokoloniale zoektocht naar grondstoffen en de schaarste aan hulpbronnen, verergerd door de klimaatverandering, zijn dominante aanjagers geworden van oorlogen en conflicten.
Kortom, het einde van de Koude Oorlog betekende dus allesbehalve het einde van het wapengekletter. Er kan zelfs gesteld worden dat de wereld er vandaag slechter aan toe is dan toen.
De multipolaire wereld en Europa
De plaats van Europa bevindt zich geografisch tussen Oost en West, maar het laat zich zowel politiek als militair duidelijk op sleeptouw nemen door de VS en de NAVO (nog meer sinds de Russische agressie in Oekraïne). Refererend aan de zogenaamde Europese waarden, menen sommigen dat een eigen Europese militaire opbouw daar een passend antwoord op zou bieden. Maar tenzij het expliciet een strikt defensieve defensiedoctrine zou onderschrijven, zou ook een volledig zelfstandig eigen EU-leger slechts een gevaarlijk verlengstuk zijn van Europa’s politieke streven om een sterk economisch machtscentrum te blijven naast de andere machtscentra in deze geglobaliseerde multipolaire wereld.
De Europese militaire opbouw is overigens volop aan de gang, hij staat momenteel echter volledig in functie van de NAVO en het aanzwengelen van de Europese militaire industrie.
Het oude wereldleiderschap van het Westen -inclusief Europa- vertoont inmiddels heel wat barsten. Tal van landen in de wereld aanvaarden niet langer zomaar de analyses die door Washington of Brussel gepresenteerd worden. De ‘soft power’ van het Westen gaat achteruit. Het reageert door de militaire budgetten op te schroeven.
1.2 De verschillende lagen van een conflict
De Pruisische generaal en militair theoreticus, Carl von Clausewitz, heeft gelijk gekregen wanneer hij in zijn standaardwerk, ‘Vom Kriege’ (1832), stelt dat elke oorlog een voortzetting is van politiek met andere middelen. De 19de-eeuwse staatsvorming, burgerlijke democratie en het nationalisme hebben het Romeinse credo ‘Si vis pacem, para bellum’ (als je vrede wil, bereid je dan voor op oorlog) op die manier hertaald. Vandaag is het nog steeds de slagzin van elke bewapeningsaankoop, dito wedloop en oorlog.
De belangrijkste onderliggende reden van aanhoudende oorlogen, oorlogshaarden, conflicten en militarisering ligt in het feit dat de diepere oorzaak ervan een politiek-economisch machtsstreven is. Dit wordt overigens niet enkel met wapens nagestreefd, maar evengoed met economie, ideologie, politiek en propaganda.
Om een duurzame vrede te bewerkstelligen in conflicten (zowel op lokaal, nationaal als internationaal niveau) moeten de diepere oorzaken ervan worden geïdentificeerd en aangepakt, in plaats van de symptomen die meestal in de media aan bod komen. Schematisch kunnen we drie lagen van conflicten onderscheiden.
De economische onderlaag: imperialisme en (neo)kolonialisme
De onderste en meestal (bewust) verborgen laag is die van de economie. De kapitalistische wereldeconomie wordt nog steeds gekenmerkt door een systeem waarin de productiemiddelen in privéhanden zijn van weinigen. Onderzoek toont duidelijk aan dat de kloof tussen de 1% meest kapitaalkrachtigen en de overgrote meerderheid van de wereldbevolking, en zelfs de nationale economieën van de laagste inkomenslanden, vergroot. Dat grootkapitaal streeft van nature en via een bikkelharde, globale concurrentiestrijd naar een groei die enkel gericht is op zoveel mogelijk winst op een zo kort mogelijke termijn.
Het overheersend economisch systeem is in se gericht op steeds meer politiek-economische macht en als het erop aankomt, ontziet het daarbij mens en natuur niet. Daarom is het kapitalisme van nature imperialistisch, conflicterend en veroveringsgericht.
In dit globale netwerk van grondstoffenaankoop/roof, zo goedkoop mogelijke productie en zo groot mogelijke afzetmarkten, zijn conflicten legio en concurrentiële verschuivingen altijd mogelijk. Bepaalde landen en streken ontwikkelen zich weg van de periferie richting het centrum van de wereldorde, ten koste van andere die in de omgekeerde richting weggeconcurreerd worden. De opkomst van China en de overige BRICS-landen is daar een goed voorbeeld van.
Landen in het Globale Zuiden verzetten zich steeds meer tegen hun onrechtvaardige plaats in de economische en politieke periferie. Ze vormen daartoe coalities en maken afspraken, o.a. terechte voorstellen om de structuren en de werkwijzen van de Verenigde Naties te hervormen. Meteen wordt ook duidelijk dat hoe meer politiek-economische machtscentra zich manifesteren en hoe intenser de onderlinge concurrentiestrijd wordt, hoe meer het gevaar toeneemt op een gewapend conflict als verlengstuk van deze economische concurrentie.
In de economische onderbouw vallen winstbejag en militarisering het intiemst samen, maar meestal verborgen en verzwegen, binnen het militair-industrieel complex.
De politiek-ideologische laag
Hoewel de meeste regeringen en politici onder invloed staan van de economische lobby, een voortdurende budgettaire druk voelen en er tezelfdertijd van overtuigd zijn dat welvaart enkel door het kapitalistisch economisch systeem kan worden gegarandeerd, spelen hun activiteiten zich eerder af binnen een politiek-ideologisch machtsstreven.
De Russische agressie in Oekraïne heeft aangetoond dat overheden om andere redenen dan economische winstmaximalisatie in hun eigen vlees durven te snijden. Kijk maar naar de sancties en blokkades die aan Moskou werden opgelegd op politiek-ideologische basis.
Economisch concurrerende naties kunnen tijdelijke coalities vormen en vertrouwensbevorderende akkoorden sluiten omwille van politiek-ideologische belangen op korte of middellange termijn (bijvoorbeeld politieke bijval/goedkeuring van het eigen publiek). De vredesbeweging kan daar gebruik van maken door volop actie te voeren voor diplomatie ter bevordering van vrede. Het feit dat de VS, de Sovjet-Unie en het Verenigd Koninkrijk, onder druk van een brede internationale vredesbeweging, het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (1968) tekenden te midden van de Koude Oorlog, is daar een van de vele voorbeelden van.
De politiek-ideologische laag van het ‘vrije Westen’ steunt op de zogenaamde burgerlijke democratie. Deze democratie -waarvan de bescherming misleidend wordt gebruikt als de ultieme reden voor toenemende militarisering en internationale militaire interventies- beperkt zich meestal tot het om de zoveel jaar gaan stemmen op een voorgekauwde en duurbetaalde partijlijst (particratie). Eenmaal deze burgerlijke plicht vervuld, krijgt de private economie weer volop vrij spel, doorgaans in meer of mindere mate ‘gecorrigeerd’ om de duidelijke excessen van het kapitalistisch systeem (ongelijkheid, uitbuiting, onderdrukking, enz.) te verdoezelen. Deze zouden immers kunnen aanzetten tot georganiseerd protest. Aan het internationaal grootkapitaal en de eenzijdig op privéwinst gerichte markteconomie, de wezenlijke bouwstenen van de burgerlijke democratie, wordt echter niet getornd.
Bij quasi alle conflicten wordt de oorlogstaal gevoerd in een bovenlaag van politiek-ideologisch machtsstreven. Die staat bol van het eigen gelijk en het creëren van vijandbeelden.
In het Midden-Oosten hanteert Israël in zijn oorlogstaal ten opzichte van de Palestijnen bijvoorbeeld een mix van waarschuwingen voor agressie vanwege de “terroristische” tegenstander, verwijten van emotionele aard en als tegengesteld voorgestelde overtuigingen en/of religies. De kans op vreedzame co-existentie en samenwerking blijft op die manier ver te zoeken. Integendeel, het misleidend politiek-ideologisch discours rechtvaardigt eerder bezetting, (neo)kolonialistische uitbuiting, een apartheidspolitiek, aanhoudende schendingen van de mensenrechten, en militaire agressies tot en met genocide (zie de oorlog in Gaza die gelanceerd werd in oktober 2023). In dergelijke omstandigheden van opbouwend en systemisch (gewapend) geweld, heeft elk volk recht op verzet, in laatste instantie ook gewapend, net zoals ieder volk recht heeft op sociale strijd tegen uitbuiting.
De ideologische cultuurlaag
De economische en politiek-ideologische lagen worden al dan niet bewust vertaald in een brede ideologische cultuurlaag.
Daarin wordt het politiek-economisch liberalisme -bestaande uit de burgerlijke democratie en de kapitalistische markteconomie- voortdurend als enige mogelijke basis van welzijn afgeschilderd. Individualistische consumptie primeert. Het geluk van de mens wordt vernauwd tot de voortdurende drang om op steeds kortere termijn te voldoen aan behoeften die worden gecreëerd door een sluwe marketing in dienst van verkoop- en winstcijfers.
De ideologische cultuurlaag zorgt ervoor dat de wereld en het wereldgebeuren zoveel mogelijk worden gekaderd in een westerse, op emoties gebaseerde, benadering. Belangrijke uitdragers van deze benadering zijn de reguliere media, maar ook de academische wereld draagt haar steentje bij, bijvoorbeeld met eendimensionale onderzoeken en aanbevelingen die de diepere economische en geopolitieke redenen van conflicten, oorlogen en wapenwedlopen negeren. Op die manier kunnen academici -bewust en onbewust- zelfs optreden als lobbyisten en consultants voor militarisering, legers en de wapenindustrie. Daarnaast staan de technologische innovaties die in het hoger onderwijs ontwikkeld worden niet zelden ten dienste van verdere bewapening. Dat kan rechtstreeks zijn, met aan de militaire industrie gelinkte onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s, of onrechtstreek door een gebrek aan of een onwil tot het voeren van een ethisch beleid.
1.3 Het militair-industrieel complex en de wereldwijde militarisering
Militarisme is een ideologisch concept dat politieke, economische en sociale relaties, processen en praktijken omvat die gebaseerd zijn op militaire macht en militaire waarden. Het streeft naar een sterk militair apparaat om de belangen van de heersende klasse, van een natie of van een internationaal samenwerkingsverband te verdedigen via het uitoefenen van invloed op de verschillende niveaus van het burgerlijk bestuurssysteem. Voormalig VS-president Dwight D. Eisenhower waarschuwde in zijn afscheidsrede van 1961 al voor het verwerven van ongerechtvaardigde invloed door het militair apparaat, de militaire industrie en de hieraan gelieerde politieke actoren. Hij sprak van een “militair-industrieel complex” (MIC), waarbinnen al deze krachten van het militarisme opereren. Het MIC omvat ook delen van de academische wereld en de media die het militarisme helpen cultiveren.
Binnen het MIC neemt de wapenindustrie een centrale plaats in. Haar grootste en belangrijkste klanten zijn overheden waarmee ze goede relaties tracht te onderhouden om er economisch voordeel uit te halen. Omgekeerd doet het overheidsapparaat beroep op de producten van de wapenindustrie voor interne ordehandhaving, grensbewaking, defensie en internationale militaire interventies. Als gevolg van die symbiose slaagt de militaire industrie erin om verregaand op het politiek gebeuren te wegen. Het gevaarlijke aan deze situatie is dat deze industrie profiteert van gespannen internationale relaties. Conflicten, oorlogen en geweld vormen de ideale biotoop voor wapenproducenten.
Tussen de Russische annexatie van de Krim in 2014 en president Poetins invasie van Oekraïne in februari 2022, lieten de 100 grootste militaire bedrijven ter wereld bijvoorbeeld een onafgebroken stijging van hun jaarlijkse omzet optekenen. (Aan de vooravond van de invasie stond ruim de helft van de totale omzet op rekening van VS-bedrijven.)
Europese militarisering
Onderling concurrerende grootmachten hebben een sterk legerapparaat nodig, gekoppeld aan een goed uitgebouwde en aangepaste wapenindustrie, om de toegang tot markten en grondstoffen desnoods via militaire weg te kunnen verzekeren. Dit vormt een van de belangrijkste drijfveren van militarisering, ook al zal een militair optreden steeds gerechtvaardigd worden vanuit een nobele noodzaak (‘de rechtvaardige oorlog’), zoals ‘humanitaire interventies’ onder het mom van de ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’ (Responsibility to Protect of R2P). In werkelijkheid spelen vaak geostrategische motieven en overheersen dubbele normen.
Vanuit de overtuiging dat de Europese Unie nood heeft aan een goed uitgerust en krachtig legerapparaat indien het geopolitiek gewicht in de schaal wil blijven leggen, speelde het MIC een doorslaggevende rol bij de institutionele inbedding van het militarisme in Europa. Het in 2004 opgerichte Europees Defensieagentschap (EDA) is de motor van het Europees MIC en fungeert als forum voor uitwisseling en samenwerking tussen militaire industrie, wetenschap, politiek en legers. Volgens het Verdrag van Lissabon moet het EDA niet alleen de industriële en technologische basis van de defensiesector versterken, maar ook het Europees beleid bepalen op vlak van militaire capaciteiten en bewapening. Het EDA is erin geslaagd om een verdragsrechtelijke bewapeningsverplichting op te leggen aan de EU-lidstaten. Een belangrijke bron om de investeringen in de bewapeningsindustrie te laten renderen, is de wapenhandel gericht op het bevoorraden van bondgenoten. Wapens zijn echter geen bananen en een strenge regelgeving die strikt wordt opgevolgd is daarbij absoluut noodzakelijk.
De voortschrijdende militarisering van Europa is een ontwikkeling die zich volledig voltrekt buiten de democratische processen om, en eveneens verstoken blijft van betekenisvolle democratische controle.
Terwijl er binnen het MIC consensus heerst over de noodzaak van een doorgedreven militarisering van Europa, woedt al geruime tijd het debat over ‘strategische autonomie’ versus ‘trans-Atlantisch militarisme’. Op het terrein wint de laatstgenoemde optie het pleit, met de stevige verankering van de Europese militaire praktijken, capaciteiten en operaties binnen het kader van de NAVO.
NAVO
De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) is de militaire vleugel van een machtig westers economisch blok, dat zichzelf ook politiek in de verf zet als een democratische alliantie en beschermer van de internationale rechtsorde. Noch in de samenstelling van haar leden, noch in het collectieve of individuele optreden van de lidstaten, is van dat laatste veel te merken. Het belangrijkste doel van de NAVO is het streven naar geopolitieke dominantie.
In die optiek transformeerde de NAVO, die in 1949 -volgens de eigen oprichtingstekst- in het leven werd geroepen als een collectief verdedigingssysteem (tegen ‘de dreiging’ van de Sovjet-Unie), zich na de Koude Oorlog tot een machtige, door de VS gedomineerde, militaire organisatie, die wereldwijd de westerse belangen beschermt. Deze transformatie voltrok zich via opeenvolgende uitbreidingen van het aantal leden, het voeren van militaire operaties en interventies buiten het NAVO-territorium, en het sluiten van internationale partnerschappen met derde landen.
De NAVO baseert zich op een doctrine van steeds verder doorgedreven militarisering en nucleaire macht. Anno 2022 waren de NAVO-lidstaten gezamenlijk goed voor ongeveer 55% van de totale militaire uitgaven in de wereld. In 2014 engageerden ze zich bovendien om het equivalent van 2% van hun Bruto Binnenlandse Producten (BBP) aan hun nationale militaire apparaten te besteden, en om 20% van hun nationale defensiebudgetten te spenderen aan de aankoop van militair materieel. Deze NAVO-normen zijn op het lijf geschreven van de militaire industrie en vormen tevens een belangrijke aanjager voor de militarisering in Europa.
Confrontatiepolitiek
Sinds de jaren 2010 hanteert de NAVO in toenemende mate een confrontatiepolitiek met Rusland en China om haar eigen militarisering te legitimeren. Deze confrontatiepolitiek heeft het Russisch militarisme en nationalisme in de hand gewerkt. De verschillende uitbreidingsrondes van de NAVO richting Moskou en haar machtspolitiek in landen als Oekraïne, droegen bij tot de creatie van de context voor de Russische invasie van dat land in 2022. Sindsdien draait de Russische oorlogsindustrie op volle toeren en is het de motor geworden van de nationale economie. Daartegenover staat de enorme last op het overheidsbudget.
Die andere machtsrivaal van de NAVO, China, werkte zich in de loop van de laatste decennia op tot een mededinger in de strijd voor grootste economie ter wereld. Beijing is ook volop bezig aan een militaire inhaalbeweging met grote investeringen in het leger. In eerste instantie zijn die bedoeld om de strategische belangen in de Zuid-Chinese Zee te verdedigen, waar heel wat spanningen bestaan rond transportroutes en offshore grondstoffen.
De militarisering van de grootmachten dompelt de wereld opnieuw onder in een wapenwedloop. Ook de investeringen in kernwapenarsenalen nemen toe. De competitie tussen grootmachten, de groeiende invloed van het militarisme en de stijgende bewapening verhogen de kans op gevaarlijke militaire confrontaties. Bovendien slorpen ze de budgetten voor sociale en milieu-investeringen op die er net zouden kunnen toe bijdragen dat bestaande crisissen niet in oorlog en geweld uitmonden.
1.4 Ideologische oorlogspropaganda
‘Oorlogspropaganda is van alle tijden’ en ‘het eerste slachtoffer van een oorlog is de waarheid’, zijn uitdrukkingen die algemeen aanvaard worden. Toch blijkt keer op keer dat de overgrote meerderheid van de mensen die een oorlog beleeft of in tijden van een bepaald conflict leeft, volledig meegaat in de ideologische component ervan, of dit nu god of vrijheid en democratie is.
Het belangrijkste vehikel van oorlogspropaganda zijn de mainstream media en voor een stuk ook de academische wereld. In tijden van oorlog neigen ze een verlengstuk te worden van regeringen aan de macht en het militair-industrieel complex. De kritische rol van deze actoren vermindert aanzienlijk en er wordt een eenheidsdenken bevorderd waarin conflicten herleid worden tot zwart-wit versies, ontdaan van veel context en voorgeschiedenis. De grondoorzaken en echte redenen voor oorlogen -doorgaans economisch en geostrategisch machtsstreven- worden op die manier verborgen.
Sinds de opkomst van sociale media en digitale manipulatietools is het nog gemakkelijker geworden om oorlogspropaganda, desinformatie en ‘fake news’ te creëren en te verspreiden. Statistieken en korte filmpjes zijn daarbij geliefkoosde wapens. Maar wat ook het vehikel of het tijdsvak is van oorlogspropaganda, een aantal universele kenmerken blijven altijd terugkeren.
Kenmerken van oorlogspropaganda
De complexiteit van conflicten wordt gereduceerd tot een ‘wij’ versus ‘zij’ verhaal, waarbij de vijand zonder uitzondering misdadige en schandelijke motieven heeft, terwijl het thuisfront grootse idealen verdedigt. Dit binair discours bevordert het identitair denken, evenals de notie dat er geen dialoog of samenwerking kan zijn, wat het opstarten van vredesonderhandelingen en gemeenschappelijke veiligheid belemmert.
Het gehanteerde taalgebruik heeft een ideologische lading en conflicten worden omschreven vanuit een bepaald belangenperspectief. In een breder kader zien we dat de concepten ‘vrede’ en ‘veiligheid’ in toenemende mate ingevuld worden als ‘militair ingrijpen’ en ‘militariseren’. Allerlei maatschappelijke problemen worden vanuit dit militaristisch perspectief benaderd, omschreven en aangepakt. Oorlog en bewapening lijken op die manier de enige correcte en mogelijke oplossingen.
Informatie en cijfers verspreid door ‘de vijand’ worden altijd als “onbetrouwbaar” bestempeld, maar wat door ‘onze’ woordvoerders wordt aangevoerd, wordt vaak kritiekloos overgenomen. Het stellen van kritische vragen zou nochtans een normale journalistieke reflex moeten zijn in een gezonde democratie.
Het creëren van vijandbeelden en het demoniseren van zowel de leiders van de tegenstander als hun voetvolk op het oorlogsterrein, maken steevast deel uit van oorlogspropaganda. De vijand begaat bijvoorbeeld bewust allerlei wreedheden en oorlogsmisdaden, hij viseert burgers en zaait terreur, terwijl ‘wij’ -of de bondgenoten aan wiens kant we staan zonder al dan niet rechtstreeks betrokken te zijn in een oorlog- correct en respectvol te werk gaan, burgers vrijwaren en al zeker geen oorlogsmisdaden plegen. Indien er toch iets dergelijks uitlekt, betreft het altijd “onopzettelijke fouten” of “collaterale schade”, en in het slechtste geval wordt een laaghangende “rotte appel” opgeofferd om het geweten te sussen en de kritiek in te dammen. Leden van het ‘eigen kamp’ die bewijs van het tegendeel uitbrengen, zoals klokkenluiders, krijgen het verwijt verraders, apologeten van de vijand of een gevaar voor de algemene veiligheid te zijn. Tal van hen wordt meedogenloos vervolgd, ook in de zogenaamd liberaal-democratische wereld (zie Edward Snowden, Julian Assange, enz.).
Ook vredesactivisten die de propagandistische oorlogsretoriek trachten te doorbreken, bijvoorbeeld door te pleiten voor militaire de-escalatie, worden vaak onmiddellijk en systematisch weggezet als naïevelingen of als bondgenoten van de vijand. De taak van de vredesbeweging als doorprikker van oorlogspropaganda blijft echter onontbeerlijk.
2. Gevaarlijke gevolgen van de huidige situatie
2.1 De ‘onbedoelde’ slachtoffers van oorlogen
Burgers maken niet minder dan 90% uit van de slachtoffers in oorlogstijd. Ze worden onderworpen aan de rechtstreekse gevolgen van oorlogen: bombardementen, frontliniegevechten, beschietingen, het gebruik van chemische wapens, ontvoeringen, folteringen, seksueel geweld, enzovoort.
Maar ook indirecte gevolgen zoals het ontzeggen en/of manipuleren van humanitaire hulp, de woekerprijzen voor schaarse voeding en medicijnen, de ineenstorting van lokale economieën en infrastructuur, en een algemeen gebrek aan veiligheid maken het dagelijks leven van burgers onmogelijk in tijden van oorlog.
Humanitaire crisissen als gevolg van vooral langdurige oorlogen leiden vaak tot veel meer doden dan het rechtstreekse wapengekletter. De Verenigde Naties (VN) rapporteerde in 2021 bijvoorbeeld dat meer dan 60% van de dodelijke slachtoffers sinds de start van de Saoedische militaire interventie in Jemen (maart 2015), veroorzaakt werd door de indirecte gevolgen van de oorlog, zoals honger en vermijdbare ziektes.
Vrouwen, kinderen en mensen die behoren tot seksuele of andere minderheden zijn extra kwetsbaar voor zowel de rechtstreekse als onrechtstreekse gevolgen van gewapende conflicten, zeker in landen waarin ze reeds systematisch geconfronteerd worden met ongelijkheid en discriminatie.
Wie in een conflictgebied de financiële mogelijkheden en sociale netwerken heeft, zoekt vaak een veilig onderkomen in andere delen van het land of waagt zich met het gezin over de grenzen heen, richting de buurlanden of verder. Maar de overgrote meerderheid van de bevolking in oorlogs- en conflictgebieden beschikt doorgaans niet over de nodige middelen hiervoor en zit dus gevangen in onveilige en vaak hopeloze situaties.
Regionale oorlogen kunnen ook op internationale schaal economieën ontregelen. In de context van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne -beide grote mondiale graanexporteurs- veroorzaakten speculaties op graan, energie en andere grondstoffen bijvoorbeeld ernstige tekorten en hongersnood in Azië en Afrika. Zo treft deze oorlog het leven van honderden miljoenen mensen die duizenden kilometers van het front verwijderd leven.
Ontheemding
Eind 2022 waren er volgens de VN wereldwijd meer dan 108 miljoen mensen gedwongen ontheemd als gevolg van oorlog, vervolging, geweld en mensenrechtenschendingen. Onder hen waren 62,5 miljoen mensen op de vlucht in eigen land (intern ontheemd), terwijl meer dan 40 miljoen mensen internationale landsgrenzen overstaken (35,3 miljoen erkende vluchtelingen, 5 miljoen asielzoekers verwikkeld in de procedure om als vluchteling erkend te worden en 5 miljoen mensen met recht op een andere vorm van internationale bescherming).
De idee leeft dat de vluchteling van de toekomst ‘de klimaatvluchteling’ zal zijn. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) schat dat hun aantal tegen 2050 kan aangroeien tot minstens 200 miljoen. Het huidig internationaal recht erkent het statuut van ‘klimaatvluchteling’ of ‘klimaatmigrant’ niet en biedt bijgevolg niet de minste bescherming aan de vele mensen in de wereld die vandaag al op de vlucht zijn voor de ontwrichtende gevolgen van de klimaatverandering.
De berichtgeving in Europa over de oversteek van de Middellandse Zee door vluchtelingen en de toenemende politieke instrumentalisering van migratie wekt de indruk dat Europese landen ‘overspoeld’ worden. Echter, van alle vluchtelingen in de wereld wordt meer dan twee derde in midden- en lage inkomenslanden opgevangen, en een vijfde van alle vluchtelingen verblijft in de landen met de laagste inkomens ter wereld. Belangrijk is ook dat de meeste vluchtelingen geen intercontinentale migratie ondernemen, maar vaak zo dicht mogelijk bij huis blijven: 70% van alle vluchtelingen wordt opgevangen in een buurland. Zo vangt Turkije meer dan 3,7 miljoen Syrische vluchtelingen op, en zijn Iran en Pakistan de belangrijkste gastlanden voor Afghaanse vluchtelingen.
Veel gewapende conflicten krijgen een langdurig karakter, waardoor vluchtelingen zich vaak noodgedwongen permanent moeten settelen, zonder perspectief op een veilige en duurzame terugkeer. De aanwezigheid van vluchtelingenpopulaties in de maatschappij kan leiden tot bijkomende interne spanningen, in het bijzonder als lokale en/of nationale politici deze aanwezigheid gaan problematiseren en de bereidheid tot opvang actief ondergraven. De gevoelens van onveiligheid en onzekerheid die op die manier gecreëerd worden, kunnen vluchtelingen doen overwegen om secundaire migratie te ondernemen.
Alle vluchtelingenstromen, zowel veroorzaakt door conflicten, armoede of de gevolgen van de opwarming van de aarde, worden door de autoriteiten van rijke landen gezien als een veiligheidsdreiging. Ze reageren door hun grenzen te sluiten en verder te militariseren. Vrede vzw verzet zich tegen de criminalisering van migratie en vraagt een humane behandeling voor mensen die zich genoodzaakt zien om zich verplaatsen om zich van hun bestaan te verzekeren, wat ook de reden daarvan is.
Voor de wapen- en defensie-industrie vormen groeiende vluchtelingenstromen een opportuniteit om hun waren aan te prijzen. Het budget van het Europees Grens- en Kustwachtagentschap, Frontex, stijgt jaar na jaar exponentieel - van 6 miljoen euro in 2005 naar 750 miljoen euro in 2022.
2.2 Klimaatverandering en militarisering
Klimaat en conflict
Klimaatverandering, veroorzaakt door de stijgende uitstoot van broeikasgassen als gevolg van de productie- en consumptiepatronen in, door en voor inwoners van hoge inkomenslanden, leidt tot een ontwrichting van het leefmilieu.
De gevolgen van de klimaatverandering -droogtes, overstromingen en andere extreme weersomstandigheden- ondermijnen de (voedsel)veiligheid, de gezondheid en het welzijn van mensen en dieren. Inwoners van het Globale Zuiden dragen het minst bij tot de klimaatverandering, maar worden er het zwaarst door getroffen.
De link tussen klimaat en oorlogen is vaak indirect en niet-lineair omdat conflicten doorgaans multicausaal zijn. Maar een veranderend klimaat en de gevolgen daarvan kunnen bestaande socio-economische en politieke spanningen in die mate verergeren dat ze in geweld en oorlogen uitmonden. Zo gingen in Syrië verschillende jaren van extreme droogte en mislukte oogsten vooraf aan het volksverzet tegen het regime van Assad. Ook in landen in de Sahel die zeer afhankelijk zijn van landbouw en veeteelt, versterkt de groeiende voedselonzekerheid bestaande spanningen, ontheemding en gewapende conflicten. De toenemende competitie voor schaarser wordend vruchtbaar land of water zal in de toekomst een alsmaar grotere rol spelen in het ontstaan of verergeren van geweld en conflicten.
Van de 25 landen ter wereld die vandaag het meest kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering, wordt een meerderheid getroffen door gewelddadige en maatschappelijke onrust.
Militaire apparaten en klimaat
Militaire apparaten zijn zeer actieve bijdragers aan de opwarming van de aarde. Het onderhoud en de activiteiten van legers -oorlogsvoering en de voorbereiding hierop in de vorm van militaire oefeningen- zijn zeer koolstofintensief. Met het grootste leger en veruit het hoogste militaire budget ter wereld is het Pentagon ook de grootste institutionele verbruiker van fossiele brandstoffen. Jaarlijks produceert het VS-leger meer broeikasgassen dan geïndustrialiseerde landen als Zweden, Denemarken, Portugal of Nieuw-Zeeland.
Militaire apparaten staan bovendien ten dienste van de fossiele brandstofeconomie. De meeste militaire infrastructuur is strategisch gepositioneerd in regio's rijk aan olie en andere natuurlijke bronnen, en langs de scheepvaartroutes die de mondiale fossiele brandstofeconomie draaiende houden. Olie is eveneens een belangrijke reden voor oorlogsvoering, kijk maar naar de goed gedocumenteerde geschiedenis van de VS wat dat betreft.
De fossiele brandstofindustrie rekent omgekeerd op militarisering om haar activiteiten in stand te houden. De vaak inheemse gemeenschappen die hun gronden proberen te beschermen tegen fossiele (en andere) ontginningsindustrieën, worden regelmatig geconfronteerd met bedreigingen, repressie en soms zelfs dodelijk geweld van zowel militairen en politie-eenheden, als paramilitairen en private beveiligingsagenten van grote bedrijven. Ook milieuactivisten die radicale beleidsmaatregelen eisen, worden regelmatig geconfronteerd met gemilitariseerde reacties.
De wereld spendeert momenteel maar een fractie van wat het uitgeeft aan militarisering, aan het aanpakken van de klimaatverandering en de gevolgen ervan. Het doorsluizen van biljoenen euro's naar militarisering en de oorlogsmachine belet ons te investeren in rechtvaardige klimaatoplossingen.
2.2 Het toegenomen gevaar op een nucleaire oorlog
Op het hoogtepunt van de Koude Oorlog waren er zo’n 70.000 kernkoppen in de wereld, vandaag zijn dat er nog ongeveer 13.000, het overgrote merendeel daarvan is in handen van Rusland en de Verenigde Staten. De nucleaire arsenalen zijn onder druk van de vredesbeweging drastisch afgebouwd, maar sinds het midden van de jaren 1990 is het tempo waarin deze massavernietigingswapens ontmanteld worden aanzienlijk vertraagd. Meer nog, alle kernwapenstaten zetten vandaag volop in op moderniserings- en/of uitbreidingsprogramma's. Dit zal ertoe leiden dat de nucleaire arsenalen destructiever worden en opnieuw groeien in omvang. Het aantal ‘bruikbare’ nucleaire kernkoppen is nu al aan het toenemen.
Ook de rol van de nucleaire arsenalen binnen de nationale militaire doctrines van de kernwapenstaten wordt steeds belangrijker. Zo hebben China en India hun ‘gematigde’ nucleaire doctrines de afgelopen jaren uitgehold, waardoor ze in principe sneller zouden kunnen overgaan tot een nucleaire aanval. Ondertussen blijft de NAVO in haar opeenvolgende Strategische Concepten herbevestigen dat ze een nucleaire alliantie is en kernwapens een essentieel onderdeel vormen van haar militaire doctrine.
Kernwapenstaten blijven compromisloos vertrouwen op nucleaire afschrikking, terwijl de geschiedenis ons leert dat dit alleen zorgt voor meer spanningen en conflict. Het zijn wapenbeheersingsnormen en -verdragen, diplomatie, het nucleair taboe en bovenal een flinke portie geluk die ervoor hebben gezorgd dat er sinds 1945 geen kernwapens meer werden ingezet, niet nucleaire afschrikking.
Het nucleair non-proliferatie- en ontwapeningsregime
Het internationaal nucleair non-proliferatie- en ontwapeningsregime vertoont grote hiaten en inefficiëntie. De verplichtingen onder het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens of het Non-proliferatieverdrag (NPT) uit 1968 -dé hoeksteen van het nucleair wapenbeheersingsregime volgens de grootste kernwapenstaten en hun alliantiepartners- werden van meet af aan geschonden door diezelfde kernwapenstaten, in de eerste plaats door zich niet te houden aan de ingebedde ontwapeningsverplichting. Daarnaast werden sinds begin deze eeuw zowat alle bilaterale nucleaire wapenbeheersingsverdragen tussen de Verenigde Staten en Rusland geleidelijk aan ontmanteld.
De gestokte afbouw, de modernisering en uitbreiding van nucleaire arsenalen, het stijgend belang van kernwapens in de militaire doctrines van kernwapenstaten en het opzeggen van bilaterale nucleaire akkoorden zorgen er allemaal voor dat het internationaal nucleair non-proliferatie- en ontwapeningsregime vandaag zwaar onder druk komt te staan.
Daartegenover staat de inwerkingtreding op 22 januari 2021 van het Verdrag inzake het Verbod op Kernwapens (TPNW). Na jarenlange druk van de Internationale Campagne voor de Afschaffing van Nucleaire Wapens (ICAN) -waarvan Vrede vzw een partnerorganisatie is- zijn deze moordtuigen sindsdien illegaal volgens het internationaal recht. Geen enkele van de bestaande kernwapenstaten en de NAVO-leden hebben dit VN-verbodsverdrag op het moment van dit schrijven ondertekend. Het TPNW is uiteraard niet compatibel met de nucleaire afschrikkingsdoctrine van de NAVO, maar als reden voor hun oppositie ertegen blijven de leiders van de lidstaten hypocriet beweren dat het verbodsverdrag het nucleair ontwapeningsregime onder het Non-proliferatieverdrag dreigt te ondermijnen.
Doomsday Clock
In 2023 werden de wijzers van de ‘Doomsday Clock’ -een symbolische klok ontwikkeld door ‘the Bulletin of Atomic Scientists’ die uitbeeldt hoe dicht de planeet bij een door de mens veroorzaakte catastrofe staat- verschoven naar 90 seconden voor twaalf. Twaalf uur representeert daarbij de ondergang van de wereld. Zelfs tijdens het hoogtepunt van de Koude Oorlog stonden we nooit dichter bij een nucleaire vernietiging.
Dit is in de eerste plaats het resultaat van de toegenomen geopolitieke spanningen tussen de bestaande nucleaire grootmachten. De Russische inval in Oekraïne heeft de spanningen tussen de NAVO en Rusland opgedreven tot een ongekend hoogtepunt. De strategische stabiliteit in Europa wordt erdoor ondermijnd en de kans op een nucleair treffen vergroot. Het Russisch nucleair arsenaal is in een hogere staat van paraatheid gebracht en er worden Russische tactische kernwapens ontplooid in Wit-Rusland. Tegelijkertijd worden de voorwaarts ontplooide thermonucleaire bommen van de Verenigde Staten in Europa -o.a. in België- vervangen door nieuwe exemplaren. Doordat deze wendbaarder zijn en de explosiekracht ervan instelbaar is, worden ze ook als makkelijker inzetbaar beschouwd.
Nu kernwapenstaat China een grotere rol opeist op het wereldtoneel, nemen de geopolitieke spanningen in Azië eveneens toe. Daarnaast zijn er de nucleair bewapende kemphanen Pakistan en India die al decennialang op zeer gespannen voet leven. Het resultaat is een gevaarlijke strategische driehoek waar een nucleair treffen om de hoek loert.
In het Midden-Oosten kende het Israëlisch/Palestijns bezettingsconflict in oktober 2023 de grootste militaire opflakkering in decennia. Het gevaar op een regionale escalatie is daarbij altijd reëel en het is een publiek geheim dat Israël over kernwapens beschikt. Tenslotte is er nog de oorlog tussen Zuid- en Noord-Korea, die in 1953 wel gestaakt werd met een wapenstilstand, maar nog steeds niet officieel beëindigd. Terwijl Noord-Korea ondertussen ook over een kernwapen beschikt, valt Zuid-Korea onder de bescherming van de nucleaire paraplu van Washington. Om zijn mondiale hegemonie te verdedigen op het geopolitiek schaakbord, stuurt de VS bovendien -overal waar het dat nodig acht- nucleair bewapende onderzeeërs en vliegdekschepen uit.
De nucleaire spierballenpolitiek van de 21ste eeuw -met het verhoogd risico op nucleaire ongevallen en een al dan niet accidentele lancering van een kernkop of een nucleaire oorlog- resulteert in een ongeziene nucleaire dreiging. De enige manier om ons te vrijwaren van een nucleaire catastrofe veroorzaakt door kernwapens is de integrale ontmanteling van de wereldwijde nucleaire arsenalen.
3. Ons antwoord: alternatieve veiligheid
Hoe veiligheid gezien en gedefinieerd wordt, is enorm belangrijk want het bepaalt mee welk beleid die veiligheid moet garanderen. Militaire veiligheid, (nucleaire) afschrikking en militarisering vormen het dominante veiligheidsconcept in de huidige multipolaire wereld. Er zijn echter alternatieve paradigma’s, zoals een cultuur van vrede, menselijke veiligheid en gemeenschappelijke veiligheid. Vrede vzw is een vurige pleitbezorger van deze alternatieve veiligheidsconcepten.
3.1 Ontwapenen om anders te ontwikkelen
Menselijke veiligheid
Neokolonialisme geeft de kapitaalkrachtige internationale spelers vrij spel. Ondanks de opkomst van nieuwe productiecentra blijft het algemeen beeld van de ongelijke ruilvoet tussen Noord en Zuid dominant aanwezig. Het internationale dollarsysteem maakt dat andere landen de VS de financiële ruimte helpen uitbouwen om zijn militaire budgetten te verhogen, die uiteindelijk tegen de rest van de wereld (kunnen) worden ingezet. De opkomst van nieuwe economische machtspolen beïnvloedt de bestaande mondiale krachtsverhoudingen, die door middel van overbewapening extra bewaakt worden.
Tegenover deze logica van macht, ongelijkheid, militarisme en geweld plaatst Vrede vzw menselijke emancipatie, mensgerichte duurzame ontwikkeling en een cultuur van vrede. Hierbij hanteren we het VN-concept ‘menselijke veiligheid’, waarvan de verschillende componenten met elkaar verweven zijn: economische veiligheid, voedsel-, gezondheids- en milieuveiligheid, persoonlijke en politieke veiligheid, en veiligheid van de gemeenschap. Een benadering die uitgaat van menselijke veiligheid houdt rekening met al deze dimensies van veiligheid en hun onderlinge samenhang. Vrede betekent immers niet louter de afwezigheid van oorlog, maar vooral het bestaan van of het streven naar een rechtvaardige maatschappij in een leefbare wereld.
Het fundamenteel uitgangspunt van menselijke veiligheid is dat een samenleving maar veilig en vreedzaam kan zijn als ieder lid ervan in staat is om zijn basisbehoeften te vervullen. Mensen hebben het recht op een leven vrij van noden en angsten. Er is dus pas sprake van echte veiligheid als individuen en gemeenschappen bescherming genieten tegen zowel (dreigingen van) direct fysiek geweld, als het indirecte (systemische) geweld dat het gevolg is van armoede en andere vormen van sociale, economische of politieke ongelijkheid, maar ook milieuproblemen en ziekten.
Armoede en ongelijkheid, milieuverloedering, klimaatverandering, militarisering en overbewapening zorgen voor een structurele onveiligheid, ingebouwd in het geglobaliseerd neoliberaal economisch systeem. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en moeten gezamenlijk worden aangepakt.
Veel oorlogen en geweld kunnen voorkomen worden als de menselijke veiligheid wordt beschermd. Menselijke veiligheid is bijgevolg een noodzakelijke voorwaarde voor een vreedzame samenleving
Zolang er echter een militaire invulling van veiligheid blijft bestaan, moet die ingebed worden in een strategie van defensieve defensie (geen militaire middelen voor aanval of bezetting dus), moet het recht op gewetensbezwaar veilig worden gesteld, en moet elke militaire activiteit strikt binnen het internationaal recht verlopen. Daarnaast moeten kernwapens zo snel mogelijk de wereld uit, ze vormen een bedreiging voor het voortbestaan van de mensheid.
Anders ontwikkelen
Sedert de VN-conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling in Brazilië (Rio, 1992), groeit het inzicht dat ons economisch handelen de limieten van de herstelkracht van de natuur zal moeten respecteren. We worden daar ook steeds meer toe gedwongen door de klimaatontwrichting, de ineenstorting van de biodiversiteit en de degradatie van oceanen en ecosystemen.
De economische ordening moet dus veranderen. Ze moet gebaseerd worden op een echt duurzame ontwikkeling, niet op de schijnduurzaamheid van zovele investeringen vandaag. Dit betekent het absolute einde van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) als hoofdindicator voor de toestand van de economie. De economische groei, belichaamd door BNI of BBP-cijfers, is het middel bij uitstek om de kapitalistische kapitaalaccumulatie mogelijk te maken. Groei pakt de ongelijkheid niet aan, integendeel, de ongelijkheid is nog nooit zo groot geweest. De huidige groei-economie is gebaseerd op de uitbuiting van mens en natuur. Ze leidt tot ‘productie om de productie’, die niets doet om de menselijke noden te lenigen, maar louter in functie staat van het maken van winst. Groei op zich, kan dus niet langer een criterium zijn.
Vrede vzw meent dat de economie de basisbehoeften van de hele mensheid moet bevredigen, binnen de draagkracht van de aarde. Ontwikkeling moet anders gedefinieerd en nagestreefd worden. Dat betekent minder en vooral anders produceren (hernieuwbare energie, lokale duurzame landbouw en circulaire niet-vervuilende productie).
Enkele centrale vragen daarbij zijn: wat moet waar en hoe geproduceerd worden?; met welke energiebronnen?; hoe moeten goederen en mensen getransporteerd worden?; welke financierings- en eigendomsmodellen moeten gebruikt worden?; hoe beheren we lucht, water en voedsel wereldwijd?; welke werkorganisatie (arbeidsduur, koopkracht, sociale bescherming) hanteren we?
Huisvesting en leefbare urbanisatie, gezondheidszorg en geneesmiddelen, onderwijs, gezonde voeding en drinkbaar water, openbaar vervoer en doordacht transport, en culturele ontplooiing moeten gegarandeerd worden en voor iedereen toegankelijk zijn. Technologie moet het welzijn van de mensen beogen. Eerlijke mondiale handelsverhoudingen moeten gebaseerd zijn op internationale democratische akkoorden. Levensbelangrijke middelen, goederen en producten kunnen onmogelijk aan de willekeur van de vrije markt worden overgelaten.
Qua energieopwekking moeten vragen gesteld worden bij het gebruik van nucleaire technologie. Er is een onduidelijke scheidingslijn in de verrijkingscyclus van uranium voor civiele energie en die voor het aanmaken van kernwapens. Kerncentrales vormen bovendien een specifiek gevaar als doelwit in oorlogen en voor terreuraanslagen. Daarnaast is er geen oplossing voor het opslaan van het gevaarlijk radioactief afval dat gepaard gaat met nucleaire energie en dat voor zeer lange tijd een bedreiging blijft vormen voor mens en milieu.
Sectoren die aan banden gelegd moeten worden, zijn de fossiele energiesector, vervuilende industrieën (chemische en andere) en de mijnbouwsector, de grootschalige agrobusiness en vleesproductie, vliegtuigtransport over korte afstanden, de productie van overbodige consumptiegoederen, wilde ontbossing, de fake-news-productie, de wapen(over)productie en het hele militair-industrieel complex.
In 2022 gaf de wereld maar liefst 2240 miljard dollar uit aan defensie. Demilitarisering in Noord en Zuid zou enorme fondsen kunnen vrijmaken voor een andere ontwikkeling – vandaar de slogan van Vrede vzw ‘Ontwapenen om te ontwikkelen’. Minder geld voor militarisering en meer investeringen in rechtvaardige sociaaleconomische bevordering, kunnen zorgen voor een veiligere samenleving.
3.2 Mensenrechten, vrijheid en democratie
Vrede vzw schaart zich achter de VN-verklaring voor een Cultuur van Vrede uit 1999, die pleit voor een integrale aanpak die oorlog en geweld moet voorkomen door vredeseducatie, de bevordering van een duurzame economische en sociale ontwikkeling, respect voor mensenrechten, gendergelijkheid, democratisering, tolerantie, de vrije stroom van informatie en ontwapening.
Een vreedzame samenleving is pas mogelijk als elk lid ervan over gelijke rechten beschikt met een zo groot mogelijke democratische toegang tot de politieke en economische besluitvorming. Hoe groter de democratische participatie hoe groter de kans dat het beleid tegemoet komt aan de rechten van elk lid van de samenleving.
Principieel spreekt Vrede vzw zich uit tegen elke verdrukking, uitbuiting, discriminatie en uitsluiting van groepen en/of individuen, en ondersteunt ze de strijd voor hun emancipatie en sociale integratie. Vrede vzw komt op voor alle mensenrechten: de burger- en politieke rechten, de sociaaleconomische en culturele rechten en de collectieve rechten die verbonden zijn aan een groep en/of een gezond leefmilieu. De strijd voor sociaaleconomische rechten is ook een strijd tegen de opkomst van racisme en fascisme.
Mensen slaan op de vlucht voor de politieke, militaire en structurele gevolgen van grondstoffenroof, lage lonen, ongelijke handel, winstbejag, uitbuiting, milieuvernietiging, de gevolgen van de klimaatverandering, wapenhandel, enz. Het verhelpen van gedwongen vluchtelingenstromen kan alleen als mensen overal toegang krijgen tot essentiële basisvoorzieningen en als de ongelijkheid wordt weggewerkt binnen een rechtvaardige en democratische (internationale) economische wereldorde.
Mensen op de vlucht moeten waardig worden behandeld en hun recht op asiel moet worden gegarandeerd. Vrede vzw is tegen de militarisering van de buitengrenzen en de pushbacks die de mensensmokkel in de hand werken.
3.3 Gemeenschappelijke veiligheid
Vrede vzw staat voor een gedemilitariseerde aanpak waarbij veiligheid niet alleen als een menselijke, maar ook als een gemeenschappelijke waarde wordt benaderd. Het fundamenteel uitgangspunt van gemeenschappelijke veiligheid is het principe: ik ben pas veilig als de ander zich ook veilig voelt.
Internationale veiligheid of vreedzame co-existentie kan met andere woorden alleen bestaan als er werk wordt gemaakt van een gedemilitariseerd systeem met respect voor de onderlinge veiligheidsbelangen van afzonderlijke staten en regio’s.
Vrede vzw verzet zich bijgevolg tegen de klassieke militaristische invulling van veiligheid op interstatelijk niveau, die zweert bij een sterk (en nucleair) militair apparaat voor de ‘verdediging’ van het grondgebied van een staatkundige entiteit of groep van landen. De bewapening, stijgende militaire budgetten en militaire opbouw aan de buitengrenzen die daarmee gepaard gaan, kunnen door andere landen immers als een bedreiging worden gepercipieerd. Dat kan op zijn beurt aanleiding geven tot een militair opbod tussen landen en/of groepen van landen die zich bedreigd of geviseerd voelen, wat de internationale onveiligheid paradoxaal genoeg weer verhoogt. Bovendien worden militaire apparaten vaak ingezet voor minder nobele doelen dan de strikte defensie van het territorium, zoals de verdediging van de belangen van de heersende elite in binnen- en buitenland.
Op zich erkent Vrede vzw het recht van naties op minimale militaire apparaten, maar dus alleen als die een doctrine van ‘defensieve defensie’ onderschrijven en niet gericht zijn op interventiecapaciteit. Volgens het principe van gemeenschappelijke veiligheid mag het recht op defensie van een natie niet ten koste gaan van de veiligheidsbelangen van andere naties. De opbouw van vertrouwen en het nemen van vertrouwenwekkende maatregelen zijn essentieel om tot vreedzame co-existentie te komen. Er kan ook geen sprake zijn van gemeenschappelijke veiligheid zonder nucleaire ontwapening, sterke beperkingen op conventionele wapens en de vermindering van de militaire budgetten.
Daarnaast is een permanente dialoog, mondiale en regionale samenwerking en een stevige multilaterale politieke structuur (in de vorm van een meer gedemocratiseerde Verenigde Naties) vereist. Ten slotte heeft de wereld nood aan een politiek engagement ter verdediging van een rechtvaardig en evenwichtig internationaal rechtssysteem.
Het voortbestaan van de NAVO past niet binnen deze alternatieve veiligheidsarchitectuur gebaseerd op het internationaal recht en wederzijds respect voor elkaars veiligheidsbelangen. De militaire expansie- en confrontatiepolitiek van dit westers militair bondgenootschap leidt immers niet tot een duurzame veiligheid.
3.4 Vredesonderhandelingen i.p.v. escalatie
Volgens vrede vzw vormt de aanloop naar de Russische invasie en de daaropvolgende oorlog in Oekraïne een gevaarlijk keerpunt in de internationale verhoudingen. De NAVO beschouwt Rusland en China als systemische rivalen. In het Globale Zuiden groeit het ongenoegen over de agressieve en dominante geopolitieke positie van de VS en zijn bondgenoten, die een historische verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkelingsproblemen en de gevolgen van de klimaatverandering in de voormalige koloniale gebieden. Dat blijkt onder meer uit de houding van het merendeel van deze landen m.b.t. de oorlog in Oekraïne. Zo weigeren ze zich aan te sluiten bij de reeks westerse sancties tegen Rusland.
Vrede vzw schaart zich achter het principe dat een land het recht heeft om zich militair te verdedigen tegen een agressor en veroordeelt elke bezetting van een ander grondgebied. Met het oog op die verdediging mag militaire steun aan het getroffen land er niet toe leiden dat een gewapend conflict aansleept, (regionaal) escaleert of dat een gewelddadige impasse in stand gehouden wordt. Alleen een de-escalatie van het geweld kan tot een politieke oplossing leiden. Vrede vzw ijvert daarom altijd voor een diplomatieke aanpak van conflicten: een staakt-het-vuren, de-escalatie, onderhandelingen en bemiddeling onder auspiciën van de VN, vredesconferenties en andere diplomatieke instrumenten met het oog op het streven naar een rechtvaardige en duurzame vrede.
Vrede vzw is tevens solidair met mensen en groepen die waar ook ter wereld opkomen voor meer sociale rechtvaardigheid. Vrede vzw erkent het principe van recht op verzet en gerechtvaardigd tegengeweld als de politieke ruimte ontbreekt om zich op vreedzame wijze tegen onderdrukking te verzetten (een recht dat ook erkend wordt door de VN). Anderzijds vindt Vrede vzw dat elke kans op een politieke uitweg benut moet worden om verder geweld te voorkomen.
Rol van internationale instellingen
De laatste twee decennia waren er voortdurend tientallen conflicten in de wereld waar quasi geen politieke en media-aandacht naartoe ging. Vrede vzw streeft ernaar die aandacht te vergroten zodat de diepere oorzaken van deze conflicten zouden worden aangepakt en er diplomatieke inspanningen zouden worden geleverd om escalatie, vernietigingen en het menselijk lijden zo snel mogelijk te stoppen. In dit verband verzet Vrede zich in het algemeen tegen militaire interventies, omdat die quasi altijd ontwrichtend werken en doorgaans verborgen onderliggende motieven van politiek-economische aard hebben. Heel uitzonderlijk kan mits een duidelijk mandaat van de Verenigde Naties en met respect voor het internationaal recht een militair ingrijpen verantwoord worden om een grootschalige genocide te voorkomen. Een dergelijke ‘humanitaire interventie’ is voor Vrede alleen maar denkbaar als ze volledig is ingebed in de zoektocht naar een politieke oplossing die duurzaam en zo rechtvaardig mogelijk is.
De rol van de Verenigde Naties en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) als internationale fora voor internationale problemen en geschillen, en voor conflictpreventie en -hantering, moet versterkt worden. De versterking van de OVSE past in de noodzaak van een pan-Europese veiligheidsstructuur die het goede nabuurschap met Rusland garandeert. Ook post-conflict moeten de internationale inspanningen voor stabiliteit en heropbouw worden voortgezet.
3.5 Nood aan internationale vredescoalities
We leven in een geglobaliseerde wereld. Er zijn er heel wat (netwerken van) niet-statelijke actoren die een rechtstreekse invloed hebben op de bewegingsruimte en het beleid van nationale regeringen, zoals multinationale ondernemingen, internationale kredietverstrekkers (zoals het IMF), grote niet gouvernementele organisaties, criminele netwerken en terroristische groepen. Verder worden we geconfronteerd met een mondiale marktintegratie, economische globalisering, transnationale politieke integratie (EU) en internationale problemen zoals de opwarming van de aarde, grondstoffenschaarste, ongelijkheid, enzovoort.
Het militair industrieel complex en zijn componenten -transnationale wapenbedrijven, overheidslegers en militaire allianties zoals de NAVO- zijn enorme machten met gigantische budgetten tot hun beschikking. Ze opereren binnen een context waarin de unipolaire machtspositie van de Verenigde Staten die ontstond na de Koude Oorlog in toenemende mate op de helling gezet wordt door opkomende wereldmachten - op de eerste plaats China.
Heel wat conflicten overschrijden grenzen (‘oorlog tegen terreur’), hebben grensoverschrijdende gevolgen (vluchtelingenstromen) of verworden tot proxy-oorlogen waarbij grootmachten zich om de gebruikelijke geostrategische en economische redenen mengen in de plaatselijke debatten door bepaalde actoren militair, financieel of anderzijds te steunen.
Vrede en veiligheid zijn dus internationale thema’s bij uitstek. Het is in een geglobaliseerde en multipolaire wereld dan ook absoluut noodzakelijk om als vredesbeweging internationale coalities te vormen om te proberen enige impact te hebben. Het is niet alleen belangrijk om zowel ad hoc als structurele banden aan te halen met vredesorganisaties uit andere landen, maar ook om intersectionele contacten te leggen. Menselijke veiligheid draait niet alleen om de afwezigheid van oorlog, daarom is samenwerking met andere middenveldorganisaties, de klimaatbeweging, LGBTQAI+-organisaties, de antiracisme en dekolonisatiebeweging, mensenrechtenverdedigers, vrouwenrechtenorganisaties, vluchtelingenorganisaties, vakbonden enz. een absolute must, zowel op lokaal, nationaal als internationaal niveau.
Missie van Vrede vzw
Vrede is een onafhankelijke vredesbeweging die wil meewerken aan de democratische opbouw van een vreedzame en rechtvaardige internationale samenleving gebaseerd op menselijke veiligheid en de afwijzing van militarisme. We doen dit door het wereldgebeuren te analyseren, de al dan niet georganiseerde burger te informeren, inzichten te bieden en te activeren.