Image
De opkomst van Afrika en de groeiende agressiviteit van het Westen
foto Jessica Dommicent
De opkomst van Afrika en de groeiende agressiviteit van het Westen
Artikel
14 minuten

Begin augustus 2013 stelde het Franse ministerie van Defensie de derde versie voor van het document 'Horizons stratégiques', dat “vanuit een analyse van de globale strategische tendensen, de gevolgen trekt voor de positionering van Frankrijk in het internationale systeem gedurende de komende drie decennia”. Op internet circuleert tevens een finale ontwerpversie van de 'National Security Strategy' 2013 van de VS. Blijkbaar gaat het om een werkdocument dat de nationale veiligheidsstrategie die momenteel in voege is, moet actualiseren. Beide documenten gaan uit van een veranderende wereld. Het Franse document wijdt een volledig hoofdstuk aan ‘het einde van de Westerse overheersing’ en noemt dit de belangrijkste huidige tendens. Voor Washington is het duidelijk dat de VS zich moet voorbereiden op “een multilaterale wereld, waarin we kunnen uitgedaagd worden door zowel bondgenoten als vijanden”.

Beide documenten stippelen eveneens een weg uit om deze multipolaire tendens te weerstaan. De Franse strategen schrijven dat “de VS zijn geleidelijke en relatieve verzwakking constateert en zijn inspanningen zal concentreren op de zone van de Stille Oceaan. Het zal zijn Europese bondgenoten vragen zich meer in te zetten in hun onmiddellijke omgeving” (lees: Afrika, Oost-Europa en het Midden-Oosten). De Franse strategen stellen ook dat de capaciteit van de Europese legers om gezamenlijke operaties uit te voeren met het VS-leger, “cruciaal zal zijn”. Voor de Amerikaanse strategen staat het dan weer vast dat de VS zijn “militaire, economische en culturele superioriteit” moet behouden. De Amerikanen moeten er volgens de nationale veiligheidsstrategie van uitgaan dat ze een natie zijn die “de eerste is onder zijn gelijken”.

Economische omwenteling

“Terwijl Azië en Afrika tegen de volgende eeuwwisseling rond de 80% van de wereldbevolking zullen uitmaken en de 7 grootste opkomende economieën tweemaal groter zullen zijn dan de huidige G7 [Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Japan, Canada en Italië], zal het relatief demografisch en economisch gewicht van de OESO-landen verder blijven dalen (14% van de wereldbevolking in 2040 en 43% van de wereldproductie tegen 2030)”, lezen we in Horizons stratégiques. Deze cijfers liggen in de lijn van wat het jaarrapport van het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) eerder dit jaar al signaleerde. Volgens dit rapport hebben de Zuiderse landen hun aandeel in de wereldproductie praktisch verdubbeld van 25% in 1980 tot 47% in 2010. De voorbije 30 jaar nam de handel tussen de Zuiderse landen onderling toe van 10% van de wereldhandel tot 25%. De handel tussen de landen in het Noorden viel echter terug van 46% van de wereldhandel tot 30%. Binnenkort zal de Zuid-Zuid-handel omvangrijker zijn dan de Noord-Noord-handel. Het rapport voorziet dat de opkomst van het Zuiden zich zal verderzetten en zelfs zal versnellen in de 21ste eeuw. “Afrika is de regio, na Zuid-Azië, waar de menselijke ontwikkeling het snelst vooruit gaat”, stelt het VN-rapport. Het inkomen per inwoner steeg er in het eerste decennium van de 21ste eeuw met 5% per jaar, dat is het dubbele van in de jaren 1990. De levensverwachting nam er tussen 2000 en 2012 met 5,5 jaar toe (tot 55 jaar), terwijl ze tussen 1990 en 2000 stagneerde. Dit alles gebeurde in een periode waarin de relaties tussen Afrika en de opkomende economieën (vooral China) intenser werden. Deze evolutie zorgt voor zeer verontruste analyses in het Westen. Zo titelde de Amerikaanse krant The Global Post tijdens de recente reis van Obama in Afrika: 'Obama in Afrika: China 1 - VS 0'. De krant wees er op dat het handelscijfer van China met Afrika steeg van 166,3 miljard dollar in 2011 tot 198,5 miljard dollar in 2012. In hetzelfde jaar daalde het handelscijfer van de VS met Afrika van 125,8 miljard dollar naar 99,6 miljard dollar. De zakenwebsite Bloomberg stelde in de zomer van 2013 verschrikt vast dat China meer dan 150 commerciële attachés heeft in Afrika en de VS maar 6.

China in Afrika

China is sinds enkele jaren de grootste handelspartner van Afrika. Velen zien hierin het bewijs van een nieuw, Chinees imperialisme in Afrika. Het is zeker zo dat de groeiende aanwezigheid in Afrika van Chinese privéondernemingen gepaard gaat met allerlei vormen van uitbuiting zoals dat eigen is aan bijvoorbeeld lokale privébedrijven die werken volgens de principes van de vrije markt. Bovendien zijn er ook cultuurverschillen die voor spanningen zorgen. Maar de verhalen over de grootschalige aankoop van landbouwgronden, het wegslepen van grondstoffen aan lage prijzen, enzovoort, blijken meestal hardnekkige mythes. Iemand die zich al jaren bezighoudt met het systematisch toetsen van deze verhalen aan de feiten, is Deborah Brautigam, professor en directeur van het programma voor internationale ontwikkeling aan de John Hopkins universiteit in Washington. Op haar website 'China in Africa: the real story', haalt ze geregeld dergelijke mythen onderuit. 

Het is al te gemakkelijk om de groeiende handel tussen China en Afrika te betitelen als imperialisme. De economische basis voor imperialistische overheersing wordt gelinkt aan kapitaalexport via buitenlandse leningen of aan directe buitenlandse investeringen die transnationale ondernemingen en banken rechtstreekse macht geven over de economie van een ander land. Dat Afrika zich blauw betaalt aan zijn schulden in het Westen is genoegzaam bekend. Die Afrikaanse schuldenlast werd opgebouwd in de jaren 1970 en 1980 en wordt al drie decennia door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) gebruikt als instrument om aan de meeste Afrikaanse regeringen ultra-liberale maatregelen op te leggen in het voordeel van de Westerse transnationale bedrijven. Nieuwe Chinese leningen zijn dikwijls 'zachte leningen' (bijvoorbeeld aan een lagere rente dan het markttarief) of ze gebeuren in een scenario dat eigenlijk neerkomt op ruilhandel (olie of koper in ruil voor infrastructuurwerken). China scheldt ook geregeld schulden kwijt zonder voorwaarden. Het IMF ziet er bovendien nauwkeurig op toe dat Afrikaanse landen met een hoge schuldenlast zeker geen nieuwe schulden kunnen maken. Kortom op het vlak van kapitaalexport via leningen heeft het Westen Afrika al lang in de tang en krijgt China als potentiële kandidaat-imperialist tot nu toe geen kans. Kapitaalexport via directe buitenlandse investeringen zorgt ervoor dat transnationale bedrijven eigendommen verwerven in andere landen. Ook op dat vlak blijkt China nog altijd achterop te hinken in Afrika. Eind 2011 kende de gecumuleerde waarde van de investeringen in Afrika deze volgorde: Frankrijk met 58 miljard dollar, de VS met 57 miljard dollar, Groot-Brittannië met 48 miljard dollar, Maleisië met 19 miljard dollar, Zuid-Afrika met 18 miljard dollar en dan pas China met 16 miljard dollar en India met 14 miljard dollar. Dezelfde verhoudingen als bij de jaarlijkse investeringen tussen 2003 en 2009. De Chinese kapitaalexport is in vergelijking met de warenexport dus nog maar weinig ontwikkeld.

Opkomst van Afrika

De Westerse regeringen treden op als directe belangenverdedigers van hun banken en transnationale ondernemingen. De politieke en militaire inmenging van de VS en Europa in Afrika steekt schril af tegenover de politiek van de Chinese regering die gestoeld is op respect voor de soevereiniteit, niet inmenging in binnenlandse aangelegenheden, gelijkheid en wederzijds voordeel. Als het Westen Libië plat bombardeert of president Gbagbo omverwerpt in Ivoorkust, dan zien we daarna grote delegaties van zakenlui die samen met hun ministers van Buitenlandse Zaken de buit komen binnen halen. Maar ook in tijden van relatieve vrede krijgen Westerse transnationale bedrijven stevige rugdekking in de vorm van politieke en diplomatieke druk en militaire garanties. Hoe dat in zijn werk gaat wordt zeer duidelijk uit de doeken gedaan in het boek 'Grondstoffenjagers' van Raf Custers. In hoofdstuk 7 gaat Custers bijvoorbeeld in op de manier waarop de Canadese en Amerikaanse regeringen alle denkbare drukkingsmiddelen inzetten om de belangen van hun respectievelijke mijnreuzen First Quantum en FreeportMcMoran te verdedigen.

De veranderende internationale krachtsverhoudingen maken echter dat de Afrikaanse elites zich meer tegen de oude koloniale meesters durven afzetten. De Zuid-Afrikaanse president Zuma vertelde vorig jaar bijvoorbeeld tijdens een interview aan de Financial Times: “Als jullie Afrika blijven behandelen als een voormalige kolonie, dan zullen de mensen zich tot nieuwe partners wenden die hen op een andere manier behandelen.” Na eeuwen van slavenhandel, kolonisering, koloniale oorlogen, neokoloniale dictaturen, inmenging en staatsgrepen in dienst van de Westerse belangen, krijgen Afrikaanse leiders nu de mogelijkheid om met andere partners in zee te gaan. Ze kunnen bovendien de verschillende nieuwe partners en de oude meesters tegen elkaar uitspelen om betere voorwaarden te verkrijgen voor de eigen economische ontwikkeling. Dat biedt de mogelijkheid om de draad terug op te nemen van de jaren 1960 -de tijd van de grote Afrikaanse nationalisten en antikolonialen- en zich onafhankelijker op te stellen.

Henri Mova Sakanyi, ambassadeur van de Democratische Republiek Congo in Brussel en tevens professor Internationale Relaties, schreef in 2010 naar aanleiding van de groeiende Chinees-Afrikaanse samenwerking: “Afrika bezit 30% van de grondstoffenreserves. Het continent biedt een enorm potentieel aan hernieuwbare energiebronnen. De landbouwproductie van Afrika vertegenwoordigt 66% van de cacao, 40% van de palmolie, enzovoort... de 21e eeuw zal de eeuw zijn van de opkomst van Afrika.”

Westerse agressiviteit

De Westerse overheersing wordt momenteel in vraag gesteld door de tendens naar soevereine ontwikkeling in het Zuiden, die onder meer voortgestuwd wordt door de opkomende economieën. Het Westen antwoordt echter met een groeiende militaire agressiviteit. In Horizons stratégiques lezen we dat niet alleen regionalisme, tribalisme of religieus radicalisme problemen zijn waar het Franse leger de komende decennia mee geconfronteerd zal worden in Afrika. Maar ook “nationalistische en/of pan-Afrikaanse gevoelens zouden zich kunnen ontwikkelen, soms ten nadele van de Westerse belangen”. De Franse strategen zien nog een andere grote dreiging: “De vermindering van het relatief aandeel van Europa als belangrijkste donor van ontwikkelingshulp, zou de gerichtheid op Europa van Afrikaanse landen ten Zuiden van de Sahara kunnen aantasten ten voordele van de belangrijkste opkomende economieën.” Verder worden een hele reeks Afrikaanse oorlogen voorzien: “Het einde van het taboe op de onaantastbaarheid van de grenzen zou een watervaleffect kunnen hebben in het hele continent en daarbuiten.” De nood aan Westerse militaire interventies wordt hieraan gekoppeld. De strategen besluiten: “Afrika zal een zone blijven die begeerd wordt en waar conflicten kunnen uitbreken. Het zal een prioritaire strategische zone zijn voor Frankrijk.” De National Security Strategy 2013 van de VS stelt laconiek: “De verschuiving van het geopolitieke zwaartepunt van West naar Oost zal een doorgedreven vermindering vereisen van het militair personeel in Europa om meer troepen te kunnen plaatsen in Azië en Afrika.”

Slagveld van de toekomst

In 2007 werd naast de bestaande 5 grote commandocentra van het VS-leger in de wereld, een 6de commandocentrum opgericht onder de naam AFRICOM. Het ging om de belangrijkste hervorming van de commandostructuur van het VS-leger sinds de Tweede Wereldoorlog. Doel is het coördineren van alle operaties en activiteiten van het VS-leger in Afrika. Sindsdien groeit de aanwezigheid van het VS-leger in Afrika zeer snel aan via allerlei kleinschalige veiligheidsoperaties, trainingsprogramma's en oefeningen. Bovendien wordt er een heel logistiek netwerk uitgebouwd voor de aanvoer van voedsel, brandstof en militaire uitrusting, dat de kleine en grote vestingen van het VS-leger in Afrika met elkaar moet verbinden. Luitenant kolonel Corrick van de logistieke eenheid van het VS-leger noemde dit met een verwijzing naar Marco Polo “de nieuwe kruidenroute van Afrika”. Er wordt ook geïnvesteerd in bestaande militaire basissen vanwaaruit AFRICOM in de toekomst grotere militaire operaties moet kunnen lanceren op het Afrikaans continent. Zo is er de uitbouw van de militaire luchtmachtbasis van Caserna Del Din in Noord-Italië (310 miljoen dollar) en de grote militaire basis in Djibouti, 'Camp Lemonnier' (400 miljoen dollar tussen 2013 en 2017 - waarvan 150 miljoen dollar voor de accommodatie van meer troepen). Vandaag zijn er al 4000 VS-soldaten gestationeerd in Camp Lemonnier. Het VS-leger is erin geslaagd om Afrika op korte tijd, maar vooral haast onmerkbaar binnen te sluipen. Volgens VS-luitenant-kolonel Beaurpere: “Kan een directe openlijke aanwezigheid van VS-troepen op het Afrikaanse continent consternatie veroorzaken bij onze partners die fier zijn op hun verworven onafhankelijkheid en zelfstandig hun veiligheid willen verdedigen.” Generaal Rodriguez die sinds oktober 2012 AFRICOM leidt, beaamt: “De geschiedenis van de Afrikaanse naties, het kolonialisme, al die zaken leren ons dat we moeten optreden met een lichte voetafdruk”. De Amerikaanse militaire strategen zijn zich er van bewust hoe diep het antikolonialisme geworteld zit. Niet alleen bij de Afrikaanse bevolking maar ook bij 'hun partners', m.a.w. de Afrikaanse leiders met wie ze akkoorden sluiten. Voorlopig gaan ze daar zeer tactisch mee om. “Op discrete manier zijn het Pentagon en AFRICOM Afrika aan het ombouwen tot het slagveld van de toekomst”, besluit Nick Turse, co-redacteur van het online magazine Tomdispatch.com.

Frankrijk

Frankrijk is ook van de partij in Afrika. Parijs heeft al verschillende decennia vaste militaire basissen in Djibouti (1900 manschappen), Gabon (900) en Senegal (350), maar verhoogde zijn militaire aanwezigheid ook in landen als Ivoorkust (450), Mali (1000, sinds januari 2014), Tsjaad (950) en de Centraal-Afrikaanse Republiek (200). Ten slotte zijn er ook discreet Franse troepen aanwezig in landen als Burkina Faso (aantal onbekend) en Kameroen (500). Het gestaag opdrijven van het aantal Franse troepen gebeurde tijdens en in de nasleep van recente oorlogsoperaties in Ivoorkust, Mali, Tsjaad en de Centraal-Afrikaanse Republiek. Vooral het Malinese leger werd net als de andere West-Afrikaanse legers de voorbije decennia speciaal verzorgd met allerlei Franse  trainingsprogramma’s. Maar als je ziet hoe dat Malinese leger vorig jaar is ineengestort, dan kan men zich vragen stellen bij de doeltreffendheid van al die programma’s. De Franse generaal Bruno Clément-Bollée, verantwoordelijk voor het opleidingsprogramma van het Malinese leger, heeft een verklaring voor het af en toe in elkaar zakken van de Afrikaanse instrumenten van defensie ondanks de hulp die Frankrijk al een vijftigtal jaren geeft: “De soevereiniteit van de landen verklaart veel. Meer bepaald de soevereiniteit op het gebied van het personeelsbeleid: wat doet men met de chefs? Wie zijn die chefs?” Volgens Clément-Bollée moeten Afrikaanse naties m.a.w. hun soevereiniteit opgeven en hun militair apparaat onder Westerse voogdij stellen. Franse generaals moeten kunnen beslissen welke generaals aan het hoofd komen te staan van de West-Afrikaanse legers.

Afrikaans verzet

Binnen Europees links wordt al te veel op korte termijn en gevoelsmatig gereageerd op humanitaire crisissen en wantoestanden in Afrika. Dat vertaalt zich in de visie van het humanitaire en verlichte Westen tegen de barbaarse en corrupte Afrikaanse leiders. Deze beeldvorming maakt blind voor het echte politieke leven op het continent en voor de reële doelstellingen en inzet van de Afrika-politiek van Westerse regeringen. ‘Kritisch zijn ten aanzien van onze regeringen’, wordt in Europa dikwijls vertaald in het eisen van nog meer inmenging van het Westen tegen de Afrikaanse leiders. Afrika bekijken door de bril van de onafhankelijkheidsstrijd en de eigen geschiedenis, zorgt echter voor een heel andere invalshoek.

In Latijns-Amerika kan links bogen op twee eeuwen ervaring met politiek verzet tegen westerse koloniale overheersing dat begon met Bolívar, Toussaint Louverture, José Marti, enzovoort. De Bolívars en Marti’s in Afrika heten Kwame Nkrumah, Patrice Lumumba, Um Nyobé, enzovoort. Ze behaalden pas 150 jaar na Bolívar de eerste grote overwinningen tegen de Westerse overheersing in Afrika. In de jaren 1960 en 1970 hebben de oude koloniale machten en de VS van het gebrek aan politieke en organisatorische ervaring van deze antikoloniale leiders gebruik gemaakt om de meesten van hen uit te schakelen, dikwijls via staatsgrepen en moorden. Na de nederlagen van deze eerste generatie Afrikaanse leiders, die wel de onafhankelijkheid afdwongen, vormde er zich met de steun en bescherming van het Westen, een compradore-burgerij d.w.z. een burgerij die haar rijkdom haalt uit de bemiddeling tussen koloniale of neokoloniale bedrijven en regeringen enerzijds en de plaatselijke staat en economie anderzijds. In tegenstelling tot de nationale burgerij parasiteert ze dikwijls op haar posities in het staatsapparaat en levert geen echte productieve bijdrage tot de plaatselijke economie. Deze compradore-burgerij doet beroep op alle mogelijke reactionaire feodale elementen in de Afrikaanse samenleving. Met irrationalisme, regionalisme, tribalisme, tracht men een deel van de bevolking achter zich te krijgen in de strijd om de macht. 

Bij de Afrikanen zelf en ook bij een groot aantal van hun leiders zit het verlangen naar onafhankelijkheid en vooruitgang nog steeds diep geworteld. Het hedendaagse Afrika wil in een snel veranderende wereldsituatie het voorbeeld volgen van de opkomende landen als China, India en Brazilië. Maar het continent moet ook het hoofd bieden aan steeds agressievere inmenging en tussenkomsten van de VS en van de Europese regeringen. Telkens is het resultaat dat de compradore-burgerij nog meer wordt versterkt. Dat zien we duidelijk na Westerse tussenkomsten in Zuid-Soedan, Somalië, Libië, Mali, Ivoorkust, Rwanda en Burundi. Washington tracht steeds ‘politieke oplossingen’ op te leggen die de etnische en/of religieuze verdeling benadrukken of bestendigen. Het VS-imperialisme probeert ook grote Afrikaanse staten op te splitsen in kleinere, etnisch zogezegd meer homogene eenheden, zoals bijvoorbeeld in Soedan (wat gelukt is met de afsplitsing van Zuid-Soedan). 

De 15 landen in het zuiden van Afrika, verenigd in de Ontwikkelingsgemeenschap voor Zuidelijk Afrika (SADC), slagen er in om zich als blok onafhankelijk op te stellen. In hun regio vind je geen basissen van het VS-leger. De voorbije jaren beslisten de presidenten van Angola, Zuid-Afrika en de Democratische Republiek Congo om een hechte politieke, militaire en economische alliantie op te bouwen. Ook in de Hoorn van Afrika is er veel verzet tegen de Westerse inmenging. Eritrea bouwt er bijvoorbeeld hardnekkig een staat en samenleving op die op eigen krachten steunt. 

Natuurlijk is dit Afrika in verzet onderwerp van debat. Het vandaag overheersende ideaal bij Afrikaanse nationalistische leiders om aan te sluiten bij de opkomende economieën, biedt op korte termijn een alternatief voor de neoliberale Washington-consensus die nu al decennia lang door het IMF wordt opgelegd aan het continent. Het geeft ook een stevige duw aan het streven naar echte onafhankelijkheid en vooruitgang, maar het heeft ook zijn beperkingen. De uitdagingen in Afrika zijn, net als in het hele Zuiden, op lange termijn niet te beantwoorden met de principes van de vrije markt die juist de kern uitmaken van de economische politiek van de opkomende economieën.

 

Tony Busselen is de auteur van 'Une histoire populaire du Congo', Aden, 2010. Hij is lid van het Internationaal Departement van de Partij van de Arbeid van België. 

Dit is een ingekorte versie van een artikel dat eerder verscheen in Marxistische Studies, nr. 104.

 

Dit artikel verscheen in ons tijdschrift 'VREDE - Tijdschrift voor internationale politiek' Blijf op de hoogte en abonneer u hier!

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.