Op 5 maart zal de Israëlische president Shimon Peres (89) deelnemen aan een academische zitting in de ULB in aanwezigheid van rector Didier Viviers en minister van Defensie, Pieter De Crem. Peres ziet zich graag als vredesduif, maar een overzicht van zijn politieke carrière geeft een heel ander beeld.
In 1994 kreeg Shimon Peres, samen met Yitzak Rabin en Yasser Arafat, de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn rol als minister van Buitenlandse Zaken tijdens de onderhandelingen die uitmondden in de Oslo Akkoorden. Los van het feit dat de Oslo Akkoorden helemaal geen vrede brachten, maar wel een ingewikkelde opdeling van de Palestijnse gebieden in A (autonome zone), B (semi-autonome zone) en C-gebieden (Israëlisch militaire zone) die tot vandaag voortduurt, is de politieke carrière van Peres alles behalve die van een vredesduif.
Grondlegger van de militaire industrie
Al op jonge leeftijd, in 1947, vervoegde Peres de Haganah, de voorloper van het huidige Israëlische leger. David Ben-Goerion, de Zionistische leider en latere eerste premier van Israël, maakte hem al gauw verantwoordelijk voor militaire productie en aankopen. In 1950 trok hij naar de VS op een missie om wapens te kopen. Van 1953 tot 1959 was hij Directeur-Generaal van het ministerie van Defensie. Vanuit die functie zal hij de basis leggen van de Israëlische wapenindustrie. In 1953 nam hij het initiatief tot de oprichting van Bedek Aviation Company dat later werd omgedoopt tot Israel Airocraft Industries (IAI). Sinds de jaren '50 ontwikkelt IAI gevechts- en commerciële vliegtuigen, helikopters, motoren en elektronische systemen. Als antwoord op het Franse wapenembargo ontwikkelde IAI een eigen gevechtsvliegtuig gebaseerd op de Mirage 5, de Nesher, dat ingezet werd in de Yom Kipour oorlog (1973). Nadien zou IAI het gevechtsvliegtuig Kfir ontwikkelen. Tegen eind de jaren '80 zou IAI zich manifesteren als wereldleider in het onderhouden en opwaarderen van vliegtuigen met geavanceerde technologie en wapensystemen. Vandaag telt IAI 14.000 werknemers en is het wereldleider op de markt van onbemande vliegtuigen (UAV's) waarvan het een tiental types heeft ontwikkeld. Een aantal daarvan is ingezet tijdens de Gaza-oorlog. Het Belgische leger kocht eind de jaren '90 3 UAV-systemen van IAI.
Kernwapenprogramma
In de jaren '50 zorgde Peres voor goede relaties met Frankrijk, dat discreet Israël de wapens leverde die het nodig had. De intensieve samenwerking tussen Frankrijk en Israël voor een aanval tegen Egypte tijdens de Suez-crisis in 1956 zou er toe leiden dat Frankrijk enkele jaren later zou helpen bij de bouw van de nucleaire installatie in Dimona met de levering van een nucleaire reactor. Het was Peres die de onderhandelingen daarover met de Franse socialistische premier Guy Mollet succesvol afrondde. De Dimona-reactor werd ergens tussen 1962 en 1964 opgestart. De daar geproduceerde plutonium stelde Israël in staat om nucleaire wapens te produceren. Peres zou het hele militaire nucleaire programma blijven opvolgen, dat als zijn geesteskind kan worden gezien. Hij zou ook de politiek van de 'ambiguïteit' ontwikkelen, dat is het officieel toegeven, noch ontkennen dat Israël over een nucleair wapenarsenaal beschikt. Naar schatting gaat het om 100 tot 200 kernwapens. Israël zou daarmee de enige nucleaire macht worden van het Midden-Oosten zonder ooit het Non Proliferatieverdrag (NPT) te ondertekenen, dat de spreiding van nucleaire wapens moet tegengaan. Daardoor is het land niet onderworpen aan een inspectieregime – zoals dat met Iran het geval is, dat wel lid is van het NPT – van de nucleaire installaties.
Minister van Defensie
In 1959 geraakt Peres verkozen in de Knesset als lid van Mapai, de partij van Ben-Goerion. Hij werd vervolgens onderminister van Defensie, een functie die hij tot 1965 vervulde. Na de Yom Kippoer-oorlog (1973) werd Shimon Peres eerst minister van Informatie en vervolgens van 174 tot 1977 minister van Defensie. In die periode was Peres een van de belangrijkste voorstanders van de bouw van joodse nederzettingen in bezet gebied. Op een gegeven moment geraakt hij in discussie verwikkeld over de bouw van de 'illegale' (volgens Israël zijn er ook 'legale' nederzettingen) bouwactiviteiten in Gush Emmunim, die hij als minister van Defensie steunde tegen zijn toenmalige premier Yitzhak Rabin in.
Militaire aanvallen in Tunesië
Van 1984 tot 1986 was hij Eerste Minister en vervolgens van 1986 tot 1988 minister van Buitenlandse Zaken in een regering van nationale eenheid met Likoed. In die periode ondernam Israël twee belangrijke militaire operaties in Tunesië waar de PLO, de Palestijnse bevrijdingsbeweging onder leiding van Yasser Arafat, gevestigd was. Op 1 oktober 1985 voerde de Israëlische luchtmacht operatie 'Houten Been' uit, een Israëlische aanval op het hoofdkwartier van de PLO in Hammam al-Shatt (15 km buiten de hoofdstad Tunis) als vergelding voor een Palestijnse actie waarbij drie Israëlische toeristen (volgens de PLO waren het Mossad-agenten) werden geëxecuteerd. Die actie was dan weer een vergelding voor de gevangenneming van een belangrijke militaire leider van de elite-troepen van de PLO. De Israëlische luchtbombardementen doodden rond de 60 PLO-ers, maar maakten ook vele tientallen Tunesische burgerslachtoffers. Peres besliste tot de operatie die volgens hem terroristen moest 'afschrikken' en zei later dat het om 'zelfverdediging' ging. De VN-Veiligheidsraad zag dat helemaal anders en veroordeelde met resolutie 573 de bombardementen als een daad van agressie in strijd met het Handvest van de Verenigde Naties. In april 1988, nadat de eerste intifada was uitgebroken, besliste het kernkabinet met daarin Peres als minister van Buitenlandse Zaken tot een nieuwe operatie in Tunis, ditmaal om de militaire leider van Fatah, Khalil al-Wazir (Abu Jihad), te executeren. Dat gebeurde door een Israëlisch commandoteam voor de ogen van zijn vrouw en zijn zoon. Opnieuw veroordeelde de VN-Veiligheidsraad deze moord met resolutie 611 als een “agressie uitgevoerd tegen de soevereiniteit en territoriale integriteit van Tunesië” zonder evenwel Israël bij naam te noemen. Pas eind 2012 zou Israël officieel toegeven de aanslag te hebben uitgevoerd.
Oslo-akkoorden en Palestijnse Bantoestans
In 1993 sloten Peres en Rabin in Oslo een akkoord met de Palestijnse leiders Arafat en – huidig president – Mahmoud Abbas. Die akkoorden luidden het begin in van wat een 'vredesproces' werd genoemd, maar in werkelijkheid geleid heeft tot de 'bantoestanisering' van de Palestijnse gebieden – kleine niet aaneengesloten stukjes Palestijnse gebieden die onder gedeeltelijke Palestijnse bevoegdheid vallen. Peres, die voordien een fervent voorstander was van de kolonisatie in Palestijns gebied, beoogde er twee zaken mee. Ten eerste, de neutralisering van de PLO en het veiligstellen van het joodse karakter van de staat Israël waarbij het merendeel van de kolonies in de Palestijnse bezette gebieden zou worden geannexeerd. Ten tweede zou dit de weg vrijmaken voor aparte vredesverdragen met de belangrijke Arabische buurlanden wat de economische positie van Israël in de regio zou moeten opkrikken. Dat laatste lukte maar gedeeltelijk met een vredesverdrag met Jordanië.
Druiven der Gramschap
In 1996 wilde Peres, die de vermoorde Rabin opvolgde als Premier, in volle verkiezingskoorts bewijzen dat hij naast staatsman ook een sterk militair leider is. Uit de peilingen bleek dat hij de nakende verkiezingen tegen Netanyahu zou verliezen. Hij beslist om het leger op pad te sturen naar Libanon met de operatie 'Druiven der Gramschap', een operatie die gericht was tegen de Libanese Hezbollah die militair actief was in het zuiden van Libanon. Het zou een bijzonder bloedig gebeuren worden. Naar schatting tweehonderdduizend Libanezen sloegen op de vlucht voor de terreurbombardementen vanop zee en vanuit de lucht. Op 18 april bombardeerde de Israëlische luchtmacht een VN-complex in de buurt van het stadje Qana in Zuid-Libanon. Daarbij kwamen 106 burgers om met nog eens tientallen gewonden. Een VN-onderzoek kwam tot de conclusie dat het onwaarschijnlijk was dat het ging om een technische of procedure-fout. De harde internationale kritiek weerlegde Peres met te wijzen op de verantwoordelijkheid van Hezbollah die de burgers als 'menselijk schild' zou hebben gebruikt. Dat was niet de bevinding van het VN-onderzoeksrapport.
Vredesduif en de tweede intifada
Ondertussen was Peres volop bezig zijn imago als vredesduif als gevolg van de Oslo-akkoorden en de toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede te onderhouden met de oprichting van het 'Peres Center for Peace' en het schrijven van boeken waarin hij zichzelf als man van vrede portretteerde. Een voorbeeld is het boek met de titel 'Battling for Peace' (1993).
Dat hinderde hem niet om opnieuw naar de post van minister van Buitenlandse Zaken te hengelen in een eenheidskabinet met Ariel Sharon (Likoed) aan het roer. Tijdens die regeerperiode lanceerde Sharon zijn operatie 'Defensive Shield' (van 29 maart tot 2 mei 2002), een van de grootste militaire operaties in de Westelijke Jordaanoever om de Palestijnse opstand met harde militaire hand neer te slaan. Volgens de VN doodde het Israëlisch leger 497 Palestijnen (tegenover 30 gedode Israëlische militairen) met nog eens meer dan 1400 gewonden. Peres heeft dit bloedig gebeuren altijd als 'noodzakelijk' bestempeld. Peres bleek ook geen probleem te hebben om in die periode van kabinetten deel uit te maken die een grote bouwwoede vertoonden in de Joods-Israëlische nederzettingen in Palestijns bezet gebied. Voor zoveel opportunisme kreeg hij zelf in eigen rangen veel kritiek. Uiteindelijk zou hij de Arbeiderspartij die hij mee hielp oprichten verlaten om zijn steun uit te spreken voor Ariel Sharon en eind 2005 diens nieuw opgerichte partij Kadima te vervoegen. Zoveel schipperen in het Israëlische politieke bestel zorgde er voor dat hij op 13 juni 2007 in de Knesset tot president werd verkozen, een post die hij tot vandaag bezet.
Op 5 maart is er een actie voorzien tegen het bezoek van Peres aan ons land. Samenkomst om 18u aan het Academiënpaleis in de Hertogsstraat 1 te Brussel (buurt van Metro Troon).