Image
Terreur in Guatemala
Foto: K21edgo on wikipedia
Terreur in Guatemala
Artikel
7 minuten

Guatemalteekse aanklagers kondigden op 26 januari 2012 aan dat de 85-jaar oude ex-dictator Efraín Ríos Montt, in maart dit jaar berecht zal worden voor misdaden tegen de menselijkheid en genocide. Hij wordt onder meer verantwoordelijk geacht voor de moord en de verdwijning van duizenden vooral arme en inheemse Guatemalteken.

Burgeroorlog

Efraín Ríos Montt kwam aan de macht via een staatsgreep en stond aan het hoofd van Guatemala van 23 maart 1982 tot 8 augustus 1983. Het land was op dat moment al een hele tijd verwikkeld in een burgeroorlog waarin de opeenvolgende Guatemalteekse autocratische regimes het opnamen tegen de linkse guerrilla. De burgeroorlog was voortgevloeid uit de chaos volgend op de door de CIA georchestreerde staatsgreep van 1954 tegen de democratisch verkozen regering van president Jacobo Arbenz Guzmán (verkozen in 1951). Hij beschouwde zichzelf als een socialist. Dit was in de periode van de Koude Oorlog op zich al een misdaad in de ogen van de VS, maar toen hij ook nog eens landhervormingen doorvoerde ten voordele van de vele landloze boeren, zag de CIA zich verplicht in te grijpen. Het werd daartoe aangespoord door het Amerikaanse bedrijf 'United Fruit Company' (nu 'Chiquita Brands International Inc'), dat zijn belangen bedreigd zag door de landhervormingen. Guzmán werd vervangen door een militaire junta. Vakbonden en linkse partijen werden terstond afgeschaft en de gerealiseerde sociaal-economische hervormingen werden teruggeschroefd. Politieke repressie, socio-economische discriminatie en racisme tegen de inheemse Guatemalteekse gemeenschappen leidden in 1960 tot het uitbreken van een burgeroorlog. De eerste fase van deze burgeroorlog was een opstand van de arbeiderspartij 'Partido Guatemalteco del Trabajo' (PGT) -die vooral bestond uit leden van de middenklasse, intellectuelen en studenten- tegen het regime. Het goed getrainde Guatemalteekse leger rekende vlug en zonder problemen af met deze groep. Daarna volgde er een revolte onder leiding van een aantal linkse militairen. De opstand mislukte maar de overlevenden trokken zich terug in de bergen en richtten de guerrilla-groep 'MR-13' op. In de jaren 1960 verschenen ook een aantal beruchte rechtse paramilitaire organisaties op het toneel, die vaak samenwerkten met het nationale leger. De Amerikaanse veiligheidsadviseur John P. Longan arriveerde in november 1965 in Guatemala. Het jaar daarop lanceerde hij er samen met de elite-eenheden van het Guatemalteekse leger, operatie 'Cleanup'. Dit betekende de eerste systematische golf van verdwijningen en moordaanslagen in het land. Leiders van arbeidersbewegingen en van boerenorganisaties werden geviseerd, alsook alle linkse guerrilla-strijders van de verschillende groepen die ondertussen opgericht waren. In de jaren 1970 kwamen daar nog een aantal nieuwe rebellengroepen bij (bvb. het 'Guerrilla-leger van de Armen' en de 'Organisatie van het gewapende volk'), vooral in de rurale hooglanden waar de arme inheemse bevolking leefde. Het Guatemalteekse leger was een geduchte tegenstander. Dankzij Amerikaanse hulp was het immers uitgegroeid tot het meest gesofisticeerde leger van Centraal-Amerika. Vanaf de jaren 1950 tot in de jaren 1990 steunde de Verenigde Staten het Guatemalteekse leger met training, geld en materiaal. Alleen onder VS-president Jimmy Carter zou deze militaire steun tijdelijk opgeschort worden (1979). In 1982 smolten de vier belangrijkste actieve linkse guerrilla-groepen samen tot de 'Guatemalteekse Nationale Revolutionaire Eenheid' (URNG).De burgeroorlog woedde 36 jaar lang en kostte volgens de Verenigde Naties zeker aan 200.000 mensen het leven. Gedurende de eerste tien jaar van de oorlog waren vooral studenten, arbeiders en oppositiefiguren de grootste slachtoffers van de staatsterreur, maar in de jaren daarna vielen de doden bijna allemaal te betreuren onder de inheemse burgers van de rurale gebieden (83% van het totaal aantal slachtoffers van de burgeroorlog was inheems). Het Guatemalteeks leger en de rechtse paramilitaire organisaties waren volgens de VN verantwoordelijk voor meer dan 93% van de gepleegde moorden, folteringen en verkrachtingen. Gedurende de korte dictatuur van Ríos Montt was er volgens de Historische Ophelderingscommissie (deze commissie onderzocht uitgebreid de misdaden begaan tijdens de burgeroorlog) sprake van een ware en bewuste genocide op sommige inheemse gemeenschappen. Meer dan 450 Maya-dorpen werden vernietigd (tactiek van de verschroeide aarde) en meer dan 1 miljoen mensen sloegen op de vlucht. De bloedige burgeroorlog eindigde pas in 1996, met de ondertekening van een moeizaam onderhandeld vredesakkoord. Daarin stond dat guerrillero's die hun wapens neerlegden, in ruil een stukje grond zouden krijgen.

Straffeloosheid

De Guatemalteekse bevolking reageerde opgelucht en verheugd op de recente aankondiging dat ex-dictator Efraín Ríos Montt zich zal moeten verantwoorden voor het gerecht. Tot nu toe is hij de enige echte topfiguur en leidinggevende die ooit aangeklaagd werd. Sinds het einde van de burgeroorlog waren de weinige gerechtelijke acties tegen mensenrechtenschenders gericht tegen mindere goden. In 1999 werd een lid van een paramilitaire groepering veroordeeld tot 150 jaar cel voor zijn betrokkenheid bij de dood van tientallen mensen. In 2009 volgde dan een boer die als informant werkte voor een paramilitair netwerk. Een van de meest recentste veroordelingen werd in de zomer van 2011 uitgesproken tegen vier voormalige ex-leden van de Guatemalteekse Speciale Eenheden (Kaibiles). Ze werden elk tot 6060 jaar gevangenschap veroordeeld voor hun betrokkenheid bij een welbepaalde slachtpartij. Het is alleszins duidelijk dat Guatemala nog niet in het reine is met zijn verleden, dat gehypothekeerd wordt door straffeloosheid. Mensenrechtenorganisaties strijden nochtans al jaren tegen de straffeloosheid  in hun land. De 'Guatemalteekse Conferentie van Bisschoppen' voorzag in 1998 reeds documentatie van de humanitaire catastrofe via het 'Herstel van het Historisch Geheugen'-project (REMHI), onder leiding van bisschop Juan José Gerardi. Het REHMI-rapport, getiteld 'Guatemala: Nunca Más' (Nooit Meer), werd uitgebracht op 24 april 1998 en omschreef de uitroeiing van meer dan 400 Maya-gemeenschappen en de vele moorden op voor het merendeel ongewapende inheemse burgers. Verantwoordelijken hoefden echter geen schrik te hebben voor vervolging. Integendeel, bisschop Gerardi werd zelf vermoord door drie legerofficieren twee dagen na het vrijgeven van zijn rapport. Voormalige militairen en hun aanhangers spanden in de loop der jaren zelfs verschillende rechtszaken aan wegens laster, tegen mensenrechtenactivisten, journalisten en zelfs voormalige slachtoffers van de staatsrepressie. Het toppunt van straffeloosheid wordt gesymboliseerd door ex-generaal Otto Pérez Molina, die sinds 14 januari 2012 het ambt van president van Guatemala bekleedt. Hij leidde de brutale militaire campagnes van Ríos Montt tegen de Ixil-gemeenschappen en stond aan het hoofd van de militaire inlichtingendienst tijdens de burgeroorlog. Gezien zijn verleden wordt het afwachten of Molina (die deze keer democratisch verkozen werd) en zijn regering de zeer recente verschuiving in de richting van het bestrijden van de straffeloosheid zal proberen tegenhouden. Deze verschuiving wordt vooral toegeschreven aan de nieuwe en moedige procureur-generaal Claudia Paz. De laatste jaren werden ook miljoenen documenten teruggevonden, gerelateerd aan misdaden gepleegd gedurende de burgeroorlog, die werden achtergelaten door de voormalige Guatemalteekse politie. De documenten worden momenteel minutieus nagepluisd door de families van meer dan 45.000 verdwenen activisten in de hoop dat dit kan leiden tot gerechtelijke actie.

Terreur van de armoede

De straffeloosheid die tot nu toe heerste, suggereert dat het vredesakkoord van 1996 het pad geëffend heeft voor de traditionele machtselites om hun zaakjes terug op de rails te zetten na de burgeroorlog. Journalist Giorgio Trucchi interviewde de voormalige Guatemalteekse guerrilla-leidster Alba Estela Maldonado. Zij stelt dat armoede, racisme en onderdrukking nog altijd aan de orde van de dag zijn in Guatemala. Terwijl “het vredesakkoord een belangrijke stap in de democratisering van het land vormde, profiteerde de oligarchie van de vrede om neoliberale maatregelen te introduceren... de fundamentele redenen die dus de aanleiding vormden voor het conflict zijn nog steeds intact”. Maldonado heeft het over een “sterke golf van privatiseringen, grond dat gestolen werd en geconcentreerd raakte in de handen van een klein groepje, arbeid zonder enige regulering en de criminalisering van sociaal protest. De introductie van mono-gewassen zoals suiker en Afrikaanse palmen, samen met de introductie van enorme hydro-elektrische-, timmerhout-, mijn- en petroleumprojecten zijn voorbeelden van nieuwe vormen van dominantie”. Guatemala wordt als gevolg van dit alles geconfronteerd met voorspelbare en vermijdbare doden. Zo lag het sterftecijfer van moeders in verhouding tot het aantal geboorten in 2011, 3 maal zo hoog als in streekgenoot Costa Rica. Gedurende de onlangs afgelopen presidentstermijn van Álvaro Colom (2008-2012) stierven 40.000 vrouwen voor of tijdens de bevalling, 50% daarvan in hun eigen huis. Dit suggereert een scherpe vermindering van de toegang tot geschoolde kraamhulp, vooral bij de inheemse gemeenschappen. Armoede speelt daarbij een beslissende factor. De helft van de 14 miljoen tellende bevolking in Guatemala leeft van minder dan 2 dollar per dag. Meer dan 13% leeft zelfs van minder dan 1,25 dollar per dag en bijna de helft van de Guatemalteekse kinderen wordt geconfronteerd met ondervoeding, ondanks het feit dat Guatemala het hoogste bruto binnenlands product van Centraal-Amerika heeft.

Dit artikel verscheen ook in Vrede - n° 414 | maart april 2012

Kent u Vrede nog niet?

Vraag hier een gratis proefnummer aan, of neem een abonnement en maak dit tijdschrift mee mogelijk.

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.