Het verval van de democratische aspiraties in Niger, en in de Sahel in het algemeen, is nauw verbonden met de langdurige invloed van het uitbuitende ‘Françafrique'-systeem. Geopolitieke belangen en geschillen tussen het ‘Westen’ en Rusland maken de zaken nog ingewikkelder en leiden tot destabiliserende gebeurtenissen zoals de crisis in Niger, waar president Mohamed Bazoum ten val werd gebracht (op 26 juli 2023 door generaal Tchiani).
Hoewel militaire staatsgrepen in tegenspraak zijn met democratische principes en niet mogen worden toegejuicht, vertoont de situatie in Niger bijzondere nuances. Het betreft een militaire actie die brede steun heeft verworven bij de bevolking vanwege haar verlangen om een einde te maken aan de schadelijke relatie tussen het land en Frankrijk. Hierdoor lijkt het erop dat de militaire actie werd ingegeven door legitieme bezorgdheden. Deze band tussen Niger en Frankrijk, in het bijzonder met betrekking tot de exploitatie van minerale hulpbronnen (voornamelijk uranium), lijkt de grootste bezorgdheid te zijn. De kennelijke steun van een groot deel van de bevolking wijst op een wijdverspreide ontevredenheid over de Franse aanwezigheid, waarvan de focus op natuurlijke hulpbronnen, met name uranium, essentieel is voor Frankrijks eigen energiestabiliteit.
Sommige commentatoren suggereren dat er oorlog dreigt in de regio, als gevolg van de gebeurtenissen in Niger. Frankrijk en sommige met Frankrijk geallieerde ECOWAS-landen (‘Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse staten), hebben inderdaad hun interesse geuit in een militaire interventie onder het voorwensdel van het herstellen van de democratische orde en het herinstalleren van Mohamed Bazoum.
Aan de andere kant hebben het huidig militair bewind in Niger en andere landen die recent een gelijkaardige staatsgreep ondergingen tegen leiders die welwillend stonden tegenover Frankrijk, zoals Mali en Burkina Faso, de bereidheid getoond om in te grijpen, evenals Niger te helpen om zijn territoriale integriteit te verdedigen, door zich uit te spreken tegen elke poging tot gewapende buitenlandse inmenging.
Een verklaring van de secretaris-generaal van de Algerijnse Arbeiderspartij veroordeelt expliciet de dreiging van een buitenlandse militaire interventie in Niger: “We weten dat de onderliggende drijfveer van de wil van het VS- en EU-imperialisme om militair te interveniëren in Niger niets te maken heeft met constitutionele legitimiteit, net zomin als democratie en mensenrechten aan de basis lagen van de criminele militaire interventies in Libië, Irak, Afghanistan, Jemen, enzovoort. Voor het VS- en EU-imperialisme draait het uitsluitend om het veiligstellen van de aanhoudende plundering van Nigers rijkdom, terwijl de Nigerezen ontstoken blijven van elementaire levensomstandigheden en zich in bittere armoede bevinden. Het is ook een kwestie van de instandhouding van een opgelegde multinationale buitenlandse militaire aanwezigheid in Niger.”
Niet minder interessant zijn de bedenkingen over een mogelijke interventie door de Wagner Group -een particulier militair bedrijf dat gesteund wordt door de Russische staat- ter verdediging van het coupregime en tegen de Franse invloed - hoewel dit nu onwaarschijnlijk is gezien de dood van Wagner-leider, Jevgeni Prigozjin.
De mogelijkheid dat een conflict uitbreekt in de regio waarbij meer dan tien landen betrokken zijn, vormt reden tot bezorgdheid. Een dergelijke ontwikkeling lijkt bovendien in het voordeel van het Westers imperialisme te zijn, omdat de geschiedenis aantoont dat de exploitatie van grondstoffen op het Afrikaans continent meestal goed gedijt in een oorlogscontext.
De jongerenopstand in de Sahel
De jongerenopstand in deze regio, die de coupregimes steunt, weerspiegelt een generatie die niet langer bereid is om de status quo te accepteren, die wil opkomen tegen corrupte regimes en verantwoording eist van haar leiders. Sociale media en digitale communicatieplatforms hebben een belangrijke rol gespeeld bij het mobiliseren en dynamiseren van jonge activisten over de grenzen heen, en ze hebben een gevoel van solidariteit en collectieve actie bevorderd.
De geschiedenis toont aan dat de exploitatie van grondstoffen op het Afrikaans continent meestal goed gedijt in een oorlogscontext.
De jongeren in de Sahel komen samen om hun stem luider te doen klinken. Ze roepen op tot een inclusief bestuur, transparante instituties, een einde aan corruptie, de beëindiging van de invloed van Frankrijk in hun binnenlandse zaken en een einde aan de Franse plundering van hun minerale hulpbronnen. In Niger hielden jongeren langdurige protesten voor de Franse ambassade in Niamey, die uiteindelijk culmineerden in de ‘bezetting’ en vernieling van de terreinen van de ambassade.
De jongerenopstand in West-Afrika en de Sahel is het bewijs van de macht van collectieve actie en van het geloof dat de toekomst van de regio in de handen van haar jonge bevolking ligt. Terwijl de strijd verdergaat, blijft het een bepalend moment in de geschiedenis van de regio die het pad richting een meer democratisch, inclusieve en rechtvaardige maatschappij mee vormgeeft.
De vrees bestaat echter dat deze jongeren evengoed vruchtbare grond kunnen vormen voor extreemrechtse bewegingen en groepen, of jihadistische tendensen. Sociale bewegingen en andere progressieve groepen worden dringend opgeroepen om een centrale rol te spelen in het snel verhogen van het politiek bewustzijn van deze jongeren en hen zo te motiveren om een progressieve agenda aan te nemen.
Neoliberalisme en extractivisme
De recente gebeurtenissen in de Sahel moeten gezien worden in de bredere context van de crisis in de regio die veroorzaakt wordt door het neoliberalisme en de op extractivisme gebaseerde politieke economie. De imperialistische agenda in Afrika blijft voortbestaan via de inmenging van mondiale machten.
Westerse en in toenemende mate niet-Westerse landen en transnationale bedrijven dringen regelmatig schadelijke handelsovereenkomsten op, die lokale economieën ondermijnen en de afhankelijkheid van het mondiale kapitalisme vergroten. Deze economische druk ondermijnt de autonomie van Afrikaanse landen en houdt de cyclus van afhankelijkheid van buitenlandse hulp in stand.
Het voortbestaan van extractivisme als het dominante ontwikkelingsmodel op het continent is onmiskenbaar. Dit model, dat gecontroleerd en overzien wordt door transnationale ondernemingen (TNC's), leidt tot de exploitatie van de overvloedige minerale hulpbronnen en dus tot de accumulatie van mondiaal kapitaal ten koste van lokale gemeenschappen in de periferie.
In het zuiden van Afrika (en meer algemeen in het mondiale Zuiden) manifesteert dit zich in een voortdurende afhankelijkheid van de export van grondstoffen, zoals ‘cash crops’ en mineralen, ten koste van productie met het oog op het voorzien in de behoeften van mens en milieu. Transnationale bedrijven profiteren vaak van handels- en energieovereenkomsten die hen een aanzienlijke mate van straffeloosheid bieden en hen in staat stellen verschillende economische kwalen, waaronder illegale geldstromen, loonontwijking en andere schadelijke praktijken, in stand te houden. Deze overeenkomsten verschaffen transnationale bedrijven ook de gunstige voorwaarden om nationale regelgeving te omzeilen en te opereren met minimale aansprakeliijkheid.
Transnationale bedrijven profiteren vaak van handels- en energieovereenkomsten die hen aanzienlijke straffeloosheid bieden.
Voorwaarden die bevorderlijk zijn voor de uitoefening van bedrijfsmacht en straffeloosheid creëren een milieu waarin instabiliteit, conflict en zelfs oorlog aangewakkerd kunnen worden. Recente politieke ontwikkelingen, met name de opkomst van populistische, autocratische en democratische regeringen, kunnen niet los worden gezien van de neoliberale en extractivistische crisis.
Sommige van deze regimes zijn ontstaan in samenwerking met of onder invloed van Westerse machten en het mondiaal kapitalisme. Andere maken gebruik van de misnoegdheden van het volk over het falen van het dominante model en de Westerse inmenging om heersende elites te verdrijven en zichzelf aan de macht te brengen. Ondanks hun beweringen dat ze de lokale kapitalistische klassen zullen versterken, toont de geschiedenis dat deze tegen-elites uiteindelijk ook handlangers worden van het mondiale kapitaal. Dit alles, verergert de ongelijkheid en belemmert echte vooruitgang en economische zelfbeschikking voor Afrikaanse naties.
Het Rusland-Oekraïne conflict
Als gevolg van het conflict tussen Rusland en Oekraïne is Afrika de afgelopen tijd een strijdtoneel geworden voor gevaarlijke diplomatieke manoeuvres met economische gevolgen. Afrika’s afhankelijkheid van de import van graan en ruwe olie vanuit Oekraïne en Rusland heeft geleid tot een aanzienlijke prijsstijging van deze essentiële producten. Sancties tegen de havens in de Zwarte Zee verstoren de exportkanalen, met als gevolg tekorten en prijsstijgingen op de Afrikaanse markten. Deze economische druk is een cruciaal aspect van het aanhoudende conflict en onderstreept het belang van enig inzicht in de wereldwijde gevolgen ervan.
Vertegenwoordigers van zowel Rusland als Oekraïne proberen actief de publieke opinie en het bestuur in Afrika te beïnvloeden. Beide landen vertonen daarbij een variërende graad van succes. De pogingen van Oekraïne om de Afrikaanse Unie te betrekken, hebben geen significante resultaten opgeleverd. Rusland leverde uitgebreide diplomatieke inspanningen gericht op Afrika, zoals de recente rondreis op het continent van de Russische minister van Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking, of de Rusland-Afrika-top die vorige maand in Sint-Petersburg door veel Afrikaanse staten werd bijgewoond. De top werd door sommigen beschouwd als een impliciete Afrikaanse goedkeuring van Poetins oorlog, of hadden het over een “opmerkelijk diplomatiek succes” voor Rusland.
De terughoudendheid van de Afrikaanse landen om de Russische invasie binnen de Verenigde Naties te veroordelen, wordt deels toegeschreven aan historische affiniteit. De erfenis van de steun van de Sovjet-Unie, zowel logistiek als politiek, in het tijdperk van de bevrijdingsstrijd tegen de kolonisatie, voornamelijk in het zuiden, en tegen apartheid in Zuid-Afrika, klinkt nog na in verschillende Afrikaanse landen. Deze historische band blijft Afrika's houding ten opzichte van huidige internationale conflicten beïnvloeden. Een ander punt in het ‘voordeel’ van Rusland, is dat het kan stellen -in tegenstelling tot sommige Westerse machten (NAVO-leden)- dat Moskou het Afrikaanse continent (nog?) niet geëxploiteerd, noch gekoloniseerd heeft.
Afrika bevindt zich in het centrum van de diplomatieke en economische gevolgen van het conflict tussen Rusland en Oekraïne. De steun die de Sovjet-Unie ooit bood, is nu verleden tijd en het geopolitieke landschap is aanzienlijk veranderd. De alliantie tussen Oekraïne en de NAVO -wat neerkomt op Europa en de Verenigde Staten- heeft de dynamiek van de relaties tussen Afrika en Rusland veranderd. Afrikaanse landen zullen zich misschien verplicht zien om hun historische banden bij te stellen en weloverwogen beslissingen te nemen op basis van de huidige geopolitieke realiteit.
Westerse machten versus China in Afrika
De bewering dat China de nieuwe imperialistische macht is in Afrika -een macht die de historische betrokkenheid van Europa en de Verenigde Staten overtreft- moet kritisch worden onderzocht. Hoewel China het Afrikaanse continent actief is binnengedrongen om zaken te doen, samen te werken en aantrekkelijke leningen te verstrekken, is het te simplistisch om zijn aanwezigheid te vergelijken met die van Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Portugal en de Verenigde Staten.
Ten eerste verbleekt de -hoewel aanzienlijke- Chinese economische betrokkenheid in Afrika, in vergelijking met de reeds langdurige invloed van de Westerse mogendheden. De cijfers tonen aan dat landroof en extractivisme op grotere schaal worden toegepast door de westerse landen die van oudsher de Afrikaanse hulpbronnen hebben geëxploiteerd ter verrijking van zichzelf.
De voorwaarden verbonden aan westerse leningen en hulp aan Afrika, houden een cyclus van afhankelijkheid en controle in stand.
Bovendien hebben Westerse machten strenge voorwaarden verbonden aan leningen en economische hulp in Afrika, waardoor vaak een cyclus van afhankelijkheid en controle in stand wordt gehouden. De leningen van China -hoewel vaak bekritiseerd vanwege de hoge kosten- gaan niet gepaard met dezelfde mate van politieke inmenging en zoveel voorwaarden als die van het Westen.
Daarnaast bewijst de militaire aanwezigheid van Rusland, Frankrijk en de Verenigde Staten in Afrika -samen met hun onderlinge geschillen over invloed en militaire hulp- dat deze landen nog steeds sterk betrokken zijn bij de aangelegenheden van het continent. De Russische Wagner Group en de Amerikaanse drone- en militaire basissen zijn concrete voorbeelden van hun aanhoudende militaire belangen in Afrika. China’s aanpak wordt daarentegen gekenmerkt door een focus op handel en economische ontwikkeling in plaats van inmenging in de lokale politiek. Hierdoor heeft China prioriteit kunnen geven aan economische samenwerking en infrastructuurprojecten zoals het ‘Belt and Road’-initiatief, de bouw van vliegvelden en bruggen, en andere grote projecten.
Hoewel China's aanwezigheid in Afrika opmerkelijk is en nauwlettend in de gaten moet worden gehouden, geeft het een verkeerd beeld van de complexiteit van wat er gebeurt, door het land een nieuwe imperialistische macht te noemen. Westerse mogendheden zijn nog steeds sterk betrokken bij Afrika, vaak met nog schadelijkere gevolgen. Het erkennen van deze nuances kan leiden tot een beter geïnformeerde discussie over de economische en politieke dynamieken die de toekomst van het Afrikaanse continent vorm zullen geven.
‘Islamistische’ opstand en fundamentalisme
De islamitische opstand, die oorspronkelijk zijn bolwerk had in West-Afrika, heeft zich nu uitgebreid naar zuidelijk Afrika. Ondanks de verschillende motivaties zijn er twee rode draden: conflicten over hulpbronnen en de sociaaleconomische uitsluiting van burgers van economische en politieke kansen.
In het noorden van Mozambique, dat sinds 2017 getroffen wordt door dergelijk geweld, lijkt de oorzaak van de islamistische opstanden te liggen in de frustratie en marginalisatie van jongeren die geen toegang hebben tot zinvolle economische en politieke participatie. De daaruit voortvloeiende wanhoop drijft sommigen tot extremistische ideologieën en naar geweld als middel om erkenning te zoeken en verandering te bewerkstelligen.
Terwijl deze conflicten escaleren, is buitenlandse interventie onder leiding van Westerse troepen, in het bijzonder Frankrijk, een gebruikelijke reactie geworden. In het geval van Mozambique maakt de aanwezigheid van troepen uit Rusland, de SADC (de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika) en Rwanda de situatie nog ingewikkelder. Deze buitenlandse troepen kennen zichzelf vaak een leidende rol toe, in naam van de strijd tegen de jihadisten en het terrorisme.
Hoewel de ontplooiing van buitenlandse troepen de onmiddellijke bedreigingen voor de veiligheid soms kan aanpakken, leidt ze ook tot bezorgdheid over de beïnvloeding van de lokale aangelegenheden door buitenlandse belangen. Lokale legers vervangen door buitenlandse troepen kan onbedoeld bestaande spanningen verergeren en afhankelijkheid creëren van buitenlandse hulp en militaire steun.
Het aanpakken van islamistische opstanden, vereist een benadering gericht op sociaaleconomische ontwikkeling.
Het aanpakken van de onderliggende oorzaken van de islamistische opstanden, vereist een alomvattende benadering die zich richt op sociaaleconomische ontwikkeling, de 'empowerment' van jongeren en politieke integratie. Door mogelijkheden te bieden voor economische inclusie en een zinvolle deelname aan het bestuur, kan de aantrekkingskracht van extremistische ideologieën afnemen, waardoor de ruimte voor geweld en conflicten kleiner wordt.
Bouwen aan een door het volk geleide pan-Afrikaanse agenda
Te midden van deze uitdagingen heeft het continent een pan-Afrikaans volksproject nodig dat sociale bewegingen en progressieve intellectuelen verenigt. Zo'n project is gericht op het weerstaan van imperialistische en neoliberale projecten en op het tegengaan van antidemocratisch bestuur en beleid ten nadele van de armen.
Samenwerking onder werkende mensen met hun diverse belangen, is essentieel om allianties te smeden voor duurzame ontwikkeling en soevereiniteitsbescherming. Een pan-Afrikaanse populaire en progressieve agenda streeft naar eenheid, solidariteit en economische zelfbeschikking voor alle Afrikanen. Ze pakt historische onrechtvaardigheden, economische ongelijkheid en politieke uitdagingen aan, terwijl ze een verenigd en welvarend Afrika verbeeldt. Belangrijke elementen zijn het uitbannen van armoede en ongelijkheid; het verzekeren van de eerlijke verdeling van middelen, in het bijzonder land en productieve activa; kwaliteitsonderwijs, gezondheidszorg en huisvesting.
Politiek gezien, pleit de agenda voor verantwoordelijk leiderschap en burgerparticipatie die verder gaat dan louter verkiezingen. Ze bevordert regionale integratie en echte bewegingsvrijheid. Op het vlak van milieu moet de agenda prioriteit geven aan duurzame landbouw, milieuvriendelijke industrialisatie en productiemiddelen in eigendom van de bevolking. Het aanpakken van de buitenlandse schuld en het bevorderen van economische soevereiniteit zijn prioriteiten om controle te verkrijgen over middelen en beleid.
Wereldwijde solidariteit met progressieve bewegingen en intellectuelen onderstreept de verwevenheid van de Afrikaanse bevrijding met de strijd voor rechtvaardigheid over heel de wereld. In essentie moet een door de basis gedreven pan-Afrikaanse agenda onlosmakelijk verankerd zijn in anti-imperialisme en anti-kolonialisme, terwijl het een authentiek en krachtig feministisch perspectief moet aannemen en omarmen.
Dit vertaalde artikel verscheen eerder op 'Foreign Policy in Focus'.