Op 16 september riepen de regeringen van Burkina Faso, Mali en Niger, in de Malinese hoofdstad Bamako, de 'Alliance des États du Sahel' (AES) in het leven.
Op het sociaal mediaplatform X -het voormalige Twitter- schreef kolonel Assimi Goïta, hoofd van de transitionele regering van Mali, dat het Liptako-Gourma Charter -dat de AES creëerde- een “architectuur van collectieve defensie en wederzijdse hulp ten voordele van onze bevolkingen” tot stand zou brengen. De zucht naar een dergelijke regionale samenwerking gaat terug tot de periode waarin Frankrijk officieel zijn koloniale heerschappij beëindigde. Tussen 1958 en 1963 maakten Ghana en Guinea al deel uit van de Unie van Afrikaanse Staten, die de kiem had moeten leggen voor een bredere pan-Afrikaanse eenheid. Mali was tussen 1961 en 1963 ook lid.
Meer recent hebben deze drie landen -en andere in de Sahel-regio, zoals Niger- echter te kampen met gemeenschappelijke problemen, zoals de aanwezigheid van radicale islamistische strijdkrachtenn voortgesproten uit de oorlog in 2011 van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) tegen Libië.
De woede ten opzichte van de ex-kolonie Frankrijk is zo intens dat ze ten minste zeven staatsgrepen heeft uitgelokt in Afrika (twee in Burkina Faso, twee in Mali, een in Guinee, een in Niger, en een in Gabon), en massademonstraties heeft aangewakkerd van Algerije tot in Congo. Het meest recente voorbeeld is Benin. De frustratie over Frankrijk is zo groot dat de Franse troepen uit de Sahel verdreven zijn. Mali heeft het Frans gedegradeerd van zijn status als officiële taal en de Franse ambassadeur in Niger (Sylvain Itté) werd effectief “gegijzeld” -zoals de Franse president Emmanuel Macron zei- door mensen die zeer kwaad zijn over het gedrag van Frankijk in de regio.
Philippe Toyo Noudjenoume, voorzitter van de ‘Organisation des peuples de l’Afrique de l’Ouest’ (OPAO) -een coalitie van anti-imperialistische en pan-Afrikaanse arbeiders-, boeren-, jongeren-, en culturele organisaties en politieke bewegingen- legt de basis uit van deze opeenstapeling van anti-Franse sentimenten in de regio. Het Frans kolonialisme, zegt hij, "is sinds 1960 blijven bestaan". Frankrijk bewaart de inkomsten van zijn voormalige koloniën in de ‘Banque de France’ in Parijs. Het Frans post-koloniaal beleid -bekend als Françafrique- omvatte de aanwezigheid van Franse militaire basissen van Djibouti tot Senegal, van Ivoorkust tot Gabon.
"Van alle voormalige koloniale machten in Afrika", stelt Noudjenoume, "is het Frankrijk dat minstens zestig keer militair heeft ingegrepen om regeringen omver te werpen, zoals [de regering van] Modibo Keïta in Mali (1968), of om patriottische leiders te vermoorden, zoals Félix-Roland Moumié (1960) en Ernest Ouandié (1971) in Kameroen, Sylvanus Olympio in Togo in 1963, Thomas Sankara in Burkina Faso in 1987, en anderen”. Tussen 1997 en 2002, tijdens het presidentschap van Jacques Chirac, heeft Frankrijk 33 keer militair geïntervenieerd op het Afrikaans continent. (Ter vergelijking: tussen 1962 en 1995 waren er 19 Franse militaire interventies in Afrikaanse staten.) Frankrijk heeft zijn koloniale greep of zijn koloniale ambities nooit opgegeven.
De rug van de kameel
Twee gebeurtenissen tijdens het afgelopen decennium hebben "de rug van de kameel gebroken", zegt Noudjenoume: de door Frankrijk geleide NAVO-oorlog in Libië in maart 2011, en de Franse interventie om Koudou Gbagbo Laurent te verwijderen van het presidentschap in Ivoorkust, in april 2011. "Jarenlang", stelt hij, "hebben deze gebeurtenissen een sterk anti-Frans sentiment aangewakkerd, vooral onder jongeren. Dit gevoel heeft zich niet alleen in de Sahel ontwikkeld, maar in heel Franstalig Afrika. Het is waar dat het op dit moment het meest openlijk tot uiting komt in de Sahel. Maar in heel Franstalig Afrika is dit een sterk sentiment."
Het massaal protest tegen de Franse aanwezigheid in de voormalige Franse koloniën in Afrika is nu duidelijk zichtbaar. Deze burgerprotesten hebben niet kunnen leiden tot gewone civiele machtsovergangen, grotendeels omdat de politieke apparaten in deze landen uitgehold werden door langdurige, door Frankrijk gesteunde, kleptocratieën (Zoals de familie Bongo, die van 1967 tot 2023 Gabon regeerde en die de olierijkdom van het land voor eigen gewin plunderde. Toen Omar Bongo in 2009 stierf, zei de Franse politica Eva Joly dat hij namens Frankrijk regeerde en niet namens zijn eigen burgers.)
Ondanks de door Frankrijk gesteunde repressie in deze landen, hebben vakbonden, boerenorganisaties en linkse partijen zich toch kunnen laten gelden, al hebben ze de opmars van het anti-Frans kolonialisme niet kunnen sturen.
In 2013 greep Frankrijk militair in, in Mali om te proberen de krachten onder controle te krijgen die het twee jaar eerder had ontketend tijdens de NAVO-oorlog in Libië. Deze radicaal islamistische strijdkrachten veroverden de helft van Mali’s grondgebied en in 2015 vielen ze vervolgens Burkina Faso aan. Frankrijk intervenieerde, maar het stuurde de soldaten van de legers van deze Sahellanden eigenlijk de dood in tegen dezelfde radicale islamistische strijdkrachten die het had gesteund in Libië. Dit creëerde veel vijandigheid onder de soldaten, vertelt Noudjenoume, en daarom kwamen patriottische segmenten van deze legers in opstand tegen hun regeringen en wierpen ze hen omver.
Anti-interventie
Na de recente staatsgreep tegen president Mohamed Bazoum in Niger, hoopte het Westen een proxy-troepenmacht te sturen -onder leiding van de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS)- maar de Afrikaanse militaire leiders wezen dit af.
Doorheen de hele regio richtten mensen solidariteitscommissies op om de Nigerese bevolking te beschermen tegen elke aanval. De dreiging van een buitenlandse interventie lokte “opstand en verontwaardiging uit onder de bevolkingen”, legt Noudjenoume uit. In Nigeria braken er massale protesten uit tegen een interventie in buurland Niger en de Nigeriaanse president Bola Ahmed Tinubu zag zich zelfs verplicht om zich terug te trekken uit de ECOWAS-kruistocht nadat ook het Nigeriaanse Congres tegenstemde. Naarmate de ultimatums van ECOWAS om de afgezette Nigerese president Bazoum te herinstalleren, verstreken, werd duidelijk dat het om loze dreigementen ging.
Ondertussen bleek niet alleen dat de Nigerese bevolking zich zou verzetten tegen elke militaire inmenging, maar beloofden Burkina Faso en Mali onmiddellijk om Niger te verdedigen tegen een dergelijke interventie. De nieuwe Alliantie van Sahel-staten (AES) is het resultaat van deze wederzijdse solidariteit.
De AES is niet louter een militair of veiligheidspact. Op de ondertekeningsceremonie verklaarde Mali’s minister van Defensie, Abdoulaye Diop, aan de journalisten: “Deze alliantie zal een combinatie zijn van militaire en economische inspanningen tussen de drie landen”. Ze zal voortbouwen op de overeenkomst van februari 2023 tussen Burkina Faso, Guinee en Mali om samen te werken rond een uitwisseling van brandstof en elektriciteit, de bouw van transportnetwerken, de verkoop van minerale hulpbronnen, de uitbouw van een regionaal landbouwontwikkelingsproject en het vergroten van de handel binnen de Sahel.
Of deze landen er effectief in zullen slagen om een ontwikkelings- en economische agenda op te zetten die hun bevolkingen ten goede komt -en zo garandeert dat Frankrijk geen middelen heeft om zijn gezag over de regio uit te oefenen- valt nog te bezien.
Dit vertaalde artikel verscheen eerder op Globetrotter.