Op 28 augustus koos VS-viceminister van Defensie, Kathleen Hicks, een driedaagse conferentie georganiseerd door de ‘National Defense Industrial Association’ (NDIA) -de grootste handelsgroep van de VS-wapenindustrie- als gelegenheid om het ‘Replicator Initiative’, aan te kondigen. Dit initiatief zou onder meer de productie van “zwermen drones” omvatten, die op korte termijn duizenden doelwitten in China kunnen raken. Noem het de grootschalige lancering van de techno-oorlog.
Haar toespraak voor de verzamelde wapenproducenten was een zoveelste teken dat het militair-industrieel complex (MIC) -waar VS-president Dwight D. Eisenhower ons al meer dan 60 jaar geleden voor waarschuwde- maar al te levend en wel is, en dat het een nieuwe richting inslaat. Het project is als het ware het MIC voor het digitale tijdperk. Hicks omschrijft het doel van het Replicator Initiatief als volgt:
“Om voorop te blijven [op China], gaan we nieuwe, state of the art… ‘attritable’ [vervangbare] autonome systemen in alle domeinen creëren die minder duur zijn, minder mensen in gevaar brengen, en die aangepast, of verbeterd kunnen worden met substantieel kortere productietijden… We zullen de [autonome systemen] van de PLA [China's volksbevrijdingsleger] counteren met massa’s van onszelf, maar die van ons zullen moeilijker in te schatten zijn, moeilijker om te raken, en moeilijker om te verslaan.”
Je moet het zien als artificiële intelligentie (AI) die ten oorlog trekt. En dat woord “attritable”, een term die niet bepaald van de tong rolt of veel betekenis heeft voor de gemiddelde belastingbetaler, is puur Pentagon-jargon voor de gemakkelijke en snelle vervangbaarheid van systemen die verloren gaan in de strijd.
Laten we later onderzoeken of het Pentagon en de wapenindustrie wel capabel zijn om het soort van goedkope, doeltreffende, gemakkelijk vervangbare techno-oorlogsystemen waarover Hicks het in haar toespraak had, te produceren. Eerst wil ik focussen op het doel van dergelijke inspanningen: het confronteren van China.
Doelwit: China
Hoe je de honger voor militair conflict van China ook inschat -in plaats van het Chinees vertrouwen in zijn steeds machtiger wordende politieke en economische beïnvloedingsinstrumenten- het Pentagon kiest duidelijk voor een militair-industriële oplossing voor de uitdaging die Beijing stelt. Zoals de toespraak van Hicks aan de verzamelde wapenproducenten suggereerde, zal deze nieuwe Pentagon-strategie gebaseerd zijn op een cruciale vooronderstelling: elke toekomstige technologische wapenwedloop zal zwaar afhankelijk zijn van de droom om altijd maar goedkopere, steeds meer capabele wapensystemen te construeren, op basis van de snelle ontwikkeling van quasi-onmiddellijke communicatie, artificiële intelligentie en de mogelijkheid om dergelijke systemen op korte termijn in te zetten.
De visie die Hicks voorlegde aan de NDIA is, zoals je misschien al hebt opgemerkt, niet gebonden aan de geringste drang om diplomatiek of politiek te reageren op de uitdaging van Beijing als opkomende grootmacht. Dat dit ongetwijfeld de meest doeltreffende manieren zijn om een toekomstig conflict met China af te wenden, doet er niet toe. Een dergelijke niet-militaire aanpak zou gebaseerd zijn op een duidelijk verkondigde terugkeer naar het ‘One China'-beleid dat de VS lange tijd aanhing. Volgens dit beleid ziet de VS af van elke formele politieke erkenning van het eiland Taiwan als afzonderlijke staat, terwijl Peking er zich toe verbindt om uitsluitend vreedzame middelen te gebruiken bij zijn pogingen om dat eiland te absorberen.
Er zijn tal van andere kwesties in de wereld waarbij samenwerking tussen de VS en China, deze twee naties van een confrontatiebeleid naar een gunstig beleid van coöperatie zou kunnen leiden, zoals opgemerkt door mijn collega Jake Werner van het ‘Quincy Institute’: “1) ontwikkeling in het Mondiale Zuiden; 2) de aanpak van klimaatverandering 3) de heronderhandeling van mondiale economische en handelsregels; en 4) de hervorming van internationale instellingen om een meer open en inclusieve wereldorde te creëren”. Het bereiken van dergelijke doelstellingen op de planeet zoals die nu is, lijkt misschien een onmogelijke opgave, maar het alternatief -oorlogszuchtige retoriek en agressieve manieren van competitie die het risico op oorlog vergroten- moet als gevaarlijk en onaanvaardbaar beschouwd worden.
Aan de andere kant zijn de voorstanders van het verhogen van de Pentagon-uitgaven om de vermeende gevaren verbonden aan de opkomst van China aan te pakken, meesters in het opkloppen van dreigingen. Ze vinden het gemakkelijk en bevredigend om zowel Beijings militaire capaciteiten als zijn mondiale intenties te fabuleren om te rechtvaardigen dat het militair-industrieel complex tot in de verre toekomst ruimschoots gefinancierd blijft.
Zoals Dan Grazier van het ‘Project on Government Oversight’ in een rapport van december 2022 opmerkt: terwijl China op militair vlak aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt de afgelopen decennia, heeft het een “inherent defensieve” strategie en vormt het geen rechtstreekse bedreiging voor de Verenigde Staten. Op dit moment loopt Beijing in feite opvallend achter op Washington wat zowel militaire uitgaven als belangrijke capaciteiten betreft. Zo heeft het bijvoorbeeld een veel kleiner (maar ongetwijfeld nog steeds verwoestend) nucleair arsenaal, een minder capabele marine en een pak minder gevechtsvliegtuigen. Dit lijkt echter helemaal niet zo als je alleen naar de doemdenkers op Capitol Hill [het Congres] en in het Pentagon zou luisteren.
Maar, zo benadrukt Grazier, dit zou niemand mogen verbazen, aangezien het opblazen van dreigingen al decennialang het middel bij uitstek is voor defensiehaviken om de militaire uitgaven op te krikken. Tijdens de vorige eeuw, aan het einde van de Koude Oorlog, nadat de Sovjet-Unie uiteengevallen was, zei toenmalig voorzitter van de ‘Joint Chiefs of Staff’, Colin Powell: "Denk er goed over na. Ik heb bijna geen demonen meer over. Ik heb bijna geen schurken meer over. Ik heb alleen nog maar [Cuba's Fidel] Castro en [de Noord-Koreaanse dictator] Kim Il-sung."
Het hoeft geen betoog dat dit een ernstige bedreiging vormde voor de financiële middelen van het Pentagon, en het Congres drong toen inderdaad aan op een aanzienlijke inkrimping van de strijdkrachten, waardoor er in de eerste jaren na de Koude Oorlog minder geld was om uit te geven aan nieuwe wapens. Maar het Pentagon kwam al snel op de proppen met een nieuwe reeks vermeende dreigingen voor de VS om het opnieuw opkrikken van de militaire uitgaven te rechtvaardigen. Omdat het geen grote mogendheid in het vizier had, begon het zich te richten op de vermeende gevaren van regionale machten zoals Iran, Irak en Noord-Korea. Daarbij werd de militaire kracht van deze landen eveneens sterk overdreven in een streven om budgetten te verkrijgen die de overwinning moest verzekeren in niet één maar twee grote regionale conflicten tegelijk.
Dit proces van overschakeling op nieuwe vermeende dreigingen om een grotere militaire macht te rechtvaardigen, werd treffend beschreven in het boek ‘Rogue States and Nuclear Outlaws’ van Michael Klare uit 1995. Na de aanslagen van 9/11 werd het discours van de ‘schurkenstaten’ tijdelijk overvleugeld door de rampzalige ‘Global War on Terror’, een duidelijk misplaatste reactie op deze terroristische aanslagen. Het zou leiden tot biljoenen dollars aan uitgaven voor de oorlogen in Irak en Afghanistan, en een counter-terrorisme inspanning die VS-operaties omvatte in 85 -ja, 85! - landen - helder gedocumenteerd door het ‘Costs of War Project’ van de Brown Universiteit.
Al dat bloed, waaronder honderdduizenden rechtstreekse burgerdoden (en veel meer onrechtstreekse), evenals duizenden doden en pijnlijke aantallen verwoestende fysieke en psychologische verwondingen bij VS-militairen, resulteerde in de installatie van instabiele of repressieve regimes waarvan het gedrag, in het geval van Irak, de weg hielp bereiden voor de opkomst van de terreurorganisatie Islamitische Staat (ISIS). Deze interventies bleken allesbehalve vlot te verlopen, noch deden ze de democratie opbloeien, zoals voorspeld door de pleitbezorgers van de post-9/11-oorlogen van de VS. Maar ere wie ere toekomt! Ze bleken een opmerkelijk efficiënte geldmachine te zijn voor het militair-industrieel complex.
De constructie van ‘de Chinese dreiging’
Wat China betreft, de status van dat land als de bedreiging van de dag geraakte in een stroomversnelling tijdens de Trump-jaren. In de Pentagon-defensiestrategie van 2018 werd "de concurrentie tussen grootmachten" voor het eerst sinds de twintigste eeuw genoemd als de dreiging van de toekomst.
Een bijzonder invloedrijk document uit deze periode was het rapport van de ‘National Defense Strategy Commission’. Dit orgaan bekritiseerde de toenmalige strategie van het Pentagon en beweerde stoutmoedig (zonder significante ondersteunende informatie) dat het Ministerie van Defensie niet van plan was om genoeg geld uit te geven voor het aanpakken van de militaire uitdaging van de grote machtsrivalen, met een primaire focus op China. De commissie stelde voor om het budget van het Pentagon de komende jaren met 3% tot 5% boven de inflatie te verhogen – wat het budget binnen enkele jaren tot een ongeziene 1 biljoen dollar of meer zou hebben gestuwd.
Het rapport van de commissie werd vervolgens uitgebreid aangehaald in het Congres door voorstanders van het optrekken van de Pentagon-uitgaven, met name door de voormalige Republikeinse voorzitter van de Senaatscommissie voor de Strijdkrachten, James Inhofe, die het rapport tijdens hoorzittingen letterlijk naar getuigen zwaaide en hen vroeg trouw te zweren aan de dubieuze bevindingen. Dat cijfer van 3% tot 5% reële groei sloeg aan bij prominente haviken in het Congres, en de uitgaven pasten sindsdien inderdaad precies in dat patroon.
Wat niet veel besproken werd, is een onderzoek door het ‘Project on Government Oversight’ dat aantoont dat de commissie die het rapport opstelde en die de uitgavenstijgingen voedde, sterk leunde op individuen met nauwe banden met de wapenindustrie. De covoorzitter van de commissie zat bijvoorbeeld in de raad van bestuur van de gigantische wapenproducent Northrop Grumman en de meeste andere leden zijn adviseurs of consultants geweest voor de wapenindustrie of werkten in denktanks die rijkelijk door zulke bedrijven worden gefinancierd. Het ging dus nooit over een zelfs maar marginaal objectieve beoordeling van de ‘defensie’-behoeften van de VS.
Pas op voor het ‘techno-enthousiasme’ van het Pentagon
Om er zeker van te zijn dat iedereen de punten in haar NDIA-toespraak goed begrepen had, herhaalde Kathleen Hicks dat de door haar voorgestelde veranderingen in de ontwikkeling van wapens, met een toekomstige techno-oorlog in gedachten, rechtstreeks gericht is tegen Beijing. “We moeten ervoor zorgen”, zei ze, “dat het leiderschap van de PRC [Volksrepubliek China] elke dag wakker wordt, de risico's van geweld overweegt en concludeert, 'vandaag is niet de dag' - en niet alleen vandaag, maar elke dag, tussen nu en 2027, nu en 2035, nu en 2049, en verder... Innovatie is hoe we dat doen."
Het idee dat geavanceerde militaire technologie de magische oplossing zou kunnen zijn voor complexe veiligheidsuitdagingen druist regelrecht in tegen de werkelijke staat van dienst van het Pentagon en de wapenindustrie tijdens de afgelopen vijf decennia. In die jaren werden zogenaamde "revolutionaire" nieuwe wapensystemen, zoals het F-35-gevechtsvliegtuig, het ‘Future Combat System’ (FCS), en het ‘Littoral Combat Ship’ [kustgevechtsschip], geplaagd door notoire kostenoverschrijdingen, vertragingen in de planning, en performance- en onderhoudsproblemen, die in het beste geval hun gevechtscapaciteiten ernstig hebben ingeperkt. Zo is de marine zelfs al van plan om een aantal van deze kustgevechtsschepen vervroegd op pensioen te sturen, terwijl het hele FCS-programma gewoon werd geannuleerd.
Kortom, het Pentagon rekent nu, in het tijdperk van de artificiële intelligentie, op een complete transformatie van de manier waarop het zelf en de industrie al jaren presteert – op zijn zachtst gezegd een gewaagde gok. Maar er is één ding waarop wel kan gerekend worden: de nieuwe aanpak zal hoogstwaarschijnlijk een goudmijn zijn voor wapencontractanten, zelfs als de resulterende wapentuigen in de verste verte niet presteren zoals geadverteerd.
Dit project zal geconfronteerd worden met heel wat politieke uitdagingen, met name het vinden van de vele miljarden dollars nodig om de doelen van het 'Replicator'-initiatief na te streven. Tegelijkertijd zal de lobby van de producenten van bestaande ‘big-ticket items’, zoals vliegdekschepen, bommenwerpers en gevechtsvliegtuigen, afgeweerd moeten worden. Leden van het Congres zullen dergelijke bestaande wapensystemen vurig verdedigen om ervoor te zorgen dat de militaire uitgaven blijven stromen naar de grote contractanten en dus naar de belangrijkste congresdistricten.
Een oplossing voor het potentiële conflict tussen het financieren van de nieuwe systemen waar Hicks voor pleit en het behoud van de kostelijke bestaande programma’s die de titanen van de wapenindustrie nu voeden, is het verhogen van het reeds enorme Pentagon-budget naar die piek van een biljoen dollar. Dat zou het hoogste militaire budget betekenen sinds Wereldoorlog Twee.
Het Pentagon bouwt zijn strategie al lang op rond vermeende technologische wonderen, zie het “elektronische slagveld” in het tijdperk van de Vietnamoorlog; de “revolutie in militaire zaken,” die voor het eerst naar voor werd geschoven in het begin van de jaren 1990; en de precisiegeleide munitie die zeker sinds de Perzische Golfoorlog van 1991 werd bewierookt. Het maakt helemaal niets uit dat dergelijke wonderwapens nooit presteerden zoals ze werden aangeprezen.
Een gedetailleerd rapport van het ‘Government Accountability Office’ over de bombardementencampagne in de Golfoorlog concludeerde dat “de bewering van het DOD [ministerie van Defensie] en contractanten dat één lasergeleide bom geschikt zou zijn voor één doel, niet werd bewezen in de luchtcampagne, waar gemiddeld 11 ton geleide en 44 ton ongeleide munitie werd afgeleverd op elk succesvol vernietigd doel".
Wanneer er wel in geslaagd wordt om geavanceerde wapensystemen -tegen een enorme kost qua prijs en tijd- te doen werken, blijken ze bijna altijd van beperkte waarde te zijn, zelfs tegen relatief slecht bewapende tegenstanders (zoals deze eeuw in Irak en Afghanistan bleek). Hoe zou dit dan gaan tegen China, een grote machtsrivaal met een moderne industriële basis en een groeiend arsenaal aan geavanceerde wapens? Het streven naar beslissende militaire superioriteit over Beijing en naar de mogelijkheid om een oorlog te winnen van een nucleair bewapende mogendheid zou moeten beschouwd worden (maar dat wordt het niet) als een enorm dwaze onderneming die eerder een oorlog zal uitlokken dan afschrikken, en met mogelijk desastreuze gevolgen voor alle betrokkenen.
Misschien wel het gevaarlijkst van al, is dat het streven naar de grootschalige productie van op AI gebaseerde wapentuigen de kans alleen maar vergroot dat toekomstige oorlogen op maar al te rampzalige wijze kunnen worden uitgevochten zonder enige menselijke tussenkomst. Zoals Michael Klare uitlegt in een rapport voor de ‘Arms Control Association’, zal het vertrouwen in dergelijke systemen ook de kansen op technische defecten vergroten, alsook op verkeerde door AI aangedreven beslissingen met betrekking tot doelwitten, wat tot onbedoelde bloedbaden zou kunnen leiden. Het potentieel desastreus falen van zulke autonome systemen vergroot dan weer de mogelijkheid op een nucleair conflict.
Het zou nog altijd mogelijk zijn om het 'techno-enthousiasme' van het Pentagon aan banden te leggen, door de ontwikkeling van het soort systemen benadrukt in de toespraak van Hicks, te vertragen. Tegelijkertijd moeten er internationale verkeersregels opgesteld worden voor de toekomstige ontwikkeling en ontplooiing van deze systemen.
Het is echter hoog tijd om in te gaan tegen een zoveelste misplaatste “techno-revolutie”, voordat geautomatiseerde oorlogsvoering het risico op een mondiale catastrofe nog vergroot. Het prioriteren van nieuwe wapentuigen boven creatieve diplomatie en verstandige politieke beslissingen is een recept voor rampspoed voor de komende decennia. Er moet een betere manier zijn.
Dit vertaalde artikel verscheen eerder op TomDispatch.