Vier jaar nadat het land het startschot van de Arabische Lente gaf, gaat Tunesië een nieuwe fase van zijn politieke transitie in. Na de parlementsverkiezingen in oktober 2014 en de eerste ronde van de presidentsverkiezingen in november 2014, tekenen de contouren van een nieuw politiek landschap zich af. Afgelopen zondag 22 december, vond de tweede ronde plaats van de presidentsverkiezingen. Volgens exitpolls zijn deze gewonnen door Béji Caïd Essebsi, maar het is nog wachten op de officiële resultaten. Wel is duidelijk dat de parlements- en presidentsverkiezingen die Tunesië de voorbije maanden in de ban hielden, gedomineerd werden door een politieke strijd tussen seculier en Islamistisch Tunesië. Een strijd die de seculieren lijken te winnen, maar tegelijkertijd een strijd die de nodige nuancering behoeft.
In een Arabische wereld die gebukt gaat onder toenemend geweld en terrorisme lijkt Tunesië een regionaal succesverhaal. Terwijl buurland Libië op de rand van staatsfalen balanceert en Egypte’s revolutie bijna volledig ongedaan gemaakt is door een nieuwe militaire dictatuur, heeft Tunesië sinds kort een fel bejubelde nieuwe grondwet en organiseerde het eind 2014 nieuwe democratische verkiezingen. Toegegeven, de erg lange aanloop naar deze verkiezingen liep niet van een leien dakje. De grondwetgevende vergadering die eind 2011 verkozen werd om een nieuwe grondwet te schrijven, had drie jaar -in plaats van het vooropgestelde jaar- nodig om zich van haar taak te kwijten. Deze driejarige periode werd bovendien gekenmerkt door een zware politieke crisis na de moord op twee vooraanstaande oppositieleden, een penibele veiligheidssituatie met toenemend salafistisch geweld en een slabakkende economie met hoge werkloosheidscijfers. Vooral dit laatste heeft tot groot ongenoegen geleid onder de Tunesische bevolking en in het bijzonder bij de (revolutionaire) Tunesische jeugd. Deze laatste bevolkingscategorie heeft nog geen vruchten geplukt van haar revolutie voor sociale gelijkheid en economische waardigheid in 2011, integendeel.
Nidaa Tounes
Dit ongenoegen zorgde ervoor dat de bevolking de vorige regering, geleid door het islamistische Ennahdha en twee kleinere seculiere partijen (CPR en Ettakatol), afstrafte in de parlementsverkiezingen van afgelopen oktober. Deze verkiezingen ontpopten zich tot een titanenstrijd tussen Ennahdha en de relatief nieuwe ‘seculiere’ coalitiepartij Nidaa Tounes, waarbij Nidaa Tounes uiteindelijk als winnaar uit de bus kwam. Nidaa Tounes, met als spilfiguur haar charismatische leider Béji Caïd Essebsi, herbergt een erg gevarieerd spectrum aan kandidaten. Verdeeld qua ideologie en achtergrond – gaande van linkse democraten en liberale zakenlui tot voormalige RCD’ers (de partij van de in 2011 gevluchte ex-president Ben Ali) – delen ze allen echter één gemeenschappelijke vijand: de Tunesische islamisten. Met haar anti-islamistisch discours veroverde Nidaa Tounes 39% van de zitjes in het nieuwe parlement en is de partij nu aan zet om een nieuwe regering te vormen. De electorale achterban van Nidaa Tounes bestaat voornamelijk uit upper-class Tunesiërs, die sterk Fransgezind zijn qua levensstijl en oriëntatie, maar ook uit een groep kiezers afkomstig uit alle sociale klassen van de maatschappij die erg teleurgesteld zijn in de vorige regering. Nidaa Tounes kon daarom rekenen op veel strategische stemmen van Tunesiërs die zeker wilden zijn dat Ennahdha niet opnieuw zou regeren. Bovendien hopen velen dat Nidaa Tounes, met een aantal ervaren politici aan boord (Essebsi is reeds politiek actief sinds de onafhankelijkheid), de nodige know-how bezit om Tunesië uit het slop te halen.
Ennahdha
Ennahdha moest zich uiteindelijk tevreden stellen met een tweede plaats. Daar waar haar voormalige coalitiepartners CPR en Ettakatol bijna volledig van de kaart werden geveegd, bleef de islamistische Ennahdha-partij, ondanks de vele kritiek die ze te slikken kreeg, sterk overeind met 32% van de stemmen. Vooral in het armere zuiden van het land geniet Ennahdha een blijvende aanhang. Ook het feit dat Ennahdha een nieuwe politieke elite vertegenwoordigt, in tegenstelling tot de oude politieke elites uit Tunis en de rijke kustregio’s die sinds jaar en dag Tunesië regeren, draagt bij aan het blijvend succes van de islamistische partij. Ennahdha gaf, in een blijk van politieke maturiteit, snel haar verkiezingsnederlaag toe en feliciteerde Béji Caïd Essebsi openlijk met zijn overwinning. Het is geen geheim dat de islamisten in Tunesië de voorbije jaren een lange en vaak erg hobbelige weg hebben afgelegd, met vele fouten en tekortkomingen. Maar tegelijkertijd zijn vele observatoren het er over eens dat ze gaandeweg de democratische spelregels ter harte hebben genomen en geleerd hebben om compromissen te sluiten. Het feit dat Ennahdha in 2013, in volle politieke crisis, besloot om af te treden ten voordele van een nieuwe technocratische regering, bewijst dit. De partij gaat er tegenwoordig prat op het belang van het land voor haar eigen partijbelang te plaatsen, een troef die ze probeerde uit te spelen tijdens de electorale periode.
Lage opkomst
Om het volledige plaatje van de parlementsverkiezingen te schetsen moet naast de bespreking van de koplopers Nidaa Tounes en Ennahdha, ook vermeld worden dat bijna twee op drie stemgerechtigde Tunesiërs niet gingen stemmen. Dat vooral de jeugd tot deze categorie behoort, legt een pijnlijk legitimiteitsprobleem bloot. De revolutionaire jeugd, die een krachtig signaal uitstuurde tijdens de protesten eind 2010 en begin 2011, is gedesillusioneerd in de formele politiek. Dat is niet verwonderlijk, aangezien de twee grootste partijen door een erg oude garde geleid worden: de leider van Ennahdha, Rashid al-Ghannoushi, is 77 jaar terwijl Béji Caïd Essebsi, de leider van Nidaa Tounes, dit jaar maar liefst 88 jaar werd. Dat Ennahdha daarenboven in de vorige legislatuur faalde om de jeugdwerkloosheid terug te dringen en Nidaa Tounes verschillende leden van het vorige regime herbergt, zorgt vaak voor een regelrechte afkeer bij de revolutionaire jeugd voor het huidige politieke establishment.
In november 2014, een maand na de parlementsverkiezingen, vond de eerste ronde van de Tunesische presidentsverkiezingen plaats met een gelijkaardige lage opkomst. Ondanks het feit dat de macht van de president danig teruggeschroefd is in de nieuwe grondwet en zich beperkt tot de portefeuilles van defensie en buitenlandse zaken, toonde de overmatige mediabelangstelling voor de presidentskandidaten aan dat de notie van personencultus nog steeds leeft in Tunesië. Na drie jaar van islamistisch (wan)beleid lijken vele Tunesiërs opnieuw naar een sterke leider te snakken die het land terug op de rails kan krijgen. Aangezien Ennahdha volop inzette op de parlementsverkiezingen en geen presidentskandidaat naar voor schoof, leek de 88-jarige Béji Caïd Essebsi van Nidaa Tounes aanvankelijk vrij spel te krijgen om deze verkiezingen te winnen. Toch zal hij het eind december in een tweede ronde moeten opnemen tegen de uittredende president en mensenrechtenactivist Moncef Marzouki, die tot de CPR-partij behoort. Met respectievelijk 39% en 33% van de stemmen in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen lijkt een nek-aan-nek race tussen ‘Bajbouj’ en Marzouki niet uitgesloten voor de run–off ronde in december.
Marzouki
Het succes van Moncef Marzouki is enigszins verwonderlijk aangezien de Tunesische media en bevolking hem tijdens zijn vorige ambtstermijn danig ridiculiseerden en weinig serieus namen. Marzouki, die als hevig opposant van Ben Ali aanvankelijk veel aanzien genoot, werd veel te zwak bevonden in de hoedanigheid van president. Hij slaagde er niet in om te overtuigen als een sterke leider die de Tunesiërs kon verenigen. Zijn onverwachte terugkeer vandaag heeft veel te maken met de toenemende vrees onder een bepaald deel van de bevolking dat Nidaa Tounes niets anders zou zijn dan het nieuwe gezicht van het oude autoritaire regime. Marzouki, die zich altijd fel verzette tegen de dictatuur, lijkt de uitgelezen kandidaat om een tegenwicht te bieden aan een mogelijk teruggrijpen naar autoritaire praktijken. Ennahdha-aanhangers stemden bij gebrek aan een eigen presidentskandidaat massaal voor Marzouki, wat niet verwonderlijk is gezien de vroegere coalitie tussen Marzouki’s CPR en de islamistische partij. Maar daarnaast is Marzouki vooral de stem van het zuiden en het Tunesische binnenland, dat sinds het bewind van president Habib Bourguiba (1957-1987) altijd gecontroleerd werd door de hoofdstad Tunis. Aangezien Essebsi een nieuw bourguibisme bepleit (met mogelijk opnieuw disproportionele aandacht voor de rijkere hoofdstad en kustregio’s), is het niet verwonderlijk dat het binnenland de kaart van Marzouki trekt.
Nieuwe context
De komende jaren zullen duidelijk moeten maken in hoeverre Nidaa Tounes werkelijk een dictatoriale wolf in schaapsvacht is. Een aantal signalen zijn verontrustend. Met een leider die zowel onder de autoritaire regimes van Bourguiba als Ben Ali diende en met behoorlijk wat RCD-oudgedienden in haar rangen (sommigen spreken over 54 zetels in het nieuwe parlement), is het niet verwonderlijk dat zowel Ennahdha-aanhangers als de revolutionaire jeugd steigeren bij de idee dat Nidaa Tounes nu het land zal leiden. Bovendien wordt de sterk hiërarchische partij opnieuw gekenmerkt door een patriarchale leider, weinig interne democratie en een top-down structuur. De anti-islamistische retoriek en de sterke verbale uithalen naar opposanten (tegenstanders worden zonder onderscheid als islamisten en soms zelfs terroristen weggezet), maakt dat herinneringen aan het Ben Ali-tijdperk nooit ver weg zijn. Maar tegelijkertijd zijn de omstandigheden anders dan vroeger. De idee dat Tunesië de eerste Arabische democratie kan worden, leeft sterk en wordt met verve verdedigd door een erg actieve civiele maatschappij. Niemand zal zomaar vrij spel krijgen om de klok terug te draaien. De fragiliteit en heterogeniteit van de Nidaa Tounes-coalitie zelf, die zowel linkse als rechtse elementen samenbrengt, doet bovendien vermoeden dat de partij zichzelf nooit volledig zal kunnen opdringen.
Uitdagingen
Wat zijn de grootste uitdagingen voor Tunesië in de komende jaren? Gezien de dubieuze terugkeer van een aantal oudgedienden uit het Ben Ali-tijdperk, lijkt een proces van 'transitionele gerechtigheid' meer dan ooit nodig. Dit proces dient om mensenrechtenschendingen en misdaden uit het verleden op te helderen en de diepe verdeeldheid in de samenleving tijdens de politieke transitie te overbruggen. Zonder dit proces van transitionele gerechtigheid is de lijn tussen noodzakelijke verzoening en verwerpelijke straffeloosheid erg dun. Reeds onder de vorige Tunesische legislatuur werd een nieuwe onafhankelijke instantie in het leven geroepen, genaamd ‘'Instance Vérité et Dignité’, die dit proces van transitionele gerechtigheid moet faciliteren. Deze commissie startte begin december 2014 met het verzamelen van klachten en getuigenissen van burgers uit het hele land, die handelen over de periode van na de onafhankelijkheid in 1956 tot 2013. Hoewel het werk van deze instantie fundamenteel is voor het slagen van de democratische transitie in Tunesië, heeft de aanvankelijk 15-koppige commissie te kampen met interne vetes en ontslagen. Sommige van haar leden hekelen de vermeende politieke inmenging van bovenaf in de commissie's interne aangelegenheden.
Naast transitionele gerechtigheid is er ook nood aan een reeks hervormingen binnen het veiligheidsapparaat, justitie en de media. Oude structuren en autoritaire praktijken regeren nog steeds binnen deze instellingen. Met de opflakkeringen van geweld aan de grenzen met Algerije en Libië en de aanwezigheid van een gewelddadige salafistische beweging in het land zelf, telt post-revolutionair Tunesië talrijke veiligheidsuitdagingen. Toch is waakzaamheid geboden om te voorkomen dat de bestrijding van terrorisme opnieuw in autoritaire praktijken uitmondt. De vicieuze cirkel waarbij terrorisme voortkomt uit autoritarisme en waarbij autoritaire regimes teren op het bestrijden van terrorisme om zichzelf te legitimeren, moet doorbroken worden. Daarnaast is er ook nood aan een grondige hervorming van het rechtswezen. Een strikte scheiding tussen uitvoerende en rechterlijke macht is noodzakelijk, met eerlijke processen en het bestrijden van interne corruptie als doel. Tijdens haar regeerperiode werd Ennahdha er meermaals van beschuldigd de rechterlijke macht te misbruiken om dissidente stemmen in de media en kunstwereld in de kiem te smoren. Tot op heden blijven verregaande hervormingen van de rechterlijke macht echter uit. Hetzelfde geldt voor de Tunesische media: doordrenkt van oude retoriek, spelen de media veelal een negatieve rol in het aanwakkeren van politieke polarisatie en geven ze vaak blijk van erg gekleurde verslaggeving.
Maar boven alles wordt de economie de grootste uitdaging. Met een algemeen werkloosheidscijfer dat hoger ligt dan voor de revolutie (15%) en een jongerenwerkloosheid die de pan uit swingt (meer dan 30% van de 15 tot 24-jarigen is werkloos), zal de voornaamste uitdaging van de nieuwe regering het aantrekken van investeringen en het creëren van jobs zijn. Ook een opwaardering van het Tunesische binnenland, een van de eisen van de revolutie, is prangend, zeker gezien de toename van bastions van geweld in deze regio’s. De grote vraag is of een door Nidaa Tounes gedomineerde regering erin zal slagen om hier verbetering in te brengen. Net als haar politieke aartsrivaal Ennahdha zal Nidaa Tounes waarschijnlijk braafjes het neoliberale discours blijven volgen dat gedicteerd wordt door het IMF en de Wereldbank, om zo de nodige leningen veilig te stellen. Het is de vraag of dit soort van economisch beleid, dat mee aan de basis lag van de Arabische revoluties, op termijn een duurzame oplossing zal bieden voor Tunesië. Bovendien ziet het er niet naar uit dat Nidaa Tounes, die bij uitstek een voortzetting is van 's lands oude politieke elite uit de hoofdstad en de rijkere kustregio’s, erg begaan zal zijn met de economische situatie in het Tunesische binnenland.
Besluit
Samengevat, het onvoorwaardelijke gejuich bij de electorale overwinning van de seculieren in Tunesië lijkt voorbarig. Zeker, de verkiezingen verliepen bijna vlekkeloos en Tunesië blijft een voorbeeld voor de regio. Maar de ondertoon in vele Westerse media, waarbij ‘goede’ seculieren het haalden van ‘slechte’ islamisten, gaat voorbij aan de complexiteit van de zaak. Geworteld in oude politieke tradities en een sterk anti-islamistische retoriek, rijst de vraag of het ‘seculiere’ Nidaa Tounes erin zal slagen om het democratisch pluralisme te respecteren en de Tunesische economie nieuw leven in te blazen. Indien de coalitie faalt, zullen de islamisten waarschijnlijk klaar staan om het roer opnieuw over te nemen.
Loes Debuysere studeerde Arabistiek en Islamkunde aan de KULeuven en de University of London en Conflict & Development aan de UGent. Ze is als doctoraatsstudente verbonden aan de 'Middle East and North Africa Research Group' van de Universiteit Gent en werkt rond genderpolitiek in post-revolutionair Tunesië.
Dit artikel is ook verschenen in het tijdschrift Vrede jan - feb 2015