Sergeant Joseph Hickman had bewakingsdienst die bewuste dag in Guantánamo Bay. Hij stond in een toren met het hele gevangeniscomplex uitgestrekt onder hem toen hij een wit gevangenistransportbusje van het 'Alpha Block' naar de toegangspoort van de gevangenis zag rijden. Het was de avond van 9 juni 2006.
Eenmaal het busje door de poort gereden was, maakte het een ongebruikelijke bocht naar links. De enige mogelijke bestemming voor gedetineerden in die richting was een CIA 'black site', waar door sommige bewakers naar verwezen werd als ‘Camp No’, omdat het officieel niet bestond. Terwijl de zon onderging nadat de gedetineerden hun avondmaal gekregen hadden, zag Hickman dat het busje nog twee maal in de richting van de geheime faciliteit reed. Uren later werden drie gevangenen dood verklaard.
Het officiële verhaal dat de regering nu al 16 jaar lang volhoudt, is een ongelofelijke versie die in latere rapporten volledig onderuit gehaald werd. De marine beweert dat de mannen zelfmoord pleegden door zich op te hangen, in afzonderlijke, niet aan elkaar grenzende cellen, op exact dezelfde manier en rond hetzelfde tijdstip, onder de neus van videobewaking zonder dat dit opgemerkt werd en zonder dat mede-gevangenen om hulp riepen. Elk van de mannen zou zijn eigen polsen en enkels vastgebonden hebben met stof en ook een doek in de eigen keel gepropt hebben. Vervolgens moeten we geloven dat ze zichzelf opgehangen hebben.
Ondanks explosieve verslaggeving door Scott Horton voor 'Harper’s Magazine' waarin meerdere bronnen, waaronder Hickman, het officiële verhaal verwierpen en getuigden dat er een cover-up had plaatsgevonden, werd er geen onafhankelijk onderzoek naar het incident bevolen. Uiteindelijk werd het ministerie van Justitie gevraagd om de ongelofelijke verklaring van de marine met betrekking tot het incident en de beschuldigingen van een doofpotoperatie onder de loep te nemen, maar men vond “geen bewijs van misgrepen”.
Deze verontrustende episode kreeg al gauw een onbeschrijfelijk donkere kant: onafhankelijke autopsieën in opdracht van de families van de overledenen bleken nutteloos aangezien de lichamen, die tekenen van foltering vertoonden, naar huis gestuurd werden met bepaalde ontbrekende onderdelen. De kelen van de mannen – het strottenhoofd, het tongbeen, en het schildklierkraakbeen — waren weggehaald. Zelfs na deze schokkende vaststelling, bleef de deur gesloten: er zou geen officieel onderzoek ingesteld worden.
Hickman schreef vervolgens een boek getiteld ‘Murder at Camp Delta’. Voor het Amerikaans publiek was het verlies van drie onbekende “terroristen” aan zelfmoord in de gevangenis van Guantánamo een vluchtig verhaal, als het al doordrong te midden van de eindeloze nieuwscyclus rond Amerika’s ‘Oorlog tegen Terreur’. Maar voor Mansoor Adayfi, een onschuldige man uit Jemen die gevangen zat in Guantánamo, was het de nacht waarop alles veranderde.
Hij vertelde aan de alternatieve journalistieke website ‘The Intercept’ dat hij de mannen kende. Hij had samen met hen geprotesteerd. Ze waren samen in hongerstaking gegaan en gingen samen door een hel om basisrechten en menselijke waardigheid te eisen. In zijn memoires, ‘Don’t Forget Us Here’, doet Adayfi zijn relaas van die bewuste zomeravond. Amper enkele uren nadat de mannen stierven, werd een geschokte Adayfi ondervraagd over het incident en geslagen. Voormalige gevangenen Mohamedou Slahi en Ahmed Errachidi vertelden in een interview dat hun cellen die nacht doorzocht werden – zelfs de isoleercellen.
De doden mannen — de 37-jarige Salah Ahmed Al-Salami, de 30-jarige Mani Shaman Al-Utaybi en de 22-jarige Yasser Talal Al-Zahrani — die allemaal vastzaten zonder aanklacht, werden verbaal aangevallen door de bevelhebber van het kamp. “Ze zijn slim, ze zijn creatief, ze zijn toegewijd", stelde Rear Adm. Harry B. Harris Jr. “Ze hebben geen respect voor het leven, niet voor dat van ons noch voor dat van henzelf. Ik geloof niet dat dit een daad van wanhoop was, maar een daad van asymmetrische oorlogsvoering gericht tegen ons”. Kwade bewakers en ondervragers, die in verlegenheid gebracht werden door de gebeurtenis, begonnen een maandenlange hardhandige vergelding.
“Er klopte niets van”, schrijft Adayfi. “Geen enkele van de broeders had al over zelfmoord gesproken. Niemand van ons had het daarover. We hadden net samen de hongerstaking overleefd. De omstandigheden in het kamp waren verbeterd, en we waren ons aan het klaarmaken om opnieuw te staken voor nog meer veranderingen”.
In “Murder at Camp Delta,” schrijft Hickman dat geen enkele van zijn bewakers die een duidelijk zicht hadden op het kamp en het hospitaal, heeft waargenomen dat er gedetineerden van hun cellen naar de kliniek werden gebracht. Hickman was er zelf getuige van hoe het witte transportbusje terugkeerde naar het kamp en recht naar het hospitaal reed, hoewel hij niet kon zien wat er uitgeladen werd omdat het zicht belemmerd werd.
Twee bewakers die een ongehinderd zicht hadden op de paden die de kliniek verbinden met de cellenblokken bevestigden aan Horton dat ze geen gevangenen zagen die van de cellen naar de kliniek gebracht werden en Adayfi blijft vastberaden in zijn overtuiging dat het onmogelijk is dat deze mannen stierven door zelfmoord in hun cellen. “Dit was moord”, stelt Hickman. “Ik denk er elke dag aan”. Adayfi legt uit dat hij en zijn “broeders”, mede-gevangenen, er altijd alles aan deden om te voorkomen dat er zelfmoorden waren. “Ik kan niet exact zeggen wat er gebeurd is, maar op de een of andere manier werden ze gedood”.
Er volgden in de loop der jaren nog mysterieuze sterfgevallen. In totaal overleden er negen gedetineerden in de gevangenis. Beschuldigingen van doofpotoperaties doken op, maar de overlijdens bleven gehuld in geheimhouding. Op een paar uitzonderingen na, kon het in feite niemand wat schelen.
Zelfs het bij de haren gegrepen verhaal dat naar buiten gebracht werd over deze “zelfmoorden”, slaagde er niet in om het publiek in die mate te schokken dat het de aanhoudende travestie van gerechtigheid vertegenwoordigd door Guantánamo veroordeelde. Het narratief dat deze mannen iets afgrijselijks hebben gedaan gericht tegen de VS en dat ze het daarom verdienden om daar opgesloten te worden, definieert de wezenlijke aard van de post-9/11 reactie.
Het doet er niet toe dat de oorspronkelijke beschuldigingen tegen veel van de gedetineerden maar magertjes waren en gemakkelijk ontkracht konden worden. Een eerlijk proces en de veronderstelling van onschuld, de definiërende waarden van het Amerikaanse ideaal van justitie, zou hen voor altijd ontzegd worden. Met vaag taalgebruik, zoals “vijandelijke strijder” en “terroristen”, werden mannen in het Midden-Oosten verontmenselijkt tot op het punt dat de VS in staat was om ongestraft en met de steun van het publiek zware mensenrechtenschendingen te plegen.
Amerikanen waren er in de jaren na 9/11 van overtuigd dat de mannen die opgesloten waren in Guantánamo — of in het buitenland vermoord werden door drone-aanvallen of gefolterd werden op de CIA ‘black sites’ — gezworen vijanden van de Verenigde Staten waren die het verdienden om te sterven voordat ze nog meer zinloze bloedbaden konden veroorzaken.
En dus volgden de wreedheden, gepleegd onder meerdere regeringen en op een mondiaal slagveld, waarbij de VS-troepen rechter, jury en beul speelden tegenover “terroristen” en “vijandelijke strijders”, die ook gewoon boeren, taxichauffeurs, moeders en kinderen bleken te zijn, en waardoor een ondraaglijke menselijke tol geproduceerd werd die alleen blootgelegd werd dankzij zorgvuldige verslaggeving.
Hernieuwde oproepen voor gerechtigheid voor de mannen die stierven in Guantánamo voelen aan als een oefening in zinloosheid, maar toch weigeren zij die permanent gehavend werden door Guantánamo hun strijd voor gerechtigheid te staken. “Ik zou willen dat de mensen die erachter zaten, verantwoordelijk gehouden worden, maar het zal nooit gebeuren”, zegt Hickman. “Ik geloof dat het moord was, en het zou nooit mogen weggaan. Het zou onderzocht moeten worden tot het opgelost is”.
Het bedrog, de leugens en het verdoezelen van de ergste momenten van de post-9/11 geschiedenis hebben een eindeloos toneel van hypocrisie gecreëerd, dat zichtbaar is voor de hele wereld.
Ahmed Errachidi, een Marokkaanse chef die jarenlang onterecht opgesloten zat in Guantánamo, zegt dat hoe langer de onrechtvaardigheid in het detentiekamp aanhoudt, hoe meer schade toegebracht wordt aan de “reputatie en het nalatenschap van de Amerikaanse cultuur, de Amerikaanse principes en de Amerikaanse waarden.” Hij roept op om voormalige Guantánamo-gevangenen eindelijk toe te laten om te getuigen voor het Congres en om slachtoffers van CIA-foltering de toestemming te geven om de Amerikaanse staat voor de rechtbank te dagen. “Jullie vormen een natie die staat voor vrijheid, rechtsstaat, mensenrechten”, verklaarde hij. “De hele wereld kijkt toe”.
Dit artikel verscheen eerder op ‘The Intercept’