Het REPowerEU plan dat een einde moet maken aan de Europese afhankelijkheid van Russisch gas, zou het lot van de EU nog altijd in handen leggen van de fossiele-brandstofbedrijven.
De NGO ‘Corporate Europe Observatory’ onthulde onlangs dat de directeurs van de zes grote energiebedrijven – Shell, BP, Total, ENI, E.ON en Vattenfall – in maart een ontmoeting hadden met de voorzitter van de Europese Commissie (EC), von der Leyen, en de EU-Commissaris voor Energie, Simson, op dezelfde dag dat de EC haar eerste RePowerEU communiqué uitbracht. Dit plan, uiteindelijk officieel voorgesteld op 18 mei 2022, moet het antwoord formuleren van de EU op de oorlog in Oekraïne en wil Europa’s afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen tegen 2030 beëindigen.
Volgend op de Russische invasie van Oekraïne, waren er in maart een hele reeks vergaderingen van de Europese Rondetafel van Industriëlen (ERT) en diens leden -de CEO’s van de machtigste multinationals ter wereld- met EC-voorzitter von der Leyen. Op één van de bijeenkomsten met de zes directeurs van de fossiele-brandstofbedrijven werd overeengekomen om een taskforce voor de industrie op te richten die moest bepalen welke maatregelen “haalbaar” waren. Deze gang van zaken illustreert de zeer intieme relatie tussen de lobbygroep ERT en de Europese Commissie, en is één van de redenen waarom de NGO Corporate Europe Observatory 25 jaar geleden gecreëerd werd.
Een van de doelstellingen van REPowerEU is het vinden van alternatieve gasleveranciers voor de EU.
Een van de doelstellingen van het REPowerEU-plan is het vinden van alternatieve gasleveranciers voor de EU. Tot die leveranciers behoren andere repressieve regimes, zoals Azerbeidzjan, Israël en Algerije. Er zullen ook meer faciliteiten en pijpleidingen gebouwd moeten worden om het gas te importeren en te transporteren. Maar wie zal beslissen welke projecten nagestreefd worden? Zoals aangetoond door de Corporate Europe Observatory, zal de fossiele-brandstofindustrie daar nauw bij betrokken zijn. De lobbygroep heeft namelijk verkregen dat ze deel uitmaakt van het EU Energieaankoopplatform voor de gezamenlijke aankoop van gas, inclusief vloeibaar aardgas (LNG) en waterstof.
De taskforce van experten uit de fossiele brandstof-industrie zal de Commissie dan weer voorzien van “gedetailleerde informatie over de markten”, zal bespreken “waar bijkomende leveringen vandaan kunnen komen”, zal mogelijke “knelpunten” identificeren, en zal bepalen wat “haalbaar is qua beoogde maatregelen”. Zo gaan BP, Shell, Total en Eni de EU dus adviseren over waar en hoe gas te kopen op markten waar ze potentieel actief zijn, met grote gevolgen voor de eigen winsten. Ze zullen ook raad geven over welke infrastructuur er gebouwd moet worden – infrastructuur, waar zij vervolgens zelf financieel van kunnen profiteren. Allemaal duidelijke belangenconflicten.
Een ander aspect van het REPowerEU-plan omvat het versnellen van de transitie naar schone energie. Ondanks al het gepraat binnen de EU over hernieuwbare energie, kent het plan ondertussen 10 miljard euro toe aan wat von der Leyen de “ontbrekende schakels inzake aardgas en LNG” noemde. Daarmee bedoelt ze de infrastructuur die alle lidstaten in staat moet stellen om deze fossiele brandstoffen te gebruiken. Dat is 10 miljard euro die anders gespendeerd zou kunnen worden aan bijvoorbeeld het isoleren van de huizen van de energie-armen.
Magische oplossing
Het Russische gas moet volgens REPowerEU onder meer ook gecompenseerd worden door grotere hoeveelheden biomethaan en hernieuwbare waterstofproductie en -import. Hernieuwbare waterstof wordt daarbij verkocht als de meest recente magische oplossing voor alle energieproblemen. Er zou van de EU een heuse ‘waterstofeconomie’ gemaakt worden.
REPowerEU verviervoudigt de EU’s waterstofdoelstellingen van 5,6 miljoen ton tot 20 miljoen ton tegen 2030.
Het REPowerEU-plan verviervoudigt de EU’s waterstofdoelstellingen van 5,6 miljoen ton tot 20 miljoen ton tegen 2030, waarvan de helft geïmporteerd moet worden. Het zuidelijke Middellandse Zeegebied zou daarbij een speciale rol toegewezen krijgen. Volgens een eerder gelekte kladversie van REPowerEU, zou deze regio tot 80% van de waterstofimport moeten dekken.
Een studie over de hernieuwbare waterstof-plannen in Noord-Afrika, uitgevoerd in opdracht van Corporate Europe Observatory en het Transnational Institute, toont echter aan dat deze doelstellingen hoogst onrealistisch zijn, zowel van een kosten- als energieperspectief.
Groene waterstof of hernieuwbare waterstof is afkomstig uit een hernieuwbare bron zoals water of biomassa, en maakt gebruikt van duurzame energie tijdens het productieproces. Indien er bij de productie geen hernieuwbare bronnen gebruikt worden is de waterstof niet groen.
De EU stelt dat het gebruik wil maken van hernieuwbare energiebronnen bij de productie van waterstof, maar wind en zonne-energie zijn per definitie periodiek. Dat betekent dat er geen constante toevoer van groene energie is, wat de productiekosten van waterstof enorm de hoogte indrijft. Aansluiting op de elektriciteitsnetwerken zou dit euvel verhelpen, maar als het netwerk wordt aangedreven door fossiele brandstoffen, zoals in Marokko, Algerije en Egypte, dan zou dit de groene inspanningen van de EU ondermijnen.
De Italiaanse olie- en gasreus Eni plant groene waterstof te creëren via een gigawatt zonnecentrale in Algerije. De auteur van de hogergenoemde NGO-studie, Michael Barnard, schat dat de op deze manier geproduceerde waterstof, per eenheid energie, 11 maal zoveel zou kosten als bij het gebruik van aardgas. Als Algerije zijn export zou willen omschakelen van fossiel gas naar waterstof, zoals de regering en de EU gesuggereerd hebben, zou het 500GW aan zonne-energie moeten installeren – meer dan 1000 maal de huidige capaciteit. Dat zou een enorme impact hebben op het gebruik van grond en water, alsook op de toegang tot grondstoffen.
Vandaag is minder dan 1% van de waterstof die gebruikt wordt in Europa effectief groen.
Bovenop de hoge productiekosten, zouden ook de transportkosten voor waterstof per tanker of via pijpleidingen zeer hoog zijn. Om hieraan te verhelpen, stellen de EU en Duitsland subsidies voor de Europese consumenten voor. Maar is dat de beste manier om publieke fondsen te gebruiken op een moment dat het continent zich bevindt in een levensonderhoudskostencrisis, gekenmerkt door enorme energierekeningen?
Achterpoortje
Vandaag is minder dan 1% van Europa’s waterstof effectief groen. 97% ervan wordt geproduceerd door gebruik te maken van fossiel gas. Dat is waarom de olie- en gasindustrie de ‘waterstofeconomie’ altijd gesteund en zelfs gepromoot heeft. Ze beschouwt het als een achterpoortje voor de bevordering van de eigen zaken: bouw de waperstof-hype mee op, creëer een brede vraag en als er niet genoeg groene stroom of elektrolyse-capaciteit is, vormt fossiele waterstof of de productie van waterstof met fossiel gas de oplossing.
In Algerije en Egypte onderzoekt Eni de mogelijkheden om waterstof te produceren via zowel fossiele als hernieuwbare energie. Het bedrijf beweert dat het ‘koolstofarme’ waterstof (‘blauwe’ waterstof) kan maken door gebruik te maken van de controversiële en kostelijke CCS-technologie (waarbij het koolstofdioxidegas dat vrijkomt bij de productie van waterstof met fossiele brandstoffen, afgevangen en opgeslagen wordt). Maar de uitstoot bij de productie van blauwe waterstof ligt 20% hoger dan bij het gebruik van aardgas. Het is verontrustend dat de EU nu reeds financiële en regelgevende steun biedt aan fossiele waterstof zowel op het continent als daarbuiten. Het is een dure klimaatramp die de fossiele-brandstofindustrie in stand houdt en geen publieke steun zou mogen genieten.
Fossiele waterstof is een dure klimaatramp die de fossiele-brandstofindustrie in stand houdt.
Om de overambitieuze EU-doelstellingen voor hernieuwbare waterstof te halen zal er veel duurzame elektriciteit nodig zijn. Moeten landen als Marokko, Algerije en Egypte hun beperkte hernieuwbare bronnen hieraan besteden, terwijl ze hun eigen hernieuwbare elektriciteitsdoelstellingen te halen hebben? Ze zouden hun eigen plannen onder het Klimaatakkoord van Parijs (2015) moeten opofferen omdat Europa de hare zou kunnen verwezenlijken.
Toch wordt dit exportmodel in overweging genomen door verschillende Europese bedrijven actief in Noord-Afrika. Dit verklaart ook waarom de EU en Duitsland de productie zo graag willen subsidiëren: Europese bedrijven zullen aanwezig zijn aan beide zijden van de transactie, door te produceren en te consumeren.
Het najagen van groene waterstof is het recentste voorbeeld van de bredere neokoloniale roof van hulpbronnen in Noord-Afrika. Hand-in-hand met lokale elites en ingebed in groene retoriek nemen deze plannen de plaats in van het mislukte Desertec-project, dat hernieuwbare energie wilde opwekken in de woestijnen van Noord-Afrika om ze te exporteren naar Europa. De plannen plaatsen de belangen van de Europese gasindustrie boven de noden van mensen in Europa en elders in de wereld.
In plaats van het in stand houden van een neokoloniaal energiemodel, gebaseerd op het uitbuiten van landen in het Zuiden, moet de EU terug naar de tekentafel wat waterstof betreft om haar schromelijk opgeblazen importdoelstellingen te schrappen. Als we een Europees energiebeleid willen dat ten dienste staat van het publiek dat worstelt met hoge energierekeningen, en niet van dezelfde fossiele-brandstofbedrijven die de klimaatcrisis veroorzaakt hebben en nu de reactie erop proberen te kapen, hebben we nood aan een fossiel brandstofvrij beleid.
Dit artikel werd vertaald en bewerkt. Het verscheen eerder op Social Europe.