In het centrale Franse departement Allier loopt een openbaar onderzoek naar de ontginning van een grote lithiummijn. De weerstand is groot. Die was zeker even groot in Servië, waar de regering in 2002 afzag van een grote lithiummijn. Maar vorige vrijdag ondertekende de Servische regering met de EU een memorandum van verstandhouding waardoor de Brits-Australische mijnreus Rio Tinto toch de werken kan starten.
Onder druk
De ondertekening van dat memorandum door de Servische minister van Mijnbouw en Energie, Diebravka Djedovic Handanovic, en de Slovaakse vice-voorzitter van de Europese Commissie, Maros Sefcovic, werd bijgewoond in Belgrado door de Duitse kanselier Olaf Scholz en talrijke bankiers. Daarmee kan het bedrijf Rio Tinto nu toch beginnen met de -zeer omstreden- werken in de Jadarvallei.
De belofte van de mijnreus om de schade aan grond en water te zullen beperken, heeft de gemoederen niet bedaard. De regering werpt daar tegenop dat dit de grootste investering is -6 miljard euro- die het land ooit kreeg. Rio Tinto had begin 2023 al voor 1,2 miljoen euro land gekocht toen de regering, kort voor de verkiezingen, het project stopzette.
Volgens Rio Tinto wordt de mijn in de Jadarvallei een van de grootste van Europa. Zelf wordt het bedrijf daardoor een van de grootste lithiumontginners van de wereld. Er kwam sterke druk op Belgrado vanuit Australië, het Verenigd Koninkrijk, de VS en de EU om toch door te gaan met het project. De nood aan lithium is immers groot en dringend met het oog op de productie van batterijen voor elektrische voertuigen, zodat de uitstoot van CO2 kan worden teruggedrongen. Tegen 2030 zal er in Europa 18 keer meer lithium nodig zijn dan nu, tegen 2050 zelfs 60 keer meer, zo berekende de Europese Commissie.
In Auvergne
In Europa is er momenteel slechts één lithiummijn in werking, in Portugal – een land dat overigens rijk is aan lithium. Daarnaast is er lithium aanwezig in Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Finland, Frankrijk, Duitsland en dus ook Servië. Plannen voor de ontginning ervan stuiten zowat overal op weerstand van de bevolking, die vreest voor pollutie en enorm waterverbruik.
Dat is ook zo in Allier waar de Franse multinational Imerys in 2028 een grote lithiummijn wil openen in Échassières, in de buurt van Montluçon. Imerys heeft daar al een mijn die het kleimineraal kaolien ontgint voor de vervaardiging van ceramiek. Vanaf 75 meter tot 400 meter diep, bevat de ondergrond één percent lithium. In een dorp op 15 kilometer van de mijn, Saint-Bonnet-de-Rochefort, moet dan een depot komen en vandaar gaat het lithium naar Montluçon, zo’n 60 km verder, voor bewerking. Er zou minstens een kwarteeuw gedolven kunnen worden – per jaar genoeg lithium voor de batterijen van 700.000 elektrische voertuigen.
Ook Imerys belooft een “propere ontginning” en een minimum aan hinder, met als compensatie duizend arbeidsplaatsen. Geen transport met vrachtwagens, alleen per boot en spoor, en door de grote diepte geen geluidsoverlast en weinig stof. Aldus Imerys. De nodige 1,2 miljoen kubieke meter water per jaar zal de firma halen uit de nabije rivier, geen grondwater dus. Het water zou voor 90% weer bruikbaar worden gemaakt. Montluçon, dat als industrieel centrum ooit de bijnaam had Manchester van Frankrijk, zag de voorbije 40 jaar die industrie vertrekken. Met lithium zou het weer een beetje bij zijn traditie aanknopen.
Het enthousiasme is evenwel vooral beperkt tot de officiële wereld. De toenemende droogte doet veel bewoners vrezen voor nog grotere waterschaarste door de ontginningspraktijken. En er zijn ook de gevolgen op lange termijn. In 1962 werd op dezelfde plaats een mijn voor wolfraam gesloten. Recent onderzoek toont aan dat zowel grond als water nog altijd teveel aan wolfraam, lood en arsenicum bevatten. In Saint-Bonnet-de-Rochefort willen ze dan weer niet weten van het stockeren van lithium, en dan nog vlakbij het park ‘Naturopôle’. "Dit is een bijzonder energieverslindende mijn die ontzettend veel afval produceert", aldus een plaatselijk comité tegen de plannen.
Europa
Maar vanuit de EU wordt sterk aangedrongen op de ontginning van alle lithium die in de Unie voorhanden is. Europa is al te sterk afhankelijk van vooral China, en verder van Australië, Chili, Argentinië, ... Zo groot mogelijke zelfstandigheid is een absoluut credo van de Commissie. Zelfstandigheid, maar wel in erg beperkte mate gezien de grote noden en de geringe bodemrijkdommen in Europa - 10% uit eigen bodem lijkt realistisch.
Het is pas redelijk laat tot de hogere Europese instanties doorgedrongen dat de 21ste eeuw ook die van de mijnbouw is. China nam reeds begin deze eeuw talrijke initiatieven voor ontginning en raffinage, in eigen land en in de rest van de wereld, wat deels -samen met de eigen bodemrijkdommen- de grote Chinese voorsprong verklaart. Dit verklaart ook de afhankelijkheid van Europa tegenover China, wat de Chinezen graag wordt verweten door sommige Europeanen, terwijl het de eigen schuld is.
De discussies in Europa rond lithiummijnen doen veel ruimere vragen rijzen over de neveneffecten van de energietransitie. “Dit gaat om de productie van batterijen voor elektrische SUV’s die in niets bijdragen aan de energietransitie en de klimaatstrijd. Als men de fossiele brandstoffenwereld vervangt door een wereld van metaal, is er niets opgelost”, aldus de lokale milieuactivisten in Allier.
De 21ste eeuw is inderdaad die van de mijnbouw, glunderen ze bij Rio Tinto en co. Want een transitie zonder honderden nieuwe mijnen, dat zal niet lukken. Delven dus om de klimaatstrijd te winnen. In Europa zijn er relatief gezien erg weinig mensen betrokken bij die mijnontginningen. In heel wat landen liggen de voorraden nieuwe gegeerde mineralen echter in inheemse gebieden. Wat te vertellen aan bijvoorbeeld de Sami in het noorden van Zweden, aan de oorspronkelijke bewoners van de Amerika's, Australië, Afrika … Sorry voor de schade, maar jullie moeten het grotere plaatje zien?
Dit artikel verscheen eerder op Uitpers.