Image
ecocide

Shutterstock.com

Latijns-Amerika toont waarom ecocide een internationale misdaad moet zijn
Artikel
7 minuten

Elke staat ter wereld heeft er belang bij om diegenen te vervolgen die onze planeet vernietigen. We moeten ervoor zorgen dat er geen ‘veilige havens’ zijn.

Alvorens zijn aftreden creëerde de Chileense generaal en dictator Augusto Pinochet een wettelijk kader dat hem als senator voor het leven absolute straffeloosheid garandeerde. Het werkte niet. In 1998 werd hij op last van de Spaanse justitie in Londen gearresteerd op beschuldiging van genocide en terrorisme, en bij zijn terugkeer naar Chili zou hij eindelijk worden berecht.

Jaren later had ik de kans om een team van openbare advocaten te leiden dat bijna 900 zaken behandelde van misdaden tegen de menselijkheid tijdens de Chileense dictatuur. Hoewel Pinochet al dood was, moesten zijn handlangers naar behoren worden berecht. Maar decennia na zijn bewind worden mensenrechten nog steeds routinematig geschonden in Latijns-Amerika. Vaak worden er mensen geviseerd die het milieu proberen te beschermen. 

Volgens 'Global Witness' een internationale organisatie die schendingen van mensenrechten en het milieu bijhoudt, vindt bijna 90% van alle milieugerelateerde moorden ter wereld in deze regio plaats. Een vijfde van deze gerapporteerde incidenten -het werkelijke totale aantal ligt waarschijnlijk veel hoger- doet zich voor in het Amazonegebied, dat zich uitstrekt over delen van Bolivia, Brazilië, Colombia, Peru, Ecuador, Suriname en Venezuela. 

Ook wie rapporteert in deze regio over bedreigingen voor het milieu, loopt aanzienlijk gevaar. Velen herinneren zich nog de moord op Bruno Pereira, de belangrijkste Braziliaanse expert op het gebied van geïsoleerde en recent gecontacteerde inheemse volken, en de Britse journalist Dom Phillips. Het ervaren tweetal werd vermoord terwijl ze onderzoek deden voor Phillips' boek over natuurbehoud in het Amazonegebied, toen ze per boot door de Javari Vallei reisden vlakbij de grens van Brazilië met Peru - een gebied dat geteisterd wordt door illegale mijnbouw, houtkap, visserij en drugshandel. 

Degenen onder ons die onder een dictatuur hebben geleefd, weten dat we moeten werken aan het herwinnen van hoop en voorzichtig optimisme, zelfs als de omstandigheden somber zijn. Het was in deze geest dat ik en meer dan 700 jeugdactivisten, inheemse milieuverdedigers en vertegenwoordigers van staatspartijen en maatschappelijke organisaties vorige maand in de Chileense hoofdstad Santiago bijeenkwamen voor de derde jaarlijke bijeenkomst (COP 3) van de partijen bij het Akkoord van Escazú.

Tot nu toe hebben zestien landen in Latijns-Amerika en de Caraïben dit regionale Akkoord geratificeerd (25 landen hebben het ondertekend). Het heeft de bescherming van het recht op een gezond leefmilieu voor de huidige en toekomstige generaties tot doel en is het eerste verdrag in de wereld dat expliciete bepalingen omvat ter bescherming van mensenrechtenverdedigers rond milieukwesties. 

Er moeten nu veel meer landen volgen. Amnesty International wijst er terecht op dat een aantal van de landen die het Akkoord nog moeten ratificeren -waaronder Brazilië, Colombia en Guatemala- degene zijn waar gewapende conflicten, landgeschillen en winningsindustrieën het grootste gevaar vormen voor milieuverdedigers.

Het is niet de bedoeling van het Escazú-akkoord om nieuwe rechten te introduceren, maar om de bescherming van bestaande rechten te garanderen - in het bijzonder het recht op toegang tot informatie en rechtspraak rond milieukwesties, evenals het recht op inspraak in het besluitvormingsproces op het vlak van milieu. Het doel is eenvoudig: het opzetten van systemen ter ondersteuning van alle inspanningen om het gebrek aan aansprakelijkheid te doorbreken dat historisch gezien de overhand heeft gehad in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.

Er werd vooruitgang geboekt in Santiago. De COP3-deelnemers kwamen een nieuw Actieplan overeen, dat strategieën uitwerkt voor staten om de rechten van milieuverdedigers te beschermen, evenals maatregelen die pogingen om hen schade toe te brengen moet voorkomen en bestraffen. Deze omvatten het opzetten van gratis juridische bijstand voor milieuverdedigers en opleidingen voor rechters en aanklagers.

De bemoedigende betrokkenheid van staten bij het Akkoord van Escazú betekent dat we nu serieus moeten overwegen om vergelijkbare verdragen in te voeren in andere grondstofrijke regio's met een koloniale geschiedenis van ongelijke uitwisseling, wijdverspreide milieudegradatie en gewelddadige onderdrukking van personen die opkomen voor mensenrechten en de bescherming van de natuur. Hiertoe behoren grote delen van Afrika en veel eilandstaten in de Stille Oceaan, die ook centraal staan in de huiduge stormloop op de 'transitiemineralen' nodig voor hernieuwbare energie, zoals kobalt en lithium.

De enorme vraag naar lithium -een grondstof die wordt gebruikt in de moderne batterijtechnologie voor elektrishe auto’s en andere energiesystemen- heeft al geleid tot nieuwe open-mijnbouwprojecten in Zimbabwe, Namibië en de Democratische Republiek Congo (DRC). Onder het ‘net-zero'-plan van het Internationaal Energieagentschap zou de vraag naar lithium wel eens kunnen vertienvoudigen tegen 2050.

Batterijen zijn ook deels de oorzaak van de verschuiving naar diepzeemijnbouw voor nikkel, kobalt, mangaan en grafiet, naast de zogenaamde 'zeldzame aardelementen' die nodig zijn voor een waaier aan technologieën, waaronder de motoren van windturbines. Een gebied van bijzonder belang is de Clarion-Clipperton Zone in de Stille Oceaan, waar 17 contractanten voor diepzeemijnbouw exploratiecontracten hebben die een gebied van ongeveer een miljoen vierkante kilometer bestrijken. 

Deze activiteiten zouden moeten worden uitgevoerd op een manier die veilig is voor zowel de natuur als de vaak kwetsbare bevolkingsgroepen die in deze grondstofrijke gebieden wonen. Dergelijke gemeenschappen moeten hun recht op een gezond milieu veilig kunnen verdedigen, net zoals hun welzijn en bestaansmiddelen - en de beste manier om dit te bereiken is om ecocide strafbaar te stellen.

Ecocide verwijst naar de meest ernstige vormen van milieuvernietiging, zoals grote olierampen, het kaal kappen van primair regenwoud of de vervuiling van hele riviersystemen. Samen met andere leden van een onafhankelijk expertenpanel -bijeengeroepen door de 'Stop Ecocide Foundation'- heb ik in 2021 nauwgezet de volgende definitie van ecocide opgesteld: "Onwettige of moedwillige handelingen die worden gepleegd in de wetenschap dat er een aanzienlijke kans bestaat op ernstige en wijdverbreide of langdurige schade aan het milieu”.

Wetgeving ter bestrijding van ecocide moet besluitvormers binnen bedrijven en beleidsmakers op het allerhoogste niveau stimuleren om regelgevende kaders veel serieuzer te nemen. Als ze hun milieuverplichtingen niet nakomen en het risico lopen om ecocide te plegen, zouden ze onder het strafrecht vallen, waardoor ze niet alleen hun persoonlijke reputatie en vrijheid op het spel zetten, maar ook de reputatie en de waarde van de aandelen van hun bedrijven.

De roep om ecocide-wetgeving wordt met de dag luider. Dat is bij uitstek duidelijk in de context van recente en aanhoudende conflicten waarbij milieuverwoesting opzettelijk is ingezet als een wapen. De vernietiging door Rusland van de Kakhovka-dam bijvoorbeeld, werd door hooggeplaatste Oekraïense functionarissen, waaronder president Zelensky, omschreven als een “daad van ecocide”.

Een van de belangrijkste politieke ontwikkelingen tot nu toe bereikte zijn wettelijke conclusie aan het eind van maart dit jaar, met de formele aanname door de Europese Raad van een herzien directief inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht. De richtlijn bevat een bepaling om zaken “vergelijkbaar met ecocide” strafbaar te stellen. Het besluit zal Europa's inspanningen op het gebied van milieubescherming versterken en werd wereldwijd opgemerkt. 

Een groeiende lijst van staten hebben recent ook concrete initiatieven genomen in de richting van de criminalisering van ecocide, waaronder Nederland, Schotland, Mexico, Brazilië, het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje. Chili amendeerde afgelopen augustus zijn Stafrecht en voegde er nieuwe economische en milieumisdrijven aan toe die misdrijven omvatten die vergelijkbaar zijn met ecocide. Opmerkelijk is dat het Belgisch federaal parlement eind februari dit jaar een volledig nieuw Strafwetboek goedkeurde waarin het misdrijf ecocide effectief wordt erkend.

Het einddoel van de ecocidewet-beweging is om deze misdaad onder de jurisdictie van het Internationaal Strafhof te brengen als vijfde misdaad tegen de vrede. Daar zal ecocide naast de misdaden staan die door de mensheid als de meest afschuwelijke worden beschouwd: genocide, misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en het misdrijf agressie.

Toen Pinochet in 1998 werd gearresteerd in het Verenigd Koninkrijk, was een van de opmerkelijkste aspecten van de rechtszaak, dat de Spaanse rechter de autoriteit had om de arrestatie van de dictator te bevelen voor misdaden begaan in Chili en gericht tegen voornamelijk Chileense slachtoffers. De juridische autoriteit over een misdrijf is meestal gebaseerd op een verband -vaak geografisch- tussen de vervolgende staat en het gepleegde misdrijf, maar zoals een prominente advocaat destijds opmerkte: "In het geval van misdaden tegen de menselijkheid, kan dat verband gevonden worden in het simpele feit dat we allemaal mensen zijn". 

Dat is het principe van de ‘universele jurisdictie’ – de notie dat elke staat er belang bij heeft om de daders van specifieke misdaden met een internationale dimensie te vervolgen, ongeacht waar ze plaatsvonden. De grondgedachte is dat ervoor moet worden gezorgd dat er geen 'veilige havens' zijn voor diegenen die verantwoordelijk zijn voor de zwaarste misdaden, een categorie waartoe ecocide ongetwijfeld behoort.

Een ecocide-wetgeving biedt juridische bescherming tegen en haalt verhaal bij daders van de allerergste milieuschade. Deze wettelijke bescherming vergroot de veiligheid van milieuverdedigers en versterkt hun vermogen om te pleiten voor milieurechtvaardigheid, zonder angst voor represailles. 

Het Akkoord van Escazú is een aanvulling op ecocide-wetgeving, door milieuverdedigers de instrumenten aan te reiken die ze nodig hebben om te pleiten voor de bescherming van hun rechten en het milieu. Samen dragen deze mechanismen bij aan een wettelijk kader dat het milieu en zijn verdedigers beschermt. Er wordt een morele rode lijn getrokken, waarbij acties die schade toebrengen aan de planeet, onacceptabel worden geacht. Hierdoor kan de cultuur die rond milieuschade hangt, fundamenteel veranderen.

Dit vertaalde artikel verscheen eerder op OpenDemocracy.


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Thema

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.