De afgelopen tien jaar hebben mensenrechtenverdedigers zich moedig georganiseerd om een einde te maken aan misbruik van bedrijven en te voorkomen dat bedrijfsactiviteiten schade veroorzaken, door mensenrechtenschendingen en milieuschade aan het licht te brengen, verantwoording te eisen en te pleiten voor economische praktijken die rechten respecteren.
Van inheemse volken die bossen beschermen tegen mijnbouwactiviteiten, over journalisten die gezondheids- en milieuschade gelinkt aan houtkap aan het licht brengen tot arbeiders die pleiten voor betere omstandigheden in de kledingsector, mensenrechtenverdedigers staan in de voorhoede bij de strijd voor een rechtvaardigere en duurzamere wereld. Dat wordt hen echter zelden in dank afgenomen.
Volgens een nieuw rapport van de NGO ‘Business & Human Rights Resource Centre’ (BHRRC), werden tussen 2015 en 2024 meer dan 6.400 aanvallen tegen mensenrechtenverdedigers gedocumenteerd.
“Dat zijn in de afgelopen 10 jaar bijna twee aanvallen per dag tegen verdedigers die hun bezorgdheid uiten over bedrijfsgerelateerde risico's en schade”, stelt BHRRC-medewerker Christen Dobson. Het is “slechts het topje van de ijsberg”, aldus Dobson omdat de onderzoekers alleen gebruik hebben gemaakt van publiek beschikbare informatie, waaronder de rapportering van journalisten en civiel-maatschappelijke organisaties, maar veel aanvallen worden nooit publiek gemeld.
“We hebben de afgelopen 10 jaar een consistent patroon van aanvallen gezien. Veel verdedigers krijgen te maken met meerdere aanvallen en er is vaak sprake van escalatie”, zegt Dobson. Van de geregistreerde aanvallen op mensenrechtenverdedigers waren er drie op de vier gericht tegen verdedigers van het klimaat, land en milieu.
Hoewel aanvallen gelinkt kunnen worden aan bijna elke bedrijfssector, legt coauteur van het BHRCC-rapport, Lady Nancy Zuluaga Jaramillo, uit dat "mijnbouw steevast de gevaarlijkste sector is voor mensenrechtenverdedigers. Volgens het rapport is het verantwoordelijk voor één op de vier gerapporteerde aanvallen”.
Het rapport identificeert vijf sectoren, die “nauw verbonden zijn met de klimaatcrisis”, die gekoppeld zijn aan het grootst aantal aanvallen. In totaal werden 1.681 aanvallen toegeschreven aan de mijnbouwsector, gevolgd door 1.154 aan de agro-industrie, 792 aan fossiele brandstoffen, 454 aan hernieuwbare energie en 359 aan houtkap.
“Latijns-Amerika en het Caribisch gebied, en Azië en de Stille Oceaan zijn consequent de gevaarlijkste regio’s geweest voor mensenrechtenverdedigers”, stelt Jaramillo.
Ongeveer één op de vijf van alle aanvallen was gericht tegen leden van inheemse gemeenschappen, hoewel zij slechts 6% van de wereldbevolking uitmaken. En 31% van de mensen die werden vermoord waren inheemse verdedigers, voornamelijk in Latijns-Amerika en de Filippijnen.
Journalisten waren het doelwit van bijna 600 aanvallen. De meeste van hen brachten verslag uit over klimaat-, land- en milieukwesties of corruptie.
Wat de soorten aanvallen betreft, ging het bij meer dan de helft (3.310) om ‘Strategic Lawsuits Against Public Participation’ (SLAPP’s). Dit zijn rechtszaken die worden aangespannen met de bedoeling individuen of organisaties het zwijgen op te leggen, te intimideren of te straffen omdat ze zich uitspreken over zaken van publiek belang. Het doel is vaak om critici op te zadelen met juridische kosten en stress, en hen en anderen te ontmoedigen om in de toekomst activistisch of kritisch te zijn.
In 1.088 gevallen kwamen de aanvallen tegen mensenrechtenverdedigers er in de vorm van moord. Daarnaast waren er 835 gevallen van intimidatie en bedreigingen, en 629 niet-dodelijke gevallen van fysiek geweld.
Ondanks de verantwoordelijkheid van de overheid om deze aanvallen te onderzoeken -in het bijzonder de moorden- “wordt de meerderheid van de aanvallen -zowel dodelijk als niet-dodelijk- niet onderzocht en blijven ze onbestraft, wat een cultuur van straffeloosheid in de hand werkt die verder geweld alleen maar aanmoedigt”, aldus het rapport.