Image
fists

shutterstock.com

Het activisme van de Iraakse vrouwen 20 jaar na de VS-invasie
Artikel
11 minuten

“Nee, nee jouw stem is niet beschamend, jouw stem is een revolutie!” Duizenden Iraakse vrouwen schreeuwden deze woorden op het Tahrirplein van Baghdad in oktober 2019. De ongeziene schaal waarin vrouwen deelnamen, hielp wat een zoveelste golf van volksprotest had kunnen zijn -zoals het afgelopen decennium vaak voorkwam- omzetten in een opstand. In Thawra Tishreen (de Oktoberrevolutie) betoogden gewone mensen tegen de politieke klasse die geinstalleerd werd na de door de VS-geleide invasie in 2003.

De participatie en zichtbaarheid van vrouwen in Tishreen onderstreept het dynamisme van door vrouwen geleide grassroots-bewegingen vandaag. Groepen zoals de Organisatie voor Vrouwenvrijheid in Irak en het Iraaks Vrouwennetwerk, evenals informele vrouwennetwerken zijn de afgelopen 20 jaar ontstaan. Naarmate zich in Irak bredere protestbewegingen hebben ontwikkeld, met name in het afgelopen decennium, hebben deze door vrouwen geleide groepen hun werkterrein uitgebreid tot sociale en politieke kwesties. Er is een nieuwe generatie jonge vouwelijke demonstranten opgestaan. De aard van hun eisen weerspiegelt de dagelijkse uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden te midden van een economische crisis, de ineenstorting van overheidsinstituties en -diensten, golven van geweld en militarisering, en de toename van het heteropatriarchaal conservatisme.

De politisering van zowel gender als sekte heeft disproportionele gevolgen gehad voor vrouwen. Hun wettelijke rechten en de contrle over hun mobiliteit en lichamelijke vrijheid werd in gevaar gebracht. Vrouwen hebben ook te lijden onder de repressie van een regime dat gesteund wordt door verschillende gewapende groepen en met gewapend geweld regeert. Vrouwelijke activisten vechten terug vanuit de beperkte sociale en politieke ruimte die ze nog overhebben. 

Sektarische politiek en vrouwenrechten

De door de VS geleide invasie en bezetting bracht politieke groeperingen aan de macht die probeerden een van de belangrijkste erfenissen voor Iraakse vrouwen ongedaan te maken: de 'Personal Status Code'.
Prominente feministische groepen zoals de Iraakse Vrouwen Liga, net zoals anti-imperialistisch seculier links hadden sterk gepleit voor de Personal Status Code uit 1959 om vrouwenrechten te beschermen. Het legde een minimum huwelijksleeftijd van 18 jaar op en garandeerde het recht op scheiding en erfenis. De wet was een product van de Iraakse vrouwenbeweging. De eerste vrouwelijke minister in Irak en de Arabische wereld, Naziha al-Dulaimi, hielp hem mee schrijven. Het verenigde de rechten van Iraakse soennieten en sjiieten onder één wet en daagde openlijk de conservatieve politieke elite uit die geïnstalleerd was tijdens het voormalig Brits Mandaat. 

In 2003 stelden politieke groepen gelinkt aan de sjiitische islamistische partijen (grotendeels in ballingschap) voor om de Iraakse Personal Status Code volledig af te schaffen. Toen deze poging mislukte -voor een deel dankzij de protesten door vrouwengroepen- kwamen de sjiitische partijen met een alternatief op de proppen: het opstellen van een op sektarische leest geschoeide Personal Status Code. Hun voorstel betekende een enorme breuk met de politieke erfenis van de code, in plaats daarvan reflecteerde ze de aard van het systeem dat geïnstalleerd werd door de VS-regering in 2003. Dit systeem, dat gewoonlijk het 'muhasasa'-systeem wordt genoemd, definieert politieke vertegenwoordiging op basis van het behoren tot een gemeenschap via etnische (zoals Arabisch of Koerdisch), sektarische (soennitisch, sjiitisch) en religieuze (moslim, christelijk en andere) banden. 

Langs deze lijnen ijveren sommige sjiitische politieke krachten ervoor dat het Iraaks parlement een wetgeving zou aannemen gebaseerd op de sjiitische jurisprudence, gekend als ‘Jaafari Law’. Deze wet -die zou gelden voor de Iraakse sjiieten- zou het huwelijk toestaan voor meisjes vanaf negen jaar oud, evenals huwelijken zonder enige wettelijke bescherming van de vrouw. Het zou ook de macht van de eerder door de staat aangeduide rechters verzwakken bij het bepalen of intersektarische huwelijken mogelijk zijn. Deze bevoegdheid zou in handen gegeven worden van sektarische religieuze autoriteiten. 

Als de Jaafari Law door het Iraaks parlement wordt aangenomen, zou het van vrouwen tweederangsburgers maken en een legale basis voorzien voor het huwelijken van minderjarigen, een praktijk die de afgelopen twee decennia is toegenomen in afwezigheid van functionerende overheidsinstituties en -diensten, en te midden van wijdverbreide armoede. Vrouwenrechtengroepen zoals de Baghdad Vrouwenvereniging hebben in de loop der jaren campagnes gelanceerd tegen kindhuwelijken, om te pleiten voor een verzorgingsstaat en te strijden voor het behoud van de wettelijke bescherming voor vrouwen. 

De politisering van zowel gender als sekte heeft disproportionele gevolgen gehad voor vrouwen.

In het voorbije decennium hebben vrouwenrechtengroepen ook gestreden voor een wet die huiselijk geweld criminaliseert en opvang voorziet voor vrouwelijke slachtoffers van mishandeling en mensenhandel. In plaats van deze campagnes te ondersteunen, hebben de Iraakse autoriteiten sommige van deze groepen echter onderdrukt. De Organisatie van de Vrijheid van Vrouwen in Irak, bijvoorbeeld -de enige organisatie in het land die vrouwenopvanghuizen beheert buiten Iraaks Koerdistan, wordt gecriminaliseerd voor haar belangenbehartiging. In 2020 spande de Iraakse regering een rechtszaak aan met de bedoeling de organisatie haar wettelijk recht te ontnemen om te opereren. De leider van de organisatie, Yanar Mohammed, wordt ondertussen geconfronteerd met doodsbedreigingen. 

Vrouwen en de instorting van de verzorgingsstaat

De door de VS-geleide invasie is een onderdeel van een langer verhaal van de afbrokkelende verzorgingsstaat in Irak en de enorme impact daarvan op de vrouwen in het land. In 2003 bevond Irak zich al in overlevingsmodus. Nog altijd niet hersteld van de Irak-Iran Oorlog en de door de VS-geleide bombardementen tijdens de eerste Golfoorlog, werd Irak ook geconfronteerd met meer dan een decennium aan VN-sancties, enkele van de meest strenge die ooit werden opgelegd aan naties. Sancties komen neer op wat filosofe Joy Gordon ooit “de onzichtbare oorlog” heeft genoemd.

Sancties veranderden het sociaal weefsel van de Iraakse maatschappij, vernietigden de middenklasse en dompelden de meerderheid van de bevolking onder in armoede. De Iraakse staat, van oudsher een belangrijke werkgever, kon niet langer rekenen op zijn belangrijkste bron van inkomsten: de olieverkoop. Het knipte drastisch in de de salarissen van werknemers, evenals in de essentiele openbare diensten. Zoals goed gedocumenteerd is, speelden de sancties ook een centrale rol in de ontwikkeling van dagelijkse corruptie en de formatie van maffia-achtige groepen geconnecteerd aan het Baath-regime (onder Saddam Hoessein).

Voor de invoer van de sancties behoorden Iraakse vrouwen tot de best opgeleide in de regio en werkten ze in bijna alle sectoren, hoewel hoofdzakelijk in de openbare sector. Ze profiteerden van sterke overheidsdiensten, zoals hoger onderwijs, gezondheidszorg, kinderopvang en openbaar vervoer. Sinds 2003 zijn de meeste publieke diensten geprivatiseerd, waardoor ze dysfunctioneel werden of ontbreken. De erbarmelijke omstandigheden in post-invasie Irak zijn niet alleen het gevolg van neoliberalisme, waar agressieve privatisering vaak het resultaat is van publieke landroof en gewelddadige onteigening. Irak had een robuuste en functionerende infrastructuur voor ze vernietigd werd door de door de VS-geleide oorlogen. Vrouwen kunnen niet langer rekenen op universele gezondheidszorg en gesubsidieerde kinderopvang. Elk aspect van het leven in Irak is duur, inclusief de toegang tot stromend water, elektriciteit, kinderopvang, eerstelijnsgezondheidszorg. De werkgelegenheid voor vrouwen is gekelderd met de ineenstorting van de publieke sector. Deze veranderingen hebben een impact gehad op alle Irakezen, maar het zijn de vrouwen die disproportioneel getroffen worden en die al te kampen hebben met wettelijke discriminatie en heteropatriarchale maatschappelijke normen.

De alledaagsheid van geweld

Ondanks alle retoriek die beweerde dat de door de VS-geleide invasie en bezetting de Iraakse vrouwen zou steunen of “redden”, blijft de zogenaamde ‘Oorlog tegen Terrorisme’ 20 jaar later hun dagelijkse ervaringen van onveiligheid vormgeven. De beperkingen op de sociale en ruimtelijke mobiliteit van vrouwen zijn in het bijzonder zichtbaar in Bagdad, een stad die verdeeld wordt door betonnen muren en controleposten. De ruimtelijke politieke economie van het post-2003 regime heeft zich gematerialiseerd in 'T-walls' – versterkte, ontploffingsresistente betonnen platen, waarnaar doorgaans verwezen wordt als “Bremer-muren,” naar het hoofd van de 'Coalition Provisional Authority' tijdens de beginjaren van de VS-bezetting: Paul Bremer. Samen met prikkeldraad, zandzakken en een labyrint van controleposten, vormen ze het patroon van het dagelijks leven in de hoofdstad. Vrouwen moeten dagelijks voorbij deze controleposten die bewaakt worden door gewapende mannelijke soldaten. 

De beperkingen op de sociale en ruimtelijke mobiliteit van vrouwen zijn in het bijzonder zichtbaar in Bagdad.

In veel opzichten hebben steden als Bagdad en Basra ervaren wat Stephen Graham in zijn beschouwing over militair kapitalisme heeft bestempeld als een "urbicide", een vorm van politiek geweld die bedoeld is om steden te doden door de stedelijke armen weg te jagen, etnische en klassenscheiding in stand te houden door middel van gewapend geweld en publieke goederen te privatiseren ten gunste van bedrijfsbelangen en het grootkapitaal.

In Bagdad heeft de etno-sektarische scheiding een zeer concrete ruimtelijke, lichamelijke en materiele realiteit, bepaald door de beslissing van de VS-administratie om de gebieden in de stad te verdelen volgens sekte, religie, en etniciteit. Klassetegenstellingen zijn op hun beurt verbonden aan politieke tegenstellingen, aangezien de toegang tot bronnen en rijkdom vaak afhankelijk is van het behoren tot een netwerk met sterke banden met de politieke elite.

Politieke conflicten tussen gewapende groepen resulteren in nog meer wegversperringen en T-walls, en bijgevolg tot nog meer sociale controle voor mensen die zich verplaatsen. . Dergelijke controlemechanismen treffen uiteraard iedereen, maar de gevolgen voor vrouwen zijn bijzonder uitgesproken. In Bagdad controleren gewapende groepen die banden hebben met de politieke elite de straten op manieren die een heteropatriarchale sociale orde versterken.

Sinds 2003 zitten Iraakse vrouwen klem tussen de strijd om hun bestaande wettelijke rechten te behouden -die bedreigd worden door conservatieve sociale krachten- en het opeisen van hun basisrechten op veiligheid en waardigheid – belaagd door de gewelddadige sociale, politieke en etno-sektarische crisis veroorzaakt door de invasie en bezetting.

"Jouw stem is een revolutie"

De premisse van het “redden” van de Iraakse vrouwen was een dimensie van het neokoloniaal narratief van democratieopbouw dat gebruikt werd door de VS-regering om Irak binnen te vallen en te bezetten. “Redden” impliceert dat de imperiale doninantie van de VS superieur is en zelfs noodzakelijk en inherent goed voor vrouwen. Iraakse vrouwen worden daarbij beschouwd als een a-historische homogeen object, in essentie geportretteerd als slachtoffers zonder stem. Zelfs 20 jaar na de venietigende en verwoestende invasie en bezetting, blijft het 'genderen' van het democratienverhaal over het Midden-Oosten bestaan. 

In de Iraakse Grondwet van 2005 werd een quotum van 25 percent voor vrouwen in het parlement opgenomen. Vrouwen zijn sindsdien zichtbaar en aanwezig in het parlement en op kandidatenlijsten tijdens verkiezingen. De Vrouwenorganisatie van de VN en veel niet-gouvernementele vrouwengroepen hameren op het belang van dergelijk resultaat voor de politieke participatie van vrouwen. Maar hoewel de quota een aantal belangrijke vrouwelijke figuren hebben toegelaten in het parlement te zetelen, hebben ze ook de aanwezigheid van partijlijn-vrouwen gefaciliteerd, die bepaalde politieke groepen volgen, zelfs ten koste van hun gender-gerelateerde belangen.

De focus op de politieke participatie en zichtbaarheid van vrouwen is een cenrale dimensie van het democratie-narratief dat het VS-discours over Irak gedomineerd heeft: de idee dat Irak nu vrije verkiezingen kent, vrouwen in het parlement heeft, en dat het land daarom een democratie is. In werkelijkheid hebben de Irakezen zich afgekeerd van verkiezingen -de opkomst voor de verkiezingen van 2021 was het laagst in Irak na 2003- en velen hebben besloten om op straat te komen om hun politieke visie uit te dragen buiten de democratische façade. 

In de context van de militarisering en de wijdverspreid geweld die volgde op de invasie en bezetting, werden Iraakse intellectuelen, schrijvers en activisten geviseerd door gewapende groepen, vermoord, bedreigd of in ballingschap gedwongen. Er werden ook specifieke juridische mechanismen aangenomen die de vrijheid van mensingsuiting beperken. Zo lekte in 2023 bijvoorbeeld een wetsvoorstel uit over “de regulering van inhoud”. Als deze wet goedgekeurd wordt, waarschuwen Iraakse activisten, zou ze de autoriteiten een uitgebreide bevoegdheid geven om te beslissen welke meningen zijn toegelaten en om meningen waar ze tegen gekant zijn de mond te snoeren. Daarnaast worden nog altijd een paar wetten uit het Baath-tijdperk gebruikt om de vriijheid van meningsuiting in te perken.

Sinds oktober 2019 zijn ten minste 540 vreedzame demonstranten gedood, 20.000 verwond en velen onder dwang verdwenen.

Deze onderdrukkende omstandigheden hebben ertoe geleid dat honderden intellectuelen, journalisten, rechters en activisten -waaronder vrouwenrechtenactivisten- zich hebben uitgesproken tegen de politieke orde van post-2003. Op 3 juni 2022 publiceerden ze een “Verklaring voor de Vrijheid van Meningsuiting”, waarin ze openlijk kritiek uiten op de toename van de repressie van het Iraaks regime tegen elke vorm van politieke dissidentie. Sinds oktober 2019 zijn ten minste 540 vreedzame demonstranten gedood, 20.000 verwond en velen onder dwang verdwenen.

De repressie wordt uitgevoerd door verschillende entiteiten van de veiligheidstroepen van de staat, die daarbij gebruik maken van verdovingsgranaten, anti-oproertanks, traangas van militaire kwaliteit en kogels, en door paramilitaire groepen en huurlingen die echte munitie en machinegeweren inzetten. De Iraakse regering heeft de media, het internet en de telecommunicatie platgelegd en avondklokken ingevoerd. Veel demonstranten zijn bedreigd, geïntimideerd, gearresteerd, geslagen, gekidnapped en zelfs vermoord. Terwijl de meeste demonstranten die gedood werden tijdens de opstand jonge mannen waren die op de frontlinie stonden bij de confrontatie met de Iraakse veiligheistroepen, werden vrouwelijke demonstranten ook geviseerd. Activisten als Saba Mahdawi en Mari Mohammed werden gekindnapped. In Basra werden Reham Yacoob en Sara Taleb en haar man Adel vermoord door gewapende groepen, net zoals Zahraa Ali in Bagdad.

De belangrijkste slogan in het hart van de opstand van 2019, "Enrid watan" (wij willen een land), drukt uit wat zo veel Irakezen verloren hebben: een functionerend, leefbaar land met een rubuuste infrastructuur en diensten, alsook de mogelijkheid om te leven zonder angst om vermoord te worden door een (vast) uitgebreid netwerk van gewapende groepen, verbonden aan het Iraaks establishment voor het simpelweg uitdrukken van hun eisen. De strijd tegen de beperking van de vrouwenrechten, het monddood maken van hun stemmen en de uitholling van hun lichamelijke autonomie komen schrijnend tot uiting in de slagzinnen van de demonstranten. “Jouw stem is niet schandelijk, jouw stem is een revolutie”, is een strijdkreet voor vrijheid en waardigheid, vooral voor vrouwen.  


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.