Interview met Anne Van Lancker, europarlementslid voor SP.a
Artikel
21 minuten

We hadden eind augustus een afspraak met Europarlementslid Anne Van Lancker om over de nieuwe grondwet voor de Europese Unie te praten. Zij was namelijk een actief lid van de Conventie die deze tekst heeft voorbereid.

We hadden eind augustus een afspraak met Europarlementslid Anne Van Lancker om over de nieuwe grondwet voor de Europese Unie te praten. Zij was namelijk een actief lid van de Conventie die deze tekst heeft voorbereid.

Even vooraf. Is het project van EU wel iets voor socialisten? Is het geheel niet te neoliberaal?

Anne Van Lancker: Het is waar dat de laatste jaren sommige socialistische partijen aan het afstappen zijn van het grote europositivisme. De sociaal-democratie heeft zich lang neergelegd bij het economisch project dat Europa lang geweest is. De economische macht van EU heeft altijd vooraan gestaan, en die straalt negatief af op de rest. Qua milieu valt het nog mee, maar als je ziet dat het sociale geïnfiltreerd wordt door heel dat marktdenken, dan kan je je daar toch vragen bij stellen. En de sociaal-democratie begint zich nu meer en meer te realiseren dat Europa ons project moet blijven, maar wil Europa ons project zijn zal het drastisch moet veranderen.

Heb je, als actief deelnemer van de Europese conventie kansen gehad voor dergelijke verandering?

Anne Van Lancker: Sommigen waren verrast om te zien hoe we met een paar progressieve mensen in de conventie aan de kar zijn beginnen duwen voor een meer sociaal Europa, en correcties in het economisch beleid, zoals het in vraag stellen van het stabiliteitspact, de opdracht van de Europese Centrale Bank die puur op stabiliteit en inflatiebestrijding is gericht, het feit dat er sociaal beleid veel te zwak is, het feit dat het economisch en monetair beleid eigenlijk alleen monetair is. Er kwam commentaar van twee kanten. De freemarketeers die niet wilden dat er aan de vrijhandel ook maar geraakt werd, en anderzijds de constitutionalisten die niet begrepen dat men in grondwet toch een aantal beleidslijnen in kon schrijven.

We hebben heel in het begin van de conventie hoorzittingen georganiseerd waar ook de vakbonden bij betrokken waren, het maatschappelijk middenveld. Zij pleitten er erg voor om eerst de vraag te stellen naar de doelstellingen van de Unie. Voor hen stond de vraag naar een sociaal Europa op de voorgrond, samen met een buitenlands beleid.

Pas na zwaar gelobby, petities en druk, kon dit op het einde dan toch op de agenda gezet. Het was helemaal niet vanzelfsprekend dus om het sociale te bespreken. We hadden eerst gewerkt rond economische coördinatie en een andersoortig economisch beleid voor de Unie, met veel weerstand over de rol en plaats van de diensten van algemeen belang, waarvan wij vonden dat ze buiten de concurrentie moesten worden gesteld, omdat het om basisrechten van de mensen handelt.

We zijn er dus in geslaagd enkele verbeteringen in de doelstellingen en de waarden van Europa aan te brengen, maar als het gaat om de instrumenten zijn we niet ver geraakt.

Het enige lichtpunt is het feit dat er in het Verdrag nu een rechtsgrondslag bestaat om Europese voorwaarden uit te werken voor diensten van algemeen belang. Vroeger ging het om uitzonderingen op de regel van de concurrentie. Vandaag laat de tekst nu toe om wetten te maken die ervoor zorgen dat diensten va nalgemee nbelang op een positieve benaderd worden en dat de toegankelijheid,betaalbaarhied en kwaliteit van die diensten voor iedereen gegarandeerd worden (doordat de rechtsbasis in de grond gecreëerd werd). Daarnaast is het niet niks als je in de grondwet kan schrijven dat de doelstelling volledige tewerkstelling in het kader van een sociale markteconomie is. Zeker als je weet dat er altijd een inspanningsverplichting is ten opzichte van de geformuleerde doelstellingen. Maar als je op die terreinen dan moet beslissen met unanimiteit valt er niet veel te verwachten. Zo is een van de basisvoorwaarden voor een sociaal Europa in mijn ogen dat je een sociaal rechtvaardige Europese fiscaliteit moet hebben. Maar het was taboe in dit verband over meerderheidsstemming te spreken. Ik vind dat je in het Europa van de multinationals en de vrije markt absoluut onlogisch dat je de vakbond het recht niet garandeert om collectieve transnationale acties te organiseren. Europa mag dus niet optreden wat betreft het stakingsrecht.

Ook sociale zekerheid zal tot nader orde tot de bevoegdheid van de nationale staat behoren. Het is natuurlijk wel zo dat de systemen nogal van elkaar verschillen, en een harmonisering is niet evident. Maar we hadden bijvoorbeeld de concrete beslissingen over de minimumrechten kunnen laten met meerderheid beslissen, maar dat is helaas niet gelukt.

Dus is dat voor mij persoonlijk een heuse nederlaag, want ik ben naar de conventie vertrokken met de hoofddoelstelling de Unie socialer en democratische te maken.

Voel je in dergelijke besprekingen de invloed van het patronaat, de European Round Table, Unice, edm.?

Anne Van Lancker: Uiteraard zijn die aanwezig. En zij drukken vooral naar minder regulering. Maar de tegendruk vanuit vakbonden, en de koepel van het sociaal platform is minstens even groot. Ik moet hier wel aan toevoegen dat de bekommernissen van deze patronale kringen samen vallen met bekommernissen of doelstellingen van bepaalde leiders van lidstaten zelf. Dat wil zeggen dat dan de belangen van een Unice samen vallen met wat bepaalde leiders de belangen van de eigen lidstaat achten. Maar je kan niet zeggen dat de besprekingen over sociale reglementering gedomineerd werden door de European Round Table of Industrialists.

In de loop van de conventie is er een na enkele tijd meer aandacht gekomen vanuit de regeringen. Hoge regeringsvertegenwoordigers kwamen zelf aan de debatten deelnemen??

Anne Van Lancker: Ongeveer halfweg is dat gebeurd. Initieel dachten sommige regeringsleiders dat het niet zo?n vaart zou lopen. Maar toen bleek dat men inderdaad opteerde voor een grondwet die de bestaande verdragen zou vervangen, en dat men dit wou realiseren via werkgroepen, zagen regeringen in dat ze waarschijnlijk niet meer zo denderend veel manoeuvreerruimte zouden over hebben in een latere intergouvernementele bijeenkomst. En als ze dus wilden meebeslissen over de directe toekomst dat ze moesten actief participeren in de conventie. En dat is dus op zich geen slechte zaak.

Het blijft toch een ander spel dan een intergouvernementele conferentie. Daar moet er unanimiteit zijn, in de conventie werkten we met consensus. Dat betekent dat men eigenlijk niet zomaar een bepaald voorstel kan afschieten, maar dat men verplicht wordt te argumenteren en tegenvoorstellen te doen.

Uiteraard, op een bepaald ogenblik van het proces hebben we kunnen vaststellen dat sommige deelnemers wel meer gewicht in de schaal leggen dan anderen bij het presidium van de conferentie. Je zag dan ook dan in de coulissen regeringsvertegenwoordigers van grote landen gingen samen zitten bijvoorbeeld. Of dat ze de terguhoudendheid van kandidaat-lidstaten wilden exploiteren om de meer gemeenschappelijke aanpak die wij voorstonden te blokkeren.

Is Europa door de conventie en door deze grondwet democratischer geworden?

Anne Van Lancker: Ik ben ervan overtuigd dat er stappen zijn gezet. Maar we zijn onderweg blijven hangen. Maar we zijn er niet in geslaagd om een vloeiend systeem op te zetten: een Europese uitvoerende macht, de Commissie, met een soort tweekamerstelsel : een unie van volkeren en staten, vertegenwoordigd op institutioneel vlak door het parlement en de Raad. Dat is kennelijk een stap te ver. Vergeten we toch niet dat het Verdrag van Maastricht nog maar tien jaar oud is: naast de economische samenwerking, werd toen een samenwerking vooropgesteld op vlak van justitie, en een op buitenlands vlak. Dat dit beleid nu zou gecommunautariseerd worden was eigenlijk luidop dromen. Er is echter wel een belangrijk pak van de beleidsterreinen meer Europees is geworden: migratie en asiel, justitie en politiesamernwerking. Het hoofdinitiatiefrecht voor nieuwe wetgeving hieromtrent ligt dus bij de Commissie En tegelijkertijd wordt de wetgevingsprocedure gedemocratiseerd: d.wz. dat een wet moet goedgekeurd worden door de Raad én het Parlement samen, bij meerderheid. Maar de uitzonderingen zijn soms dramatisch: sociale en fiscale materie, en de financiering van de Unie. Hoe de sociale cohesie in het uitgebreide Europa behouden als de financiering bij unanimiteit wordt beslist?

De sociaal-democraten vertoonden de laatste tijd een ambigue houding tegenover de uitbreiding?

Anne Van Lancker: Er kwam inderdaad heel wat kritiek uit onze rangen. Ten eerste over het teveel economisch zijn van de Unie, en ten tweede over het ontbreken van de nodige instellingen om de Unie goed te laten functioneren na de uitbreiding. Het Verdrag van Nice was geratificeerd, en dus lag de uitbreiding vast. Maar de Unie is er niet klaar voor gemaakt. De uitbreiding is niet een louter economisch project. Het is ook duidelijk maatschappelijk en politiek. Europa is na de Tweede Wereldoorlog in twee delen gescheiden geworden, die eigenlijk bijeen horen. De uitbreiding is totaal logisch. Maar dan moet die Unie ook kunnen functioneren, en mogen er geen veto?s en grendels worden opgezet. Om dit probleem echter op te lossen mochten de kandidaat-lidstaten niet gegijzeld worden: zij waren vragende partij om toe te treden, en dan moet de Unie omwille van haar eigen tekortkomingen de zaak niet op de lange baan schuiven.

Is de uitbreiding niet een zaak van een nieuw economische periferie zoeken door het kerngebied?

Anne Van Lancker: De eventuele zoektocht naar een economische periferie verklaart niet de eigenlijke uitbreiding. De handel tussen de Unie en de Midden-Europese landen is al langer in stijgende lijn, met nog weinig hindernissen. De uitbreiding is dan geen economische noodzaak maar wordt eerder ingegeven door de noodzaak dat iedereen de regels van het spel gaat respecteren. Sociale wetten, andere afspraken, politieke criteria van Kopenhagen, respect voor de rechtsstaat, voor de mensenrechten. De druk ligt heel hoog om het beleid in de kandidaat-lidstaten ten opzichte van minderheden zoals de Roma bijvoorbeeld, drastisch te verbeteren.

De grote vrees van de mensen hier bij ons, voor ongecontroleerde migratie, voor het uitzwermen van georganiseerde criminaliteit en zo, is helemaal niet terecht omdat de toetreding precies ook een samenwerking oplegt op het vlak van justitie en politie. Overal gelden nu ook dezelfde regels voor asiel en migratie. De nieuwe leden engageren zich om de bepalingen op te volgen qua mensenhandel. Er is dus de wil om een politieke hoed te zetten op een economische realiteit.

In sommige kringen vreest men ook dat de uitbreiding en de kosten ervan, de sterkte van de Europese munt zou gaan ondermijnen. Maar wat we vaststellen is dat het huidige stabiliteitspact dat werd afgesproken om de euro een sterkte positie te garanderen, onder druk staat vanuit de belangrijke landen van het zogenaamde centrum, Duitsland op kop, maar ook Frankrijk, Italië, Spanje. Dat zal er uiteindelijk toe leiden dat deze strikte regel zal worden aangepast en dat men op dit vlak de ?golden rule? zal toepassen. Dat wil zeggen dat de overheid op moet kunnen treden om als het land in crisis zit bijkomende zuurstof te leveren en de economie terug aan te kunnen pompen vanuit de publieke sfeer. Keynesianisme dus.

Dus ik geloof niet zo in de theorie dat de uitbreiding een pure kwestie zou zijn van het verwerven van een economische hinterland.

Een andere optie ware geweest om twee regionale samenwerkingsverbanden te creëren, een Oost- en West-Europees. Maar vooral de Duitsers hebben daar nooit willen voor kiezen. Politiek lag dan bij hen wel erg moeilijk nadat ze Oost- en West-Duitsland hadden verenigd. En dus koos men voor een volledige eenmaking. Regeringsleiders en staatshoofden hebben echter nooit de gevolgen van deze politieke beslissing ten gronde doordacht.

Dus als je mij vraagt of deze conventie de Unie met een noodzakelijk en voldoende instrumentarium heeft uitgerust en preciese doelstellingen voor de Unie geformuleerd heeft om deze uitbreiding correct en democratisch te kunnen verwerken, dan is mijn antwoord "Ze heeft stappen gezet in de richting van, maar het huidige resultaat zal niet volstaan". Ik denk dan ook niet dat Giscard d?Estaign gelijk heeft als hij zei dat dit werk de tand van de eerstkomende twintig jaar zal moeten doorstaan. En eigenlijk hoop ik het ook niet. Laat me het nog ?s over de financiering hebben. In 2006 valt de huidige regeling over de landbouw- en structuurfondsen weg. Er moet dan een nieuw financieel perspectief getekend worden. Nu staat er in deze teksten dat dit nog altijd met unanimiteit zal gebeuren. Ik voorspel dat er in 2006 een eerste nieuwe politieke crisis komt, waarbij men vaststelt dat de regel van de unanimiteit Europa verhindert om efficiënt te functioneren. De nieuwe lidstaten zijn uiteraard vragende partij naar meer fondsen. Maar dat is ook goed voor ons. Want hoe sneller de sociale en milieu voorwaarden bij hen gelijk zullen komen met die van ons, hoe sneller hun lonen en de inkomens verglijkbaar zullen zijn, hoe minder de arbeidersbeweging in West-Europa schrik zal moeten hebben van delocalisatie. Dus zullen we bereid moeten zijn om in die landen te investeren. De huidige ontvangende landen, Spanje, Portugal, Italië, de Franse landbouw zijn absoluut niet bereid minder te krijgen. En de netto-betalers zijn niet van plan nog meer bij te dragen?

Toch nog even terug naar de democratie in de Unie?

Anne Van Lancker: De conventie is erin geslaagd om de drie poten van de huidige Europese institutionele constructie te versterken.

Kijken we even naar het Europees Parlement. Er is zeker een zwaar democratisch deficit op het vlak van het buitenlands beleid. Maar voor de rest is het parlement toch wel de grote overwinnaar van dit nieuw institutioneel verhaal van de Unie. Door de veralgemening van de co-decisieprocedure (goedkeuring van parlement en Raad), door het communautariseren van de derde pijler, nl justitie- en politiesamenwerking. Door het feit dat het Europees Parlement begrotingsautoriteit heeft gewonnen, samen me de Raad op alle terreinen. Dat wil zeggen dat nu ook de landbouwuitgaves in het Parlement gaan passeren. Door het feit dat het Parlement zijn goedkeuring moet geven aan alle internationale akkoorden.

De verantwoording die de Commissie aan het Parlement moet geven is ook vergroot. De Raad stelt aan het Parlement een kandidaat Commissievoorzitter voor op basis van de uitslag van de Europese verkiezingen, die het Parlement kan weigeren. Dat is onuitgegeven.

De Commissie maakt de meerjarenplannen op, stelt wetgeving op, en heeft initiatiefrecht (behalve BZ). Ze zal ook kleiner worden in de toekomst en dus slagkrachtiger. En de commissarissen zullen niet langer als een vertegenwoordiger van hun land worden aanzien. Daarvoor hebben we de Raad.

Waar we uit de bocht zijn gegaan, onder druk van de grote landen, is de zaak met de fameuze president van de Europese Raad. Het gevaar van een permanente voorzitter van de Raad is dat er teveel macht verschuift naar de vertegenwoordiger van de staten. En hoewel dit presidentschap eerder symbolisch is gedefinieerd, houdt het toch het gevaar in dat een sterke persoonlijkheid daar een sterke instelling zal van maken. Daar komt dan het risico om de hoek dat deze president van de Raad, voor de voeten zal lopen van de voorzitter van de Commissie en van de minister van buitenlandse zaken. Die hele constructie staat of valt met de persoonlijkheden die ze gaan bezetten. Dit alles is natuurlijk een gevolg van het inzicht dat met vijfentwintig lidstaten het systeem van draaiend voorzitterschap niet langer houdbaar is, omdat de politieke beleidsoriënteringen veel meer over lange termijn moeten dragen en stabieler moeten zijn. Die stabiliteit moet in mijn opinie gerealiseerd worden door de Commissie, en daar zijn we dus maar halfweg geraakt. Er is een mogelijkheid gelaten in de grondwet om in de toekomst mogelijk te maken dat die voorzitter van de Raad ook voorzitter van de Commissie wordt. Hadden we die stap ook nu kunnen realiseren dan was het plaatje voor mij wel veel aanvaardbaarder geweest.

Democratie is voor mij echter veel meer dan parlementaire of institutionele democratie. Belangrijk is dat de Raad in zijn functie van wetgever nu altijd in de openbaarheid gaat moeten vergaderen, dat wil zeggen, alle notulen publiceren zodat iedereen kan zien welk land om welke reden tegen was. Bovendien is er in de tekst een sterke rol voor een sociale dialoog voorzien, en voor het eerst is er een grondslag gelegd voor een dialoog met het maatschappelijk middenveld. Naast het petitierecht en het recht zich te wenden tot de ombudsman, is er voor de Europese burgers een recht op een volksinitiatief. Als in verschillende lidstaten een aantal mensen (1 miljoen?) zouden eisen dat de Commissie een wetgevend initiatief zou nemen om bijvoorbeeld het recht op een minimum inkomen te garanderen, dan is de Commissie verplicht iets te doen. Ze mag ook argumenteren dat het niet kan, maar het is een vorm van directe democratie die dus veel verder gaat dan petities bijvoorbeeld.

Welke nieuwe elementen zitten er in deze grondwet voor de nationale parlementen?

Anne Van Lancker: In verband met de nationale parlementen is de regeling, in mijn ogen, helemaal niet slecht. Ze gaan met name veel sneller en efficiënter geïnformeerd worden over de bedoelingen, de wetgeving, de initiatieven van de Commissie, en als ze menen dat dit in strijd is met de bevoegdheden van de Unie zoals bepaald in deze grondwet, kan het nationale parlement daar beroep tegen aantekenen. Men kan de Unie niet verhinderen verder te gaan, maar het komt neer op een subsidiariteitstest. Eindelijk zijn we gaan inzien dat de democratische controle zowel vanuit het Europalement als vanuit het nationale parlement moet gebeuren.

In sommige landen bestaat de regel al langer dat een minister die op het vlak van Unie moet gaan onderhandelen, een mandaat moet vragen aan zijn of haar parlement. En indien die discussie daar nog niet is afgerond kan die minister nog geen standpunt kan nemen. In andere landen is dat niet zo. Nu zijn er minimumregels voorzien voor iedereen. En de nationale parlementen zullen nu concreter de wetgevingsdossiers van de Unie moeten opvolgen.

Grote nieuwigheid in deze grondwet is de aanstelling van een minister van buitenlandse zaken.

Anne Van Lancker: De grote nieuwigheid is dat hij niet zoals de huidige Hoog Vertegenwoordiger (Solana) aan de Raad is toegevoegd maar dat deze Minister deel uitmaakt van de Commissie. Hij wordt voorgedragen door de Raad maar wordt vice-voorzitter van de Commissie. En als college moet de Commissie worden goedgekeurd door het Parlement. Die Minister met dubbele hoed heeft het initiatiefrecht samen met de Raad voor buitenlands beleid. Dat heeft Solana nu niet. Hij zal ook een eigen diplomatieke dienst, een eigen administratie hebben. Dat is tot op het laatste voorwerp van controverse geweest. Als men deze dienst bij de Raad onderbrengt is het evident dat de invloed van de Commissie achteruitgaat. Even uitleggen. Een deel van de bevoegdheden op internationaal beleid dat nu al bij de Commissie ligt zal dan naar de Raad gaan. Maar die Minister coördineert ook handel en ontwikkelingssamenwerking. Dat wil dus zeggen dat wat nu reeds door de Unie als geheel wordt geregeld, opnieuw naar het intergouvernementele niveau schuift. Waardoor de controlebevoegdheid van het Parlement ook wordt ontweken. De strijd zal er nu blijven om gaan, om de voorziene regeling inderdaad te behouden en deze administratie deel moet uitmaken van de Commissie. Tot op het laatste moment heeft de vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk zich daartegen verzet, maar ook Joshka Fischer.

Grote landen willen kennelijk geen stuk van hun autoriteit op buitenlands vlak afstaan aan een administratie die bij de Commissie zit.

Het gevaar is dus groot dat over dit punt het laatste woord nog niet zal gezegd zijn in de Intergouvernementele Conferentie.

Ik pleit volop voor een gecoördineerd beleid. Dat is ook waarom ik me zo ergerde aan het initiatief van premier Verhofstadt rond een Europese defensiemacht. Europa heeft nog geen visie, nog geen strategie en we beginnen al aan defensie. Men moet eerst weten wat de doelstellingen zijn rond wereldvrede, welke rol men daar voor de Unie in ziet, hoe de Petersbergtazken in te vullen zijn, welke bedreigingen we voor Europa zien, etc. En de strategiepaper van Solana is echt nog maar een begin. Coherentie en integratie, dat is er nodig..

Maar dit mag niet leiden tot vertekening. Bijvoorbeeld, de Unie heeft de milleniumdoelstellingen ondertekend. Het aandeel van de minst ontwikkelde landen(MOL) in de ontwikkelingsgelden is aan het dalen. Een deel van de financiering van deze doelstellingen worden gedomineerd door een stuk eigenbelang, of de politieke agenda van het moment. Heel veel gaat naar Afghanisatn. En binnenkort naar Irak, of naar Palestina om te herstellen wat is kapot gemaakt. Maar als dit ten nadele is van de ontwikkelingsdoelstellingen naar de MOL, zit daar een groot gevaar in. Als er dan ook meer gewicht gaat liggen bij een politiek tegen mensenhandel of migratie dan slaan we de bal mis. Buitenlands beleid is korte en middellange termijn, ontwikkelingssamenwerking is lange termijn.

In de conventie zijn we erin geslaagd om de doelstelling van buitenlands beleid genuanceerd op papier te zetten: een politiek die steunt op respect voor mensenrechten, die een multilateraal karakter beoogt in het kader van de VN, als doelstellingen uitroeiing van armoede heeft en eerlijke wereldhandel. Fair trade was alleen iets van Oxfam. Dat staat nu in de Europese grondwet. Bovendien staat erin vermeld dat indien het buitenlands beleid effecten heeft voor ontwikkelingssamenwerking men in de eerste plaats oog moet hebben voor de ontwikkelingswaarde.

Maar de praktijk moeten we nog afwachten, en uitkijken waar de administratie zal worden ondergebracht: de Raad of de Commissie

Wat het buitenlands beleid betreft, heeft het parlement alleen recht op informatie?

Anne Van Lancker: Inderdaad. Op zich is dat natuurlijk een vooruitgang, want vroeger was er niks voorzien. Maar het blijft een van de grote deficits: de parlementaire controle is onbestaand op dit terrein. Dat is een grote tekortkoming.

Waar we wel een stapje vooruit hebben gezet is op het gebied van buitenlandse handel, waar er een informatieplicht ook is, en het feit dat het parlement alle buitenlandse akkoorden moet goedkeuren.

Maar hier blijf ik niet tevreden. Een groot deel van het handelsbeleid is naar de Unie getransfereerd. Pascal Lamy onderhandelt in de GATS in naam van de lidstaten. Maar waar blijft de europeanisering van de democratische controle? Men moet niet alleen achteraf de akkoorden laten goedkeuren door het parlement maar eigenlijk moet ook het onderhandelingsmandaat door het parlement worden goedgekeurd, gekoppeld aan informatie- en consultatieplicht. Dat informatierecht is er, het goedkeuren van het akkoord ook, maar we hebben niks te zeggen over het onderhandelingsmandaat.

De Top van Laken had een mandaat gegeven om de Unie met een stem te laten spreken en Europa als wereldspeler te laten gelden. Men wilde instrumenten en structuren om de doelstellingen te formuleren. Maar als de verantwoordelijke Europese minister maar kan werken op basis van unanieme beslissingen van de Raad, dan bereiken we niet veel. De conventie heeft de uitdaging van Laken niet kunnen waarmaken Met Irak heeft de Unie haar verdeeldheid en zelfs openlijke tegenstrijd getoond. De Conventie heeft in die periode maanden stil gelegen op dit domein. Fundamenteel is er gebrek aan politieke bereidheid van een aantal regeringsleiders van grote landen, om een stuk van hun soevereiniteit over te dragen. Hier zou er moeten kunnen gewerkt worden met een (super)gekwalificeerde meerderheid. Want hoe zal in deze omstandigheden de Europese minister van buitenlandse zaken voor de VN Veiligheidsraad een standpunt kunnen innemen, zoals de teksten het stipuleren.

Kwatongen zeggen dan, dat een eventuele gekwalificeerde meerderheid in de zaak Irak, de Unie wel ?s volop aan de kant van Washington had kunnen doen scharen? Dat is natuurlijk zo, aan ons om de bevoegdheden progressief en vredesgezind in te doen vullen.

In de grondwet staat nu wel dat eenmaal de strategie is bepaald, de actie wel bij meerderheid kunnen beslist worden.

Maar ik ben ervan overtuigd dat in de eerstkomende tien jaar het buitenlands beleid van de Unie zich zal beperken tot eerder bescheiden initiatieven. Vredesmissies in de Balkan, in de Kaukasus, observatiemissies. Globale antwoorden formuleren op fundamentele conflictsituaties zoals in Irak, of Palestina, dat is nog niet voor morgen.

Er is dus duidelijk geen algemene visie van de Unie, maar we creëren wel al militaire instrumenten?

Anne Van Lancker: Ik ben geen tegenstander van gemeenschappelijke acties in defensie. Niet op basis van de NAVO- filosofie, maar die van de Petersbergtaken: vredeshandhaving en, vredescreaties, als het ultieme sluitstuk van uw beleid.

Maar het interventieleger is het enige instrument dat totnogtoe is voorzien?

Anne Van Lancker: Nee, je hebt ontwikkelingssamenwerking, buitenlandse handel, het investeringsbeleid, er is een minister van buitenlandse zaken, maar inderdaad geen strategie? Er is ook geen defensiestrategie? alleen dat lidstaten kunnen samenwerken in het kader van de Petersbergtaken.

Dus militaire interventie? ook in kader van anti-terrorisme volgens de nieuwe grondwet? Maakt de grondwet hier geen deur open naar een glijbaan? Een stap om vredesinterventies nieuwe inhouden te doen krijgen?

Anne Van Lancker:Het grote probleem zal zijn om te vermijden dat de toekomst ons in een soort Amerikaanse discours zuigt, waarbij alles door de bril van terrorismebestrijding bekeken wordt. Anderzijds moet ook Europa een antwoord hebben op het terrorisme. Misschien had Washington ons dan niet zo op sleeptouw kunnen nemen. Het is belangrijk daar een kijk op te hebben.

Het gevaar van dergelijke zinnen in teksten is dat je er vele kanten op mee kunt. Ook inderdaad die om het buitenlands beleid volledig in de strijd tegen het terrorisme te kaderen. Dan zullen we moeten lijstjes van terroristen overdragen, ontwikkelingssamenwerking beperkten tot die landen die je helpen in het anti-terrorisme.

Een belangrijk moment zal zijn op het ogenblik dat de Minister van buitenlandse zaken zijn strategische opties begint op te stellen en te concretiseren.

De Unie werkt aan een bepaalde defensiestructuur voor vredesinterventies, maar een en ander moet compatibel zijn met de Navo-verplichtingen van de lidstaten?

Anne Van Lancker: Dit wil niet zeggen dat ze in functie staat van de NAVO, de tekst zegt "niet in tegenstelling". Je moet weten dat er landen zijn die tegen een gemeenschappelijke defensiebeleid gekant zijn, terwijl anderen de Europese defensieontwikkeling zien als een alternatief op de NAVO met haar VS dominantie, en een structuur die eventueel die NAVO overbodig zou kunnen maken. Dit laatste lijkt me niet zo oninteressant. Als je geen eigen defensiestructuur wil uitdenken, dan blijft de enige speler de NAVO, zoveel is duidelijk. Dus dat zinnetje hield hier allemaal rekening mee.

Maar zoals reeds gezegd, het buitenlands beleid en het defensiebeleid zal in de eerste jaren beperkt blijven.

Ik heb problemen met een interventiestrategie?

Anne Van Lancker: Even toch onderstrepen dat de grondwet acties zoals ?preemptive strikes? op z?n Amerikaans uitsluit. Het beleid wordt gekaderd in de uitvoering van hert charter van de VN?

Overeenkomstig de beginselen van de VN, is niet onder de autoriteit van de VN, dat wil zeggen dat men zelf de beginselen interpreteert?

Anne Van Lancker: Toch staat er anderzijds ook geschreven dat het buitenlands beleid gebaseerd is op intensieve multilaterale samenwerking. Inderdaad, als er overal Blairs of Aznars aan de macht komen hebben we geen sluitende garantie dat alles onder de VN zal gebeuren. Maar EU heeft zijn gehechtheid aan de VN altijd getoond.

Ja, maar vele Europese landen hebben samen met de NAVO toch maar buiten de VN Servië en Kosovo gebombardeerd?

Anne Van Lancker: Dit is het maximum wat in een grondwet kon worden gezet, zoveel is zeker. De praktijk zal verder moeten uitwijzen waar we precies naar toe gaan. Er staan toch enkele borstweringen in voorzien

De conventie kon natuurlijk niet het NAVO verdrag herschrijven. Het enige dat wij konden doen was er voor zorgen dat de garanties ingebouwd zijn; dat wat de Unie gaat doen op vlak van defensie geen kopie is van wat de NAVO doet. Niet dezelfde doelstellingen en principes?

Totnogtoe vind ik dat de standpunten van de Unie een immens verschil tonen met de NAVO uitspraken.

Ik hoop dat we met de unie ook de oriënteringen van de NAVO gaan beïnvloeden, of à la limite ons in staat stellen de NAVO te laten voor wat ze is.

Er zal ook moeten worden opgelet dat we de roep om hogere defensiebudgetten kunnen tegengaan. Solana gaf dit als eerste punt aan in zijn tekst. Dat kan voor mij niet.

Hoe verloopt de verdere procedure voor deze grondwet?

Anne Van Lancker: De eerstvolgende intergouvernementele conferentie in Italië zal er zich over buigen. Hoe snel een en ander zal gaan is nu moeilijk in te schatten. Maar de zaak moet toch afgrond zijn tegen de volgende verkiezingen voor het Europarlement midden volgend jaar. Het zou dan ook getuigen van een goede democratische ingesteldheid mocht er dan tezelfdertijd een referendum worden gehouden om deze grondwet te aanvaarden of te verwerpen. Ik ben een actief pleitbezorger voor dergelijk referendum.

Hartelijk dank voor dit gesprek.

Georges Spriet


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Thema
Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.