Sedert maandag 9 september 2014 heeft Irak eindelijk een nieuwe regering onder leiding van de sjiitische premier Haider al-Abadi. Hij komt uit de Ad-Dawa partij van zijn voorganger Noeri al-Maliki, die graag voor een derde termijn eerste minister was gebleven maar zich onmogelijk had gemaakt door zijn onverbiddelijke repressie van de soennitische Arabieren en zijn geruzie met de Koerden.
Dat er nu een regering is – de verkiezingen hadden al op 30 april plaats – is het gevolg van zware Amerikaanse druk om één front te vormen om weerwerk te bieden aan de Islamitische Staat (IS) van kalief Ibrahim, voorheen Abou Bakr al-Baghdadi, een alias van Awwad Ibrahim al-Badri, afkomstig uit de Iraakse stad Samarra. Diens verrassende opmars vanuit Syrië in Irak, die op 5 juni begon, is inmiddels gestuit door Amerikaanse bombardementen vanaf 8 augustus én door het feit dat zijn leger – de schattingen lopen uiteen van 10.000 tot 40.000 jihadi’s – de grenzen van zijn mogelijkheden begint te bereiken en nu ook echt op verzet begint te stuiten wegens de gruwelijke verhalen over verdrijving en massa-executies van sjiieten en van minderheden als christenen en jezidi’s. Bovendien willen de Amerikanen een internationale coalitie tegen de op 29 juni uitgeroepen Islamitische Staat en bijhorend kalifaat (voorheen heette de gewapende groep Islamitische staat in Irak en Syrië of afgekort ISIS). Die staat beslaat een groot deel van Noord-Oost-Syrië - waar de Koerden van de Democratische Eenheidspartij (PYD) de jihadi’s, met steun van de Turkse Koerdische Arbeiderspartij (PKK), nog altijd gewapenderhand op afstand kan houden langs de grens met Turkije - en van Noord-West-Irak.
De IS blijft een probleem, maar is niet langer de grootste uitdaging voor de nieuwe regering in Bagdad. Het komt er voor eerste minister al-Abadi op aan, als hij dat wil en kan, de wonden te helen en opnieuw een nationaal gevoel te creëren, dat kapot werd geslagen onder Noeri al-Maliki. Onder diens premierschap, van 2006 tot 2014, zaten de gevangenissen in Irak zelden zo vol. Zelden waren er zoveel executies. Zelden ook was daar zo weinig kritiek op van de “internationale gemeenschap”, zoals het Westen zich graag noemt, want Maliki was een bondgenoot, een goede moordenaar en dus boven elke kritiek verheven. Zijn leger was zowat zijn eigen sjiitische militie, die diende om duizenden van zijn aanhanger een job te geven, van waaruit ze zich mochten bezig houden met het pesten van de soennitische Arabieren, die tot de val van Saddam Hoessein aan de macht waren ondanks het feit dat de sjiieten, met zowat 55 %, de grootste bevolkingsgroep vormen. Dat het leger zijn militie was bleek uit het feit dat Maliki zijn leger posities liet innemen in Bagdad in een poging een derde ambtstermijn af te dwingen. Maliki’s partij was wel als grootste uit de verkiezingen van 30 april gekomen, maar beschikte over geen meerderheid in het parlement. Naast de soennitische Arabieren en de Koerden wilden ook vele sjiitische partijen hem weg. Het is pas toen de Amerikanen en de Iraniërs hem lieten weten dat hij niet meer op hun steun kon rekenen, dat hij daar de conclusies uit trok en de baan ruimde voor de al als opvolger aangeduide al-Abadi.
Soennitische opstand
De vervolging van de soennieten leidde al in april 2013, na maanden van met geweld neergeslagen protesten, tot een soennitische opstand, die Maliki niet klein kreeg. Het verklaart ook waarom ISIS bij het begin van zijn opmars op veel sympathie van de soennieten kon rekenen. Vele voormalige officieren van het leger van Saddam Hoessein, die door de Amerikaanse proconsul Paul Bremer na de Amerikaanse invasie van 2003, uit het Iraakse leger waren gezet, kozen de kant van de jihadi’s en gaven ze een geordende militaire structuur. Ook vele gewone soennieten in stadjes en dorpen kozen de kant van ISIS en namen deel aan de excessen van de jihadi’s tegen christenen, jezidi’s, Turkmeense sjiieten en nog andere minderheden. Dat maakt het opnieuw samenleven van deze minderheden met de soennieten in de toekomst bijna onmogelijk. Het is dus zeker geen goede beslissing geweest van de Arabische soennieten, 25 % van de bevolking, om de kant van ISIS te spelen. Vraag is wat de regering en, vooral de soennitische ministers en parlementsleden, daar kunnen aan doen om dat alles in de mate van het mogelijke goed te maken. Het ziet er eerder naar uit dat de soennieten, de basis van de macht van wijlen president Saddam Hoessein, verder aan macht zullen inboeten.
Het Westen en de IS
Tenzij de Amerikanen hen een soennitisch staatje gunnen – een verdeel en heerskwestie – al dan niet onder kalief Ibrahim. Feit is het uiterst dubieuze gedrag van de Amerikanen en hun bondgenoten tegenover ISIS en de IS. Al van bij het begin van de opmars van ISIS liet NAVO-secretaris-generaal Fogh Rasmussen weten dat Irak geen zaak voor de NAVO was. Hier geen “humanitaire interventie” op basis van de "responsibility to protect” dat in de kwestie Libië werd ingeroepen om Moammar al-Kadhafi te gaan aanvallen en te gaan vermoorden in 2011. Pas nu de excessen van de IS te veel beroering verwekken wordt er, naast de huidige bombardementen, gedacht aan verdere actie. Merkwaardig is dat de Amerikanen zeer goed weten waar zich de hoofdkwartieren van de IS bevinden – in het Iraakse Mossoel en het Syrische Raqqa – en waar de IS-basissen – opleidings- en transibasissen voor wapens - in Turkije en in Jordanië kunnen worden gevonden. Nochtans is daar totnogtoe geen enkele drone op afgezonden zoals dat dagelijks gebeurt op basissen van jihadisten in landen als Somalië, Jemen, Pakistan en Aghanistan; Evenmin is Turkije en Jordanië ooit gevraagd hun steun voor de jihadisten stop te zetten en hun grenzen met Syrië en Irak te sluiten voor de leden van deze extremistische groepen. Turkije heeft ook nog altijd geen enkele veroordeling uitgesproken van ISIS, en nu van IS, waarmee de Turkse islamistische regering affiniteit voelt. Vanaf vorig jaar, toen ISIS plots de belangrijkste jihadistische groep werd (hoe? met wiens geld en wapens?), werd die groep door Turkije ingezet tegen de Koerden in Syrië aan de grens met Turkije. En het Westen spaart de groep nog altijd met de duidelijke bedoeling het Syrische regime van president Bachar al-Assad omver te werpen of het op zijn minst onder sterke druk te houden. ISIS is nu eenmaal de sterkste groep in Syrië. Men heeft die in Irak totnogtoe alleen maar verhinderd gebied te veroveren in de Koerdische Autonome Regio. Dat doet de vraag rijzen of de aangekondigde acties tegen ISIS en de IS enkele een rookgordijn zijn om het Syrische regime te kunnen aanvallen.
De Koerdische kwestie
Naast de soennieten zijn ook de Koerden in Irak toegetreden tot de regering van al-Abadi. Het was zeker niet van harte gezien een reeks conflicten met de vorige regering, maar er was sterke Amerikaanse druk en voor de Koerden, die nu openlijk uitkomen voor onafhankelijkheid verloopt niet alles naar wens. In de eerste plaats is er de interne verdeeldheid: in de Koerdische Autonome Regio werden al op 21 september 2013 verkiezingen gehouden, maar pas onder druk van ISIS en Amerikanen slaagden ze er op 18 juni in een regering, en dan nog een van nationale eenheid, te vormen.
De Koerdische regeringsvorming ging gepaard met groot optimisme. De Koerden, die evenals het Iraakse troepen op de loop waren gegaan voor ISIS, hadden van de aanval van ISIS en de duidelijk zwakte van het Iraakse leger gebruik gemaakt om een aantal betwiste grensgebieden met de rest van Irak, waarover nog een referendum moet worden gehouden, te bezetten. Vooral de oliestad Kirkoek is hier belangrijk. President Barzani was daarover zo euforisch dat hij op 1 juli al aankondigde dat er “binnen enkele maanden” in Koerdistan een referendum zou worden gehouden over de toekomst van de Autonome Regio. Een referendum dat zeker een overgrote meerderheid voor onafhankelijkheid zou opleveren – al in 2005 was er een informeel referendum, waarbij 98,8 % van de Koerden zich voor afscheiding van Irak uitsprak. Het optimisme was ook geïnspireerd op het feit dat de Koerdische regio sedert begin dit jaar olie is beginnen uitvoeren, wat ook een perspectief op financiële onafhankelijkheid opende.
Het optimisme was duidelijk voorbarig. Bagdad onderstreepte dat oliewinning en –verkoop grondwettelijk een materie is die voorbehouden is aan de centrale regering. Als represaille zette Bagdad zijn betalingen aan de Koerdische regio stop. Na de Amerikaanse invasie van 2003, die leidde tot juridische erkenning van de al sedert 1991 bestaande feitelijke autonomie, werd overeengekomen dat Koerdistan 17 % van het Iraakse budget zou krijgen, een percentage dat 95 % van de inkomsten van de Koerdische inkomsten uitmaakte.
Olieverkoop geblokkeerd
Ook loopt de verkoop van olie, die wordt uitgevoerd via Turkije, niet zoals verwacht. De Iraakse regering heeft overal waar het kan processen aangespannen tegen de illegale verkoop van olie. Met succes. Zelfs in de Verenigde Staten, nochtans een oude bondgenoot van de Iraakse Koerden, is het lossen van Koerdische olie totnogtoe geblokkeerd geworden. Een tanker die naar Marokko voer kon daar zijn olie niet kwijt omdat de regering in Rabat terugkrabbelde na protest van Bagdad. De enige afnemers zijn Turkse bedrijfjes en ook Israël, het enige land dat zich enthousiast uitsprak voor Koerdische onafhankelijkheid. De Koerdische regering ontkent officieel de leveringen aan Israël omdat ze de gevoeligheid van de Arabische en Iraanse buren niet openlijk durft te kwetsen. Dat betekent dat de uitvoer eigenlijk smokkelwaar is, die aan spotprijzen moet worden geleverd en dus beduidend minder opbrengt dan de officiële marktprijs van rond de 100 dollar per vat.
Die zware tegenslag heeft ertoe geleid dat de Koerdische regering in Erbil (Hewler in het Koerdisch) volledig op droog zaad is komen te zitten. Ambtenaren en soldaten zouden sedert de eerste maanden van dit jaar geen loon meer hebben ontvangen. De niet-uitbetaling van de soldij kan voor een deel verklaren dat de Peshmerga geen weerstand boden aan ISIS en op de vlucht sloegen toen dat oprukte in Sinjar, het vooral door yezidi’s bewoond gebied. (Het waren Syrische Koerden die de yezidi’s daar redden). Doordat een raffinaderij moest worden gesloten is er in Koerdistan niet voldoende benzine meer te krijgen. De gevechten hebben ook de gewone handel met Turkije verstoord, wat tot prijsverhogingen heeft geleid. Het zijn toestanden die al tot vele sociale en antiregeringsprotesten hebben geleid.
Het ziet er dus naar uit dat Massoed Barzani zijn referendumplannen nog wel vele maanden zal opbergen. Hij kan moeilijk anders dan naar een akkoord met Bagdad streven. Vandaar dat hij bereid was toe te treden tot de regering van Haider al-Abidi zonder zelfs de toezegging te hebben gekregen dat Bagdad direct zijn betalingen aan de regering in Erbil zal hervatten. De Koerden kregen wel de portefeuille van financiën en oud-minister van buitenlandse zaken Hoshijar Zebari werd één van de vice-premiers. Maar over de belangrijke portefeuilles van binnenlandse zaken en defensie werd nog geen beslissing genomen.
Ten slotte kregen de Koerden wel de verzekering dat de nieuwe regering de geschillen tussen Bagdad en Erbil binnen de drie maanden wil oplossen. Dit zijn naast de financiering van Koerdistan, de olierechten die de Koerden opeisen en het vastleggen van de grenzen van de Koerdische autonome regio. Die laatste kwestie moest eigenlijk al jaren geleden zijn opgelost via referenda in de betwiste gebieden. Maar of de geschillen snel zullen worden opgelost valt te betwijfelen. Vele sjiieten en soennieten zijn ook Iraakse nationalisten die meer bevoegdheden voor het Koerdisch gewest niet zien zitten. De termijn van drie maanden voor een oplossing lijkt daarom op zijn minst vrij onrealistisch.