Kleine boeren zijn 's werelds belangrijkste leveranciers van voedsel. Het is absoluut noodzakelijk dat we naar hen luisteren, niet naar de grote bedrijven.
"De meeste boeren kunnen niet langer voldoende voedsel produceren om hun gezin te onderhouden", zegt Vladimir Chilinya. "Winstgevende entiteiten controleren onze voedselsystemen... inclusief de productie en distributie van zaden." Chilinya is de Zambiaanse coördinator voor 'FIAN International', een organisatie die ijvert voor de democratisering van voedsel en voeding.
De meerderheid van de kleine landbouwers in de wereld heeft te kampen met aftakelende oogsten, onvruchtbare gronden en stijgende voedselarmoede, zeker in het zuidelijk halfrond. De tarweprijzen zijn met 59% gestegen sinds het begin van 2022. In mei waarschuwde VN-secretaris-generaal Antonio Guterres dat het aantal mensen dat in hongersnood leeft, gestegen is met meer dan 500% sinds 2016. Meer dan 270 miljoen mensen leven vandaag in extreme voedselonzekerheid.
Terwijl deze crisis verergerd is als gevolg van de invasie van Oekraïne door Poetin (Rusland en Oekraïne staan in voor 30% van de graanexport in de wereld of 12% van de verhandelde calorieën), zijn de klimaatverandering en het kapitalisme de primaire motoren achter de mondiale voedselnoodsituatie.
Het IPCC schat dat de gemiddelde voedselproductie in de wereld tegen 2030 met meer dan een vijfde zal afgenomen zijn. In Zambia verwacht het Ministerie van Landbouw dat de maïsoogst in 2022 een kwart lager zal liggen, als gevolg van de droogtes en plotse overstromingen tussen 2019 en 2021. Ondertussen ervaarden India en Pakistan in maart en april de hoogste geregistreerde temperaturen sinds de metingen 122 jaar geleden gestart werden. India heeft de export van graan sindsdien verboden (nadat de regering te weinig graan had gekocht om haar voedselzekerheidsprogramma te dekken), wat het mondiaal graantekort en de piekende voedselprijzen verder hebben verergerd.
Maar de klimaat- en voedselcrisissen zijn geen geïsoleerde fenomenen. Ze zijn het resultaat van een mondiaal kapitalistisch systeem -en een neoliberale agenda- die grote bedrijfswinsten in de landbouw boven mensen en de planeet stelt.
Industrialisering van de landbouw
Dit proces kreeg in India echt vorm tijdens de zogenaamde Groene Revolutie in de late jaren 1960. De beweging was een samenwerking tussen India en de Verenigde Staten (met USAID en de 'Ford Foundation' als belangrijkste actoren), en was afhankelijk van de agrochemie en de intensieve kweek van planten. Er werden hoogproductieve hybride gewassen geïntroduceerd -de belangrijkste was IR8, een rijstvariëteit– naast het gebruik van meststoffen, pesticiden en heel veel grondwater (deze hoogproductieve gewassen hebben veel meer water nodig). Calorierijk voedsel werd belangrijker ingeschat dan voedingrijkheid, en deze voedingsmiddelen vereisen dure inputs.
Deze verschuiving naar grootschalige landbouw en meer winstgevende monoculturen maakte kleine landbouwers afhankelijker van dure chemische meststoffen en dwong hen tot grotere schulden. In India pleegden zeker 10.677 landbouwarbeiders zelfmoord in 2020 – velen van hen verdronken in de schulden als gevolg van de hoge kosten van deze landbouwinputs.
De verschuiving naar grootschalige landbouw en winstgevende monoculturen, dwong kleine boeren tot grotere schulden.
Oneerlijke handelsvoorwaarden en mondiale leningen – opgelegd door multilaterale financiële instituties zoals de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds (IMF) – zijn de schuldigen. Structurele aanpassingsprogramma's (SAP's), geïntroduceerd door de Wereldbank volgend op de schuldencrisis in Latijns-Amerika en Afrika na de oliecrisis van 1979, dwongen armere landen om hun publieke sectoren te privatiseren en hun welvaartsmechanismen af te bouwen.
Zich strikt houden aan de opgelegde beleidspakketten in nagenoeg elke belangrijke sector -van landbouw, over onderwijs, tot gezondheidszorg- werd een verplichte voorwaarde voor het verkrijgen van eventuele toekomstige leningen van de bank of het IMF. SAP's betekenden dat landen -over heel het Zuiden- met schulden, grotendeels moesten overschakelen van inheemse gewassen waar de lokale bevolking van afhing, naar de productie van marktgewassen bedoeld voor de export. Het resultaat was dat lokale bevolkingen en landbouwers kwetsbaarder werden voor voedselschaarste door de negatieve ecologische effecten en de afname van de toegang tot voedsel.
Zambia: privatisering van zaden
In Zambia hield de structurele aanpassingsagenda bijvoorbeeld de privatisering en liberalisering van het zadensysteem in. Het begon met de liberalisering en deregulering van ZAMSEED in het midden van de jaren 1990, wat leidde tot een vermindering van de steun voor landbouwcoöperatieven. Daarnaast leidde de prioritering van maïs als een marktgewas tot een afname van de variëteit in gewassen, wat betekende dat de lokale bevolking minder voedselbronnen ter beschikking had.
FIAN documenteert hoe de controle van bedrijven over de landbouw, de voedselzekerheid verzwakt. Zadensystemen werden geleid door coöperatieven (die boeren veel meer inzeggenschap en eerlijke prijzen bieden), maar staan nu onder controle van grote bedrijven (die prioriteit geven aan winsten). “In Zambia zijn door landbouwers geleide zadensystemen vervangen door commerciële zadensystemen”, bevestigt Chilinya van FIAN. “De meeste kleine landbouwers kunnen geen zaden kopen tegen de commerciële prijs en kunnen daarom geen voedsel verbouwen”.
Deze commerciële zaden zijn ook kwetsbaarder voor extreme weersomstandigheden. “De meeste mensen focussen op marktgewassen ten koste van andere gewassen die beter bestand zijn tegen uitgebreide weersveranderingen. In de nasleep van extreme weersveranderingen zoals die plaatsvonden in 2020 en 2021, ervaart het land een voedseltekort”, voegt Chiliniya toe. Volgens het Wereldvoedselprogramma (WPF) kan 48% van de Zambiaanse bevolking niet aan de minimale caloriebehoefte voldoen.
Kenia: voedselcrisis
Volgens voedselrechtvaardigheidsactivisten in Kenia -dat momenteel een ernstige voedselcrisis doormaakt- heeft “gronddegradatie een grote invloed op de voedselproductie in het land vanwege het overmatig gebruik van chemische meststoffen”, zegt Leondia Odongo, mede-oprichter van de sociale rechtvaardigheidsorganisatie Haki Nawiri Afrika.
Net als in Zambia, is de rampzalige erfenis van de SAP's verantwoordelijk. In 1980 was Kenia een van de eerste landen die een structurele aanpassingslening kreeg van de Wereldbank. De lening was verbonden aan de voorwaarde dat essentiële subsidies voor landbouwersinputs, zoals meststoffen, afgebouwd zouden worden. Dit proces instigeerde een verschuiving naar het verbouwen van marktgewassen gericht op de export, zoals thee, koffie en tabak, in plaats van essentiële basisproducten voor de lokale bevolking, zoals maïs, tarwe en rijst.
“Landbouwinputs die voorheen gratis verstrekt werden aan de boeren, kwamen in handen terecht van private entiteiten onder het mom van efficiëntie”, legt Odongo uit. “Dit heeft ertoe geleid dat kleine boeren overgeleverd zijn aan transnationale bedrijven in de zaden- en agrochemische industrie, die de landbouwers voor de gek houden met foute informatie over zaden en chemicaliën”.
Een recent rapport van 'Save the Children' en 'Oxfam' stelde vast dat 3,5 miljoen mensen in Kenia vandaag te lijden hebben onder crisisniveau's van honger – en dit zal waarschijnlijk nog oplopen tot 5 miljoen mensen. Ondertussen is slechts 2% van de 4,4 miljard dollar aan humanitaire hulp die nodig is (voor Kenia, Ethiopië en Somalië) effectief gefinancierd.
Structurele aanpassingen hebben van Kenia een voedselexporteur gemaakt, terwijl de ondervoeding in het land verontrustend hoog ligt.
Structurele aanpassingen hebben van Kenia een voedselexporteur gemaakt. Ondertussen blijft de ondervoeding in het land verontrustend hoog – 29% van de kinderen in rurale gebieden en 20% van de kinderen in stedelijke gebieden zijn belemmerd in hun ontwikkeling. Ondanks de tekorten die de voedselzekerheid van de bevolking bedreigen, blijft Kenia een vitale voedselexporteur die op grote schaal thee, koffie, groenten en snijbloemen uitvoert.
Hou het klein en lokaal
Kleinschalige landbouw bezet minder dan 25% van de landbouwgrond in de wereld, maar toch voorzien kleine landbouwers in 70% van het mondiale voedsel. In Kenia, verzet Haki Nawiri Afrika zich tegen de industrialisering van de landbouw door lokale boeren te assisteren met technische kennis. Door hen praktische vaardigheden aan te leren stellen ze kleine landbouwers in staat om hun grond en gewassen terug te vorderen.
In Zambia helpt FIAN kleine boeren terug te keren naar inheemse landbouwpraktijken en zaden om de voedselzekerheid te verbeteren en de veerkracht op te bouwen. Door de voedselsystemen te diversifiëren en de monoculturen op te geven, kunnen kleine boeren genoeg voedsel blijven produceren om hun gemeenschappen te voeden, en tegen lagere kosten.
Deze kleine boerenbewegingen moeten het opnemen tegen ‘Big Philanthropy’, de stichtingen van de grote filantropen, zoals de controversiële Alliantie voor een Groene Revolutie in Afrika (AGRA), gefinancierd door de 'Bill & Melinda Gates Foundation', die een Groene Revolutie met een 'bedrijven eerst-strategie' promoot. Toch hopen ze dat hun strijd om de grond te 'decommodificeren' en om een duurzame relatie op te bouwen met het land, de tweede duurzame ontwikkelingsdoelstelling van de VN kan helpen realiseren: het beëindigen van honger tegen 2030.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Opendemocracy.