Image
Schieten in je eigen voet. Kenia's aanpak van de 'war on terror'
Foto: Anne Knight
Schieten in je eigen voet. Kenia's aanpak van de 'war on terror'
Artikel
14 minuten

Dit artikel belicht een aantal aspecten van de conflicten waarin de Kenianen momenteel zijn verwikkeld: de Keniaanse interventie in Somalië, de 'oorlog tegen terrorisme' tegen de militante islamistische groepering Al Shabaab en de gevolgen ervan voor de relaties tussen de Keniaanse overheid en de moslimbevolking.

Toen Kenia vorig jaar in september in het nieuws kwam met de spectaculaire aanslag van Al Shabaab op het prestigieuze Westgate winkelcentrum in Nairobi, reageerden velen met verbazing. "Kenia is toch een stabiel land?", vroeg een Belgische journalist me. Die vraag verbaasde me. Ik legde uit dat het land in oktober 2011 het zuiden van Somalië was binnengevallen om Al Shabaab te bevechten en dat Al Shabaab sindsdien herhaaldelijk aanslagen gepleegd had in Kenia. Ik vertelde ook dat de Keniaanse president en vice-president terecht staan voor het Internationaal Strafhof (ICC) in Den Haag vanwege hun vermeende betrokkenheid bij geweld na de verkiezingen van 2007, waarbij meer dan 1.300 mensen omkwamen en 650.000 Kenianen op de vlucht sloegen. En dat er tijdens de verkiezingen van 2013 ook enkele honderden doden vielen bij politiek geïnspireerd 'etnisch' geweld, ondanks de internationale opluchting over de “vreedzame verkiezingen”.

Kenia's moeizame relatie met de moslims van de Kust

Op 16 december 1963 werd Kenia een onafhankelijke staat, een samenvoeging van Brits Oost-Afrika en de 10 mijl brede kuststrook die formeel onder het gezag stond van de sultan van Zanzibar maar sinds 1895 door de Britten werd bestuurd. Aan deze Kust liggen onder meer Mombasa (de belangrijkste havenstad in de regio) en kleinere steden als Kilifi, Malindi en Lamu. De Kust met zijn Swahilicultuur en witte zandstranden is ook de belangrijkste Keniaanse toeristische attractie en een belangrijke bron van inkomsten voor het land.
In het onafhankelijke Kenia raakten de inwoners van de Kust politiek (en daardoor ook economisch) gemarginaliseerd. Het politieke zwaartepunt lag duidelijk in het Keniaanse binnenland, vooral bij de etnische Kikuyu-gemeenschap van president Jomo Kenyatta (die Kenia leidde vanaf de onafhankelijkheid tot aan zijn dood in 1978). De Kikuyu bekleedden de belangrijkste politieke en administratieve functies en bouwden van daaruit ook een sterke economische positie uit. Landbezit was daarbij een belangrijke factor, en veel land aan de Kust kwam zo in handen van politici van 'upcountry' (de term voor Kenianen uit het binnenland). De Swahili's aan de Kust (een eeuwenoude culturele Arabisch-Indische-islamitische interactie met de lokale kustgemeenschappen) raakten zo niet enkel de controle over hun eigen bestaansmiddelen kwijt, maar werden ook politiek en bestuurlijk onderworpen aan upcountry. Daarbovenop kwam nog een grote instroom van groepen upcountry-landlozen, vaak zelf ook slachtoffers van de landhonger van de nieuwe politieke elite. Deze landlozen werden strategisch aan de Kust ingeplant of werden zelf aangetrokken door de hoop om rond de haven en het toerisme een nieuw en beter leven op te bouwen. De instroom van landlozen uit het Keniaanse binnenland zorgde ervoor dat de islamitische Swahili-bevolking aan de Kust uiteindelijk een minderheid werd. Deze politieke, economische en culturele marginalisatie en achterstelling zorgde voor de ontwikkeling/versterking van een eigen Kust-identiteit. "Pwani si Kenya" - de Kust is niet Kenia - werd een slagzin waarmee de Kust zich afzet tegen upcountry. Onder invloed van dit groeiend zelfbewustzijn ontstond een aantal jaar geleden de 'Mombasa Republican Council' (MRC), een verboden beweging die ijvert voor de onafhankelijkheid van de Kust. Hoewel de naam verwijst naar de stad Mombasa is de MRC een beweging die vooral sterk staat in de rurale gebieden van de Kust. Daarbij is het ook interessant om op te merken dat voor de MRC 'moslim-zijn' geen deel uitmaakt van een islamistische agenda. Vandaar dat in de naam van de beweging ook geen religieuze verwijzingen zijn terug te vinden.
Toch probeerde de Keniaanse overheid recent nog om de MRC te delegitimeren door de beweging af te schilderen als een onderdeel van Al Shabaab. De pogingen van de Keniaanse overheid om de MRC te bestrijden, zijn echter weinig succesvol en de beweging kan in bepaalde gebieden, zoals Kwale, vrij openlijk opereren en leden werven. Op enkele incidenten na is de beweging ook geweldloos. Bij acties van de MRC tegen stembureaus (de MRC vindt dat Keniaanse verkiezingen aan de Kust illegitiem zijn) kwam het in het verleden al eens tot schermutselingen tussen jongeren en ordediensten, en in oktober 2012 vielen er enkele doden bij de arrestatie van Omar Hamisi Mwamnuadz, de leider van de beweging.

Kenia's moeizame relatie met Somaliërs

Een andere gemarginaliseerde groep Keniaanse moslims zijn de Somaliërs. Door de koloniale grenzen die in 1885 werden getrokken door de Westerse grootmachten op de Congo-conferentie in Berlijn, kwam een deel van de Somaliërs opeens in de Britse Oost-Afrikaanse kolonie te wonen, in het gebied dat de huidige oostelijke districten van Kenia (Mandera, Wajir, Garissa tot aan Isiolo) omvat. Volgens de laatste demografische telling in het land zouden etnische Somali's nu een goede 6% van de Keniaanse bevolking uitmaken. De Somalische clans in Kenia hebben nauwe linken met de clans aan de overkant van de Somalische grens, in de Juba-regio.
Bij de onafhankelijkheid was de Keniaanse regering (de mensen van 'upcountry') wel geïnteresseerd in het voormalige Brits Oost-Afrikaanse grondgebied van de Somaliërs maar eigenlijk niet zo in de mensen die er woonden, vooral uit angst voor een eventuele Groot-Somalische afscheidingsbeweging. Na de Keniaanse onafhankelijkheid braken er dan ook onlusten uit in het gebied, met schermutselingen tussen Keniaanse troepen en opstandelingen van de 'Northern Frontier District Liberation Movement'. Zij zochten aansluiting bij de Somalische Republiek (die in 1960 zijn onafhankelijkheid verworven had). In deze Shifta Oorlogen (de Kenianen noemden de opstandelingen bandieten, 'shifta' in Somali), werd de Somalische bevolking massaal in speciale "beschermingsdorpen" (anderen noemen het concentratiekampen) gedreven om zo de Somalische guerrilla de kop in te drukken (een tactiek die was afgekeken van de Britse repressie van de Keniaanse Mau Mau opstand uit de jaren 1950). Veel etnische Somali's werden gedood of kwamen om van ontbering. Ook na het ondertekenen van een vredesakkoord met Somalië in 1967 (dat een einde maakte aan de Shifta Oorlogen) zijn Keniaanse Somaliërs nog het slachtoffer geweest van diverse moordpartijen en plunderingen door het Keniaanse leger. Zo was er bijvoorbeeld de 'Garissa Massacre' in 1980, waarbij onder het voorwendsel van het uitdrijven van een lokale gangster een hele wijk in brand gestoken werd. De inwoners werden bijeengedreven in een school waar ze drie dagen opgesloten werden zonder water en voedsel. De hele episode kostte volgens getuigen het leven aan 300 tot 3000 Somali's. In 1984 was er de 'Wagalla Massacre' in Wajir. Keniaanse troepen waren naar de noordoostelijke Wajir-regio afgezakt zogenaamd om clan-gerelateerde conflicten over graasland te helpen ontmijnen. Het Keniaanse leger pakte honderden Somalische mannen op, die vijf dagen zonder water en voedsel werden vastgehouden op een vliegveldje. Officieel kwamen er daarbij 57 mensen om, vooral door ontbering. Getuigen van de acties van de ordediensten in de Wajir-regio hebben het over enkele honderden tot 5000 slachtoffers, her en der neergeschoten door het leger en de politie. Dorpen werden door het leger aangevallen, huizen platgebrand en vrouwen en meisjes verkracht. Deze gebeurtenissen werden gedocumenteerd door de Keniaanse onderzoekscommissie die tussen 2010 en 2013 diverse misdaden en mensenrechtenschendingen onderzocht die voor en na de onafhankelijkheid werden begaan. Tot op vandaag heeft de Keniaanse overheid niets ondernomen om de verantwoordelijken, die in het rapport worden genoemd, te vervolgen.   

Operatie Linda Nchi

Sinds het begin van de Somalische burgeroorlog en de val van het regime van de Somalische dictator Siad Barre in 1991 (die omvergeworpen werd door verschillende op clan-gebaseerde gewapende oppositiegroepen), is Somalië het strijdtoneel van rivaliserende krijgsheren die met wisselend succes verschillende stukken grondgebied pogen te controleren. Al Shabaab -sinds 2012 onder de vlag van Al Qaeda- is een van de vele spelers in die oorlog en slaagde er in om geleidelijk aan steeds meer territorium in het centrum en het zuiden van Somalië te bemachtigen, inclusief het grootste deel van de hoofdstad Mogadishu en de strategische zuidelijke havenstad Kismayo. Dat Al Shabaab in de loop van de zomer van 2011 daarbij ook het grensgebied met Kenia kon innemen, maakte de regering in Nairobi bijzonder ongerust. Er werd gevreesd dat de oorlog zou kunnen overslaan op de Somalische bevolking aan de Keniaanse kant. De lange grens met Somalië is moeilijk te controleren en door de grootschalige corruptie van de douane en de politie kunnen wapens en andere smokkelwaar makkelijk de grens over. Deze situatie, gecombineerd met een groeiend aantal geradicaliseerde Keniaanse jongeren die wel iets zagen in de jihad van Al Shabaab in Somalië, zorgde voor een toenemende zenuwachtigheid in Nairobi.

De ontvoeringen in Kenia van een aantal toeristen uit hun vakantieoord in Lamu in september 2011 en van twee hulpverleners van Artsen zonder Grenzen uit het vluchtelingenkamp van Dadaab, waren voor de Keniaanse regering de spreekwoordelijke druppels - hoewel deze ontvoeringen waarschijnlijk eerder het werk waren van criminele benden dan van Al Shabaab. Op 16 oktober 2011 staken de troepen van de 'Kenya Defence Forces' de grens met Somalië over om onder de codenaam 'Linda Nchi' (Kiswahili voor 'Bescherm het land') de strijd aan te binden met Al Shabaab. Tot ieders verbazing, want er was geen sprake van enige coördinatie met de internationale troepenmacht van de Afrikaanse Unie (AMISOM) of de Ethiopische troepen die al in Somalië actief waren in de strijd tegen Al Shabaab. Ook de Somalische regering leek niet op de hoogte, en liet duidelijk blijken dat ze niet opgezet was met wat ze “een invasie” noemde. In Kenia zelf was het toen ook nog niet erg duidelijk welk doel Linda Nchi precies voor ogen had. De verschillende Keniaanse woordvoerders hadden het over het beveiligen van de grens, over het instellen van een bufferzone, en zelfs over het verslaan van Al Shabaab. Het duurde daarna verscheidene weken voordat de Somalische regering zich bij de Keniaanse actie neerlegde en pas in februari 2012 werden de Kenya Defence Forces formeel opgenomen in de AMISOM-troepenmacht.
Intussen verliep de militaire opmars moeizaam. De start van operatie Linda Nchi viel samen met het begin van het regenseizoen en de modder speelde de onervaren Kenyan Defence Forces parten. Het duurde tot eind mei 2012 voor de Zuid-Somalische stad Afmadow -op 218 km afstand van de Keniaanse grens en het eerste Al Shabaab-bolwerk die naam waardig- was ingenomen. Intussen was ook de bestemming van de Keniaanse strijdkrachten bekend: Kismayo. Deze Zuid-Somalische havenstad vormde een draaischijf voor de smokkel van houtskool naar de Golfstaten, een belangrijke bron van inkomsten voor Al Shabaab. Ahmed Mohamed Islam (bijgenaamd Madobe), een lokale krijgsheer die eerst zijn strepen had verdiend als bondgenoot van Al Shabaab maar nadien voor eigen rekening was begonnen, had grootse plannen met Kismayo. Met zijn troepen van de Ras Kamboni Brigade had hij zich geallieerd met de Kenyan Defence Forces en samen trokken ze op richting de havenstad. Nadat de coalitie van Ras Kamboni Brigades en Keniaanse troepen begin oktober 2012 de stad innam, riep Madobe zich in Kismayo uit tot president van de autonome staat Jubaland, waar de Somalische regering niets te vertellen heeft. Hoewel Kenia nu in principe over een strategische buffer tegen Al Shabaab leek te beschikken, bleek al gauw dat het in de praktijk helemaal niet zo werkte. De Kenyan Defence Forces worden in Jubaland gezien als niet meer dan een militie van de Somalische Darood-clan, een van de vele pionnen in de burgeroorlog van Somalië. Zorgwekkend is dat de Keniaanse soldaten zich daar ook naar gedragen. De VN Monitoring Group die de toestand in Somalië in de gaten houdt, stelde onder meer vast dat Keniaanse strijdkrachten de illegale houtskoolexport in Kismayo hebben overgenomen en daarvoor zelfs met Al Shabaab samenwerken. De vraag is dan ook wie binnen de Kenyan Defence Forces of de Keniaanse overheid daar vet aan verdient.

Al Shabaab brengt de strijd naar Kenia

De ironie is dat na Linda Nchi de binnenlandse onveiligheid in Kenia sterk is toegenomen. Voordien had Kenia betrekkelijk weinig last van Al Shabaab. Er bestond een soort van modus vivendi, waarbij Kenia en Al Shabaab elkaar met rust lieten. Kenia was een soort vrijhaven voor allerlei Somalische krijgsheren, zakenmannen en politici, die ergens in een winkelcentrum in Nairobi gezellig met elkaar koffie gingen drinken, en ook Al Shabaab werd betrekkelijk weinig in de weg gelegd. Dat veranderde in oktober 2011, na de lancering van Operatie Linda Nchi. Al Shabaab beschouwde Kenia nu als een legitiem doelwit voor aanslagen en haalde de banden aan met Keniaanse radicale groepen, zoals het 'Muslim Youth Center' (nu Al-Hijra), dat voor Al Shabaab rekruteerde in Mombasa en Nairobi, en opriep om de jihad te voeren tegen de Keniaanse invallers. In de maanden na de militaire inval in Somalië volgde een hele reeks gewelddadige incidenten in Kenia, van overvallen op politiebureaus in de grensdistricten tot granaataanvallen op bushaltes in Nairobi. Deze aanslagen vonden plaats in de periferie -de Somalische regio in het land en de volksbuurten van de hoofdstad- maar met de aanslag op het prestigieuze Westgate winkelcentrum op 21 september 2013 haalde Al Shabaab ook uit naar de Keniaanse elite en de expat-gemeenschap. Vier aanvallers vielen op die drukke zaterdagmiddag het winkelcentrum binnen en schoten koelbloedig meer dan 60 mensen dood. De reactie van de Keniaanse ordediensten was chaotisch en pas na 4 dagen was de crisis voorbij. (Toen bleek trouwens dat het Keniaanse leger ondertussen ook uitgebreid de tijd had genomen om het winkelcentrum grondig te plunderen). President Uhuru Kenyatta zwoer vergelding voor de aanslag en beloofde een onderzoek - dat er nooit kwam. Een parlementscommissie vond dat niemand verantwoordelijk was voor de aanpak van de Westgate-crisis of het negeren van eerdere waarschuwingen voor een aanslag, maar stelde wel voor om de Somalische vluchtelingen het land uit te werken. De opperbevelhebber van het Keniaanse leger kreeg een uitzonderlijke verlenging van zijn mandaat.
De inherente zwakheid van de overheid maakte van Kenia een makkelijke prooi voor Al Shabaab. Intern is het land zwaar verdeeld door het etnisch-geïnspireerde machtsspel van de elite dat gericht is op de exploitatie van de middelen van de staat voor privé-doeleinden en op de politieke uitsluiting van het overgrote deel van de bevolking. Het is een systeem waarin het onmogelijk is om een aantal historische onrechtvaardigheden recht te zetten en een gevoel van nationale samenhorigheid te creëren. Door de enorme corruptie, de slepende ziekte van Kenia, is de overheid bovendien de controle kwijt over de publieke veiligheid. Corruptie maakt het onder andere mogelijk om onder een valse naam echte identiteitsdocumenten te verkrijgen of om ongezien de grens over te komen met wapens. Immigratiediensten, politie en leger nemen actief deel aan dit systeem en de politieke klasse kan of wil hierin niet ingrijpen. Al Shabaab maakt daar handig gebruik van om zich tegen Kenia te keren.

Geen harten en geesten

Na Westgate verslechterde de veiligheidssituatie in Kenia nog meer en in het voorjaar van 2014 besloten diverse landen om negatieve reisadviezen uit te vaardigen. Het Keniaanse kusttoerisme, de derde belangrijkste economische sector, kreeg zware klappen. De regering besloot daarop om alsnog hard op te treden tegen Al Shabaab en haar sympathisanten in Kenia. Na een mislukte bomaanslag op de internationale luchthaven in februari 2014, een schietpartij in een kerk bij Mombasa in maart en diverse aanslagen in Nairobi, lanceerde de Keniaanse regering een anti-terreurcampagne die specifiek gericht was tegen de Somalische bevolking in het land. Volgens de overheid liggen illegale Somalische vluchtelingen immers mee aan de basis van de onveiligheid. Tijdens Operatie 'Usalama Watch' ('Vredeswake') werden er gedurende een tiental dagen razzia's gehouden in Eastleigh en andere wijken in Nairobi waar veel Somaliërs wonen. Een enorme politiemacht zette overdag straten af om mensen te controleren en 's nachts werden stelselmatig,  blok per blok, huizen binnengevallen. Duizenden Somaliërs werden gearresteerd omdat ze niet over de nodige papieren beschikten - of omdat ze het smeergeld niet wilden betalen dat de politie hen afperste ("levende geldautomaten" werden ze door politieagenten genoemd). Vierduizend mensen werden dagenlang in erbarmelijke omstandigheden opgesloten in kooien in een voetbalstadion in de woonwijk Kasarani in het Oosten van Nairobi (de Twitter-hashtag #kasaraniconcentrationcamp was een veelbetekenende verwijzing naar de vervolging van de Somaliërs in de jaren 1960). Veel leverde Operatie Usalama Watch niet op: er werden wat wapens en explosieven gevonden, en enkele duizenden illegale vluchtelingen werden teruggestuurd naar het vluchtelingenkamp van Dadaab nabij de Somalische grens.
In de Kust-regio werd er ook hard opgetreden. Een aantal moskeeën waar radicale predikers rekruteerden voor de jihad in Somalië, werden bestormd en ontruimd. Tientallen arrestaties werden verricht, maar uiteindelijk kon de meeste arrestanten niets ten laste worden gelegd. Er werd een 'shoot to kill'-bevel uitgevaardigd, waarbij de politie eventuele verdachten meteen zou mogen neerschieten. Een aantal radicale predikers en hun sympathisanten werden door onbekenden op een professionele manier geëxecuteerd op straat. Dat deze aanpak van de overheid weinig 'hearts and minds' heeft opgeleverd bij de getroffen gemeenschappen, behoeft niet veel uitleg. De officiële organisatie van Keniaanse imams en predikers nam afstand van het politiegeweld. Keniaanse mensenrechtenorganisaties beschuldigden de regering van het uitvoeren van buitengerechtelijke executies en van het criminaliseren van de moslimbevolking in het algemeen en de Somalische vluchtelingen in het bijzonder. Op een bepaald moment weerklonk er zelfs protest op de meerderheidsbanken van het Keniaans parlement bij volksvertegenwoordigers met een islamitische achtergrond.

De harde aanpak veranderde weinig aan de veiligheidssituatie. In juni en juli 2014 voerde Al Shabaab een reeks aanvallen uit in het Lamu District aan de Kust, in een gebied dat in de jaren 1960 door Jomo Kenyatta werd gekoloniseerd met landloze Kikuyu uit het binnenland. Met de aanvallen op deze Kikuyu-nederzettingen, waarbij meer dan 90 mannen werden vermoord, speelde Al Shabaab in op de heersende lokale sentimenten van onrecht die ontstonden in de context van een gevoelige landproblematiek. Ook hier reageerde de Keniaanse regering bijzonder onhandig op. Eerst werd er ontkend dat Al Shabaab er iets mee te maken had en werd de schuld in de schoenen geschoven van de Keniaanse politieke oppositie die het op de Kikuyu gemunt zou hebben. Toen er herhaaldelijke aanvallen volgden -ondanks de grote aanwezigheid van politie en leger in het gebied- moest de regering schoorvoetend toegeven dat de aanvallers toch uit Somalië afkomstig waren. Nog steeds vinden er geregeld gewelddadige incidenten plaats, en ook in Nairobi blijft de alarmfase hoog.

Conclusie

Hoewel de islamistische groep Al Shabaab momenteel terrein aan het verliezen is in Somalië zelf, kan het blijven opereren in de grensgebieden van Somalië en Kenia en in de Keniaanse hoofdstad Nairobi. Met de botte bijl te werk gaan en de volledige moslimgemeenschap en Somalische bevolking als dusdanig criminaliseren, helpt de Keniaanse overheid niet om het nodige draagvlak te creëren voor de strijd tegen radicalisering en terreur, en om preventief - op basis van goede inlichtingen - eerder dan repressief op te kunnen treden tegen de dreiging van Al Shabaab. Zolang er ten gronde niets aan de Keniaanse ziekte wordt gedaan -de corruptie, de plundering van de middelen van de staat en de etnische verdeel-en-heerspolitiek- zal Al-Shabaab de mogelijkheden van het systeem blijven benutten om de oorlog op Keniaans grondgebied verder te zetten. Het ziet er niet naar uit dat er snel genezing op komst is.

Dit artikel is ook verschenen in het tijschrift Vrede nov - dec 2014.


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.