De afgelopen EU-top werd overschaduwd door de dramatische gebeurtenissen in Aleppo. De EU-ministers lieten er hun verontwaardiging de vrije loop maar toonden ook hun onmacht.
Volgens Premier Michel ligt het probleem bij “het uitblijven van een gemeenschappelijk defensiestrategie” en dat we “meer capaciteit” moeten ontwikkelen.
wat wil Michel überhaupt met meer militaire middelen en meer militair Europa wel doen voor de bevolking van Syrië?
Zelfs al is het leed van oorlogsslachtoffers een handig excuus om de militaire agenda er door te duwen, wat wil Michel überhaupt met meer militaire middelen en meer militair Europa wel doen voor de bevolking van Syrië? Er nog meer bommen gaan droppen? Suggereert hij om ook grondtroepen te ontplooien? Tegen wie? Om te vechten tegen de Syrische regering, tegen Hezbollah, tegen Iran en meteen dan ook maar tegen de Russen? Betekent dat dan lucht- en militaire steun leveren aan een allegaartje van rebellengroepen waar extremistische groepen dominant zijn? Michel en zijn collega's doen weinig moeite om te concretiseren hoe een gemeenschappelijke defensiestrategie heilzaam kan zijn voor het lot van de Syrische bevolking en een einde kan maken aan de vijandelijkheden.
Europese militaire dwangbuis
De creativiteit om om te gaan met oorlogssituaties als in Syrië zit in een militaire dwangbuis. De Europese militarisering heeft nog nooit iets te maken gehad met mensenrechten of het lot van burgers in oorlogssituaties. Sinds het Verdrag van Lissabon slaat de EU uitdrukkelijker op de militaire trom: “De lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren” (art 42.3).
Het is al helemaal bij het haar getrokken om te beweren dat een gemeenschappelijke defensiestrategie van de EU ‘uitblijft’.
Michels frustraties berusten niet op de realiteit. Als er al een terrein is waarop er wordt samengewerkt in Irak en Syrië dan is het wel op het militaire. België neemt deel aan een internationale coalitie samen met zeven andere NAVO-bondgenoten. Die samenwerking verloopt vlekkeloos, wat niet kan gezegd worden van het stijgend aantal burgerslachtoffers dat volgens Airwars is opgelopen tot boven de 2000 midden december 2016.
Het is al helemaal bij het haar getrokken om te beweren dat een gemeenschappelijke defensiestrategie van de EU ‘uitblijft’. Begin deze zomer al, en dus maanden voor de verkiezing van Trump tot nieuwe president van de VS, presenteerde de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, Frederica Morgherini een Europese Veiligheidsstrategie die een behoorlijk sterke militaire invulling kreeg. Centraal daarin staat de versterking van de defensie-industrie en de verbetering van de militaire capaciteiten.
In zijn State of the Union van 14 september 2016 stelde commissievoorzitter Juncker dat een sterke Europese defensie een Europese defensie-industrie nodig heeft die innoveert. “Dat is waarom we voor het eind van het jaar een Europees Defensiefonds zullen voorstellen om een stevige impuls te geven aan onderzoek en innovatie”.
Nog geen drie maand later publiceert de Europese Commissie het Europees Defensie Actieplan waarin de oprichting van een Europees Defensiefonds wordt voorgesteld met twee luiken. Het eerste luik gaat over de financiering van het defensie-onderzoek. Na een overgangsperiode stelt de Commissie voor om jaarlijks 500 miljoen euro in defensie-onderzoek te stoppen. Met een tweede luik wil de Commissie een financieel instrument creëren voor gezamenlijke investeringen in militair materieel om de aankoopkosten te reduceren. Ze denkt aan een jaarlijks bedrag van 5 miljard euro.
Dit project komt rechtstreeks uit een rapport dat is opgesteld door een zogenaamde ‘group of personalities’ van wie de helft afkomstig van de wapenindustrie. De Europese militaire plannen zijn op hun lijf geschreven en dat is goed nieuws voor de aandeelhouders van die sector.
Die investering in de militaire capaciteit contrasteert met de gebrekkige politieke wil om de noodzakelijke middelen te stoppen in niet-militaire aspecten van het veiligheidsbeleid. Had de EU maar zo’n bedrag veil voor de diplomatieke en humanitaire capaciteit zoals de opvang van oorlogsvluchtelingen.
Verontwaardiging telt niet voor oorlogsvluchtelingen
De vraag is dus hoe ernstig we de publieke verontwaardiging van de Europese leiders over de oorlog in Aleppo moeten nemen. Europa doet vooral zijn best om zijn grenzen zo veel mogelijk gesloten te houden voor oorlogsvluchtelingen. Het schabouwelijk schouwspel in eigen land over het afleveren van een humanitair visum voor een gezin uit Aleppo is daar symptomatisch voor. Bepaalde politieke kringen gebruiken de kwestie om de angst te voeden door het voor te stellen dat het de voorbode kan zijn van een invasie van oorlogsvluchtelingen naar Europese bodem. Het valt te vrezen dat we eens te meer getuige zijn van een politieke steekspel over koude electorale berekeningen en hypocriete krokodillentranen. Van solidariteit met de inwoners van Aleppo en bij uitbreiding alle oorlogsvluchtelingen is in realiteit weinig sprake.
Wat tegen de borst stuit is dat de grootste wapendealers die het oorlogstuig leveren voor de conflicten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika ook de grootste contracten voor grensbewaking in de wacht slepen om de vluchtelingen van die oorlogen tegen te houden.
De gespeelde verontwaardiging dient een politiek doel. Ze past in het plaatje van de confrontatiepolitiek met de Russen wat dan weer nodig is om de EU en meer concreet het vluchtelingenbeleid zelf, verder te militariseren en de bewapeningsuitgaven te doen stijgen. Met de Europese grensbewaking was 15 miljard euro gemoeid in 2015. De verwachting is dat die nagenoeg zou verdubbelen tegen 2022. Wat tegen de borst stuit is dat de grootste wapendealers die het oorlogstuig leveren voor de conflicten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika ook de grootste contracten voor grensbewaking in de wacht slepen om de vluchtelingen van die oorlogen tegen te houden.
De Europese ministers die zich op de humanitaire borst kloppen, tonen zich verdacht stil over het eigen aandeel in de destabilisatie en het geweld in het Midden-Oosten. De luchtoperatie van de internationale coalitie in Irak en Syrië waaraan ook ons land participeert, maakte volgens de organisatie Airwars al meer dan 2.000 gedocumenteerde burgerdoden. Wellicht ligt het aantal nog groter. Maar de meeste landen, waaronder België, blijven ontkennen dat ze daar een aandeel in hebben. Toen een Amerikaanse luchtaanval begin december 2016 een ziekenhuis in Mosoel bombardeerde bleef het protest uit. Het bleef ook muisstil toen een andere Amerikaanse luchtaanval in maart 2016, de universiteit van Mosoel bombardeerde. Er vielen 92 doden: studenten en academisch personeel. Er was geen sprake van sancties, geen statement, geen verontwaardiging, er was gewoon niets.
Oorlogsprofitariaat ten koste van Jemen
De EU zegt te streven naar een effectiever defensiebeleid om, zoals de nieuwe Europese veiligheidsstrategie stelt, te kunnen optreden in de instabiele periferie van Europa. Maar over de rol die de florerende Europese wapenhandel speelt naar die ‘instabiele’ regio worden weinig ronkende verklaringen afgelegd. Tussen 2004 en 2015 leverden de EU-landen voor 82 miljard euro aan exportlicenties af voor wapens naar het Midden_oosten. De EU en de VS zijn samen goed voor driekwart van de wapenmarkt in Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Daar vermogen ook wapenwetten en bindende Europese criteria voor wapenhandel niets tegen. Saudi-Arabië is de belangrijkste klant die voor tientallen miljarden Euro aan wapens uit de EU importeerde. De wapenleveringen, militaire en financiële steun die dat land aan extremistische rebellen in Syrië heeft geleverd, is nochtans uitvoerig gedocumenteerd. Dat geldt ook voor de erg brutale oorlog in Jemen, waar de afgelopen twee jaar duizenden doden zijn gevallen onder Saudische luchtaanvallen met bommen van Amerikaanse en Europese makelij. Het oorlogsdrama in Jemen blijft nagenoeg onzichtbaar in onze pers, politici lijken er niet door geraakt te worden en de Europese medeplichtigheid aan de oorlog is zelfs geen voorwerp van debat.
De VN trekken aan de alarmbel omdat de blokkade die Saudi-Arabië rond Jemen heeft aangelegd 2,2 miljoen kinderen in zware hongersnood heeft gedreven. Volgens UNICEF sterft elke tien minuten een kind door ondervoeding. Maar het blijft oorverdovend stil op het Europese front van de verontwaardiging. 18,8 miljoen mensen hebben humanitaire hulp nodig, maar het VN vluchtelingenagentschap haalt nog niet eens de helft binnen van de dringende benodigde hulpgoederen. Europa kijkt de andere kant op. Verontwaardiging over Jemen valt niet te verzilveren. Het zijn niet de Russen die bombarderen, maar de belangrijkste olie-exporteur die de petrodollars nadien terugpompt in de Europese (wapen)industrie.