Tussen wal en schip: binnenlandse migranten in China
Artikel
9 minuten

In de Chinese kuststeden leven miljoenen migranten afkomstig van het platteland, als tweederangsburgers in hun eigen land.

Liudong renkou

Volgens Amnesty International telt deze groep binnenlandse migranten inmiddels ruim 200 miljoen mensen. In China worden ze ook wel ‘liudong renkou’, oftewel ‘vlottende bevolking’ genoemd. De migranten zijn sinds de jaren 1980 in grote getale van het platteland naar de kuststeden in het oosten en zuiden van China verhuisd. Binnenlandse migratie wordt in China echter sterk gereguleerd door de overheid. Wie zonder toestemming van de staat naar een ander deel van het land trekt, belandt bijgevolg in de illegaliteit.

Toch blijven de metropolen een grote aantrekkingskracht uitoefenen op de armere plattelandsbevolking en inmiddels verblijven miljoenen binnenlandse migranten ‘illegaal’ in de stad. Als zeer goedkope arbeidskrachten hebben zij de afgelopen decennia een grote bijdrage geleverd aan de economische bloei van China, maar vanwege hun onzekere status zijn ze degenen die het minst profiteren van de nieuw verworven welvaart. En dat wringt uiteraard. Er schuilt een gevaar in aantallen. De kans bestaat altijd dat grote, arme en jarenlang gemarginaliseerde bevolkingsgroepen op een gegeven moment geen genoegen meer nemen met hun erbarmelijke situatie en het lot in eigen handen nemen. Een scenario waarbij de liudong renkou effectief in opstand zouden komen is echter zeer onwaarschijnlijk, vermits er momenteel totaal geen sprake is van enige organisatie binnen deze groep mensen. Toch vindt er de laatste tijd ook in China steeds meer ‘grass roots’-protest plaats. Zo was er bijvoorbeeld het incident in het stadje Wukan in het najaar van 2011. De plaatselijke bevolking was er in opstand gekomen naar aanleiding van een aanslepend grondconflict met het plaatselijk bestuur. De lokale funtionarissen hadden land verkocht aan aannemers zonder de dorpelingen daar voldoende voor te compenseren. In een poging de gemoederen te bedaren kregen de dorpelingen de toelating om een aantal van hen als vertegenwoordigers aan te duiden waarmee onderhandeld zou worden. Plaatselijke veiligheidsagenten ontvoerden echter vijf van deze vertegenwoordigers en de woedende dorpelingen besloten daarop om het (corrupte) lokale bestuur en de politie uit hun stadje te verdrijven. Wukan werd toen een tijdlang omsingeld door tanks en duizenden soldaten, maar uiteindelijk gaf de Chinese overheid toe aan de lokale bevolking. Gedurende 2011 braken er over heel het land ook een heel aantal spontane stakingen uit. In het ‘communistische’ China bestaan er geen noemenswaardige vakbonden en zijn stakingen verboden. Maar de Chinese bevolking wordt steeds mondiger. Wie weet zal de Chinese regering zich op den duur ook genoodzaakt zien om de positie van de binnenlandse migranten te verbeteren.

Economische bloei

In haar 63-jarige bestaan heeft de Volksrepubliek een zeer turbulente geschiedenis achter de rug, met daarin een flink aantal zwarte bladzijden. Maar er waren ook positieve ontwikkelingen, zoals de 500 miljoen Chinezen voor wie absolute armoede definitief tot de geschiedenis ging behoren dankzij de forse economische groei. De afgelopen twee decennia groeide de Chinese economie aan met percentages bestaande uit 2 cijfers, iets waar men in Europa en de VS enkel van kan dromen. Ook nu de sterk geïndustrialiseerde westerse landen vrijwel allemaal in een recessie zitten, blijft de economie van China verder aangroeien, zij het met ‘slechts’ 9% in 2011. Hoewel de economische groei vertraagd is, ziet de toekomst er voorlopig  nog altijd rooskleurig uit voor China. Maar niet iedereen profiteert van de hallucinante economische groeicijfers in het land. Op dit moment laaien allerlei oude conflicthaarden opnieuw op, zoals in de autonome regio Xinjiang en in Tibet. Dit is niet enkel het gevolg van culturele tegenstellingen tussen de Han (de grootste etnische groep in China) en de lokale bevolkingen. Steeds meer volkeren en groepen in China voelen zich op economisch vlak genegeerd door Beijing, wat spanningen oplevert. De situatie van de binnenlandse migranten in China is hier zeker een voorbeeld van.

Hukou

In de Chinese geschiedenis komen binnenlandse migratiestromen veelvuldig voor. China is qua oppervlakte net iets kleiner dan heel het continent Europa. De geografische verschillen binnen het land zijn dan ook groot. Er zijn zowel heel vruchtbare als minder vruchtbare gebieden. Dit is een belangrijke motor voor migratie. Ook overbevolking in bepaalde rurale gebieden kan aanleiding geven tot migratiestromen. Om migratie tegen te gaan, bedacht de Chinese overheid in 1958 een aanvulling op het bestaande domiciliëringsregistratiesysteem, genaamd ‘Hukou’. Er werd een onderscheid gemaakt tussen mensen met een stedelijke en mensen met een rurale domiciliëring. Iemand met een stedelijke domiciliëring kreeg recht op een huis, een baan en het gebruik van sociale voorzieningen in de stad. Iemand met een rurale domiciliëring kreeg recht op een stuk privégrond en op het gebruik van de sociale voorzieningen op het platteland. Indien een persoon met een rurale Hukou in de stad wil gaan werken, moet die een vergunning aanvragen bij de overheid. De overheid heeft een (laag) quotum gezet op het aantal vergunningen dat per jaar mag worden afgeleverd. Als er al een vergunning wordt toegekend, dan is die slechts van tijdelijke aard. Het is praktisch onmogelijk voor mensen van het platteland om zich legaal en permanent in de steden te vestigen. In de jaren 1990 werd de wetgeving versoepeld om de grote vraag naar arbeidskrachten in de steden op te vangen. Maar nog steeds is er geen volledige vrijheid van beweging in China. Voor een verblijf langer dan 3 dagen buiten de plaats van domiciliëring moet men in theorie nog steeds een vergunning aanvragen.

Sociaal-economische discriminatie

Door de economische groei die in de jaren 1980 begon, is de levensstandaard van veel Chinezen verbeterd. Maar de verschillen tussen het platteland en de stad, het binnenland en de kust zijn steeds groter geworden. Hoewel de Chinese overheid door middel van het ‘China Western Development’-programma probeert om de economische ontwikkeling van het binnenland te stimuleren, blijft de kloof groot. Hierdoor verhuizen steeds meer Chinezen naar de grote steden in het (zuid-)oosten van China om er hun geluk te gaan beproeven. Een deel van deze binnenlandse migranten doet dit met toestemming, maar het overgrote deel doet dit zonder vergunning, mede doordat de procedures om de vergunningen te verkrijgen zeer ingewikkeld en kostelijk zijn. Doordat de overheid deze binnenlandse migranten als illegalen beschouwt, lopen zij constant het risico gedeporteerd te worden naar hun streek van herkomst. De illegale migranten worden bovendien vaak als tweederangsburgers behandeld door de stedelingen en hebben sociaal gezien een zeer zwakke positie. Dit wordt deels veroorzaakt door het Hukou-systeem zelf dat discriminatie sterk in de hand werkt. In de steden hebben mensen met een stedelijke domiciliëring voorrang op de legale binnenlandse migranten wat huisvesting betreft. Veel migranten komen hierdoor in slechte huizen terecht, meestal aan de stadsrand. De illegale migranten hebben geen recht op huisvesting en wonen daardoor vaak in krottenwijken of geïmproviseerde woningen. Veel stedelingen maken misbruik van de situatie van zowel de legale als illegale migranten en verhuren hen woonruimte aan woekerprijzen. Hierdoor wonen veel migranten in overbevolkte, slecht onderhouden gebouwen in vaak gevaarlijke omstandigheden. Ook wat overheidsbanen betreft, krijgen stedelingen voorrang in de urbane gebieden. Binnenlandse migranten geraken vaak alleen aan slecht betaalde jobs bestemd voor laaggeschoolden. De illegale migranten hebben vanwege hun status nog minder kans op een baan. Vandaar dat zij vaak in gevaarlijke jobs terechtkomen die geen enkele stedeling wil doen, bijvoorbeeld werken in de bouwsector. De hoge, glimmende wolkenkrabbers die je tegenwoordig in iedere Chinese kuststad kunt vinden, zijn vaak gebouwd door illegale migranten. De illegale migranten zijn erg kwetsbaar voor uitbuiting door hun werkgevers. Gevallen van het niet toekennen van vrije dagen, het onthouden van lonen, het opleggen van werkdagen van meer dan 16 uur (7 dagen per week) en de beperking van de bewegingsvrijheid door de werkgever, zijn geen uitzondering. Daarom worden illegale migranten door mensenrechtenorganisaties wel eens bestempeld als de slachtoffers van hedendaagse slavernij.

In het onderwijs is er sprake van discriminatie van de kinderen van (illegale) migranten. In de stad hebben deze kinderen namelijk geen recht op het verplichte publieke onderwijs. Enkel het private onderwijs zou deze kinderen kunnen opnemen, maar  privéscholen in China zijn erg duur: 10.000 euro per jaar is geen uitzondering. Dit is voor het merendeel van de binnenlandse migranten onbetaalbaar aangezien hun inkomen meestal rond het minimumloon ligt (voor de meeste Chinese steden bedraagt het minimumloon ongeveer 120 euro per maand). In sommige steden worden illegale scholen geïmproviseerd om kinderen van migranten toch onderwijs te kunnen bieden. Maar deze scholen lopen constant het risico gesloten te worden. Vanwege de discriminatie in het onderwijs, zijn de gezinnen van binnenlandse migranten uit noodzaak vaak opgesplitst. Vader en/of moeder trekken naar de stad om te werken, het kind blijft in veel gevallen achter bij de grootouders op het platteland om er naar school te kunnen gaan. Hierdoor duurt het voor deze kinderen vaak maanden of zelfs jaren voordat zij hun ouders weerzien.

Gezondheidszorg in de steden is voorbehouden aan stedelingen en binnenlandse migranten in het bezit van de vereiste vergunningen. Vrouwelijke illegale migranten moeten voor een bevalling terug naar de officiële plaats van domiciliëring, terwijl het niveau van de gezondheidszorg in de steden veel hoger ligt dan op het platteland. Ook als illegale migranten tijdens hun werk het slachtoffer worden van een arbeidsongeval kunnen zij niet in de staatsziekenhuizen terecht, tenzij er smeergeld betaald wordt. De bestaande privéklinieken zijn onbetaalbaar voor de meeste migranten en dus komen zij eerder in illegale klinieken terecht, met alle gevaren voor de gezondheid van dien.

De Chinese droom

Men kan zich afvragen waarom de migranten er toch voor kiezen om naar de steden te trekken, ondanks het feit dat zij er geen recht hebben op sociale voorzieningen en er maar weinig kans is op een baan en op fatsoenlijke huisvesting. Het spreekt vanzelf dat de meeste migranten naar de steden trekken omdat zij hopen daar meer te verdienen. Met dit geld wordt vaak ook de familie op het platteland onderhouden. Hoewel de levensstandaard op het platteland eveneens is toegenomen, groeit de kloof tussen de steden en het platteland toch aan. In het boek ‘Fabrieksmeisjes’ van Leslie T. Chang wordt het op waarheid gebaseerde verhaal beschreven van Chunming en Min, twee plattelandsmeisjes die allebei naar de Zuid-Chinese stad Dongguan trekken om er carrière te maken. Chunming slaagt erin om binnen onafzienbare tijd op te klimmen. Min blijft echter steken in gevaarlijk fabriekswerk. Veel Chinezen dromen ervan om, net als Chunming, carrière te maken in de stad. Net zoals in de ‘American dream’ staat in de ‘Chinese dream’ het zo snel mogelijk, zo rijk mogelijk worden, centraal. Welvarend zijn en het daarmee  verbonden prestige, is van oudsher erg belangrijk in China. Na bijna drie decennia onder Mao, die vrijwel alles wat met kapitalisme te maken had verbood, werd dit ideaal in de jaren 1980 opnieuw (zij het minder openlijk) populair in China. Tegenwoordig pronken sommige rijken zeer openlijk met hun rijkdom, zoals filmsterren. Zij vormen de rolmodellen voor de Chinese jeugd. Voor de binnenlandse migranten, waarvan de meesten moeite hebben de eindjes aan elkaar te knopen, lijkt dit ideaal onhaalbaar. Het discriminerende Hukou-systeem bemoeilijkt immers ook alle vormen van sociale mobiliteit.

Op zichzelf aangewezen

Gelukkig zijn er inmiddels een aantal NGO’s (niet-gouvernementele organisaties) die zich bekommeren om het lot van de binnenlandse migranten. Deze organisaties voorzien bijvoorbeeld in (avond-) scholing voor migranten, en onderwijs en buitenschoolse opvang voor migrantenkinderen. Ook verlenen zij basale gezondheidszorg. Maar NGO’s in China hebben het moeilijk. Vanwege de positieve economische berichten uit China, zijn veel buitenlandse donors afgehaakt. Daarnaast is China voor NGO’s een moeilijk werkterrein vanwege de wetgeving die de registratie van dit soort organisaties bemoeilijkt. Het overgrote deel van de binnenlandse migranten moet het dus zonder hulp stellen. Op solidariteit vanwege hun mede-stadsbewoners hoeven ze ook niet echt te rekenen. Veel stedelingen zijn tegen een versoepeling of de afschaffing van het discriminerende Hukou-systeem, omdat ze vrezen dat de migranten uit het platteland dan hun banen zullen inpikken. Dit argument blijkt in de realiteit geen steek te houden. Vanwege een verschil in het niveau van opleiding tussen stedelingen en migranten, is het onwaarschijnlijk dat migranten de banen van de stedelingen zouden inpikken. Eventueel protest tegen het Hukou-systeem zal in ieder geval van de binnenlandse migranten zelf moeten komen.

Dit artikel verscheen ook in Vrede - n° 415 | mei - juni 2012

Kent u Vrede nog niet?

Vraag hier een gratis proefnummer aan, of neem een abonnement en maak dit tijdschrift mee mogelijk.


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.