Goed bezig, leek het wel...
Tot niet zo lang geleden het enige land in Centraal-Afrika waar men er echt in geslaagd was om een post-conflictsituatie te creëren. Rwanda was blijven steken in de ijzeren logica van winnaars en verliezers na de genocide van 1994, van echte verzoening was geen sprake. En Congo? Congo was sinds het beëindigen van de Eerste Afrikaanse Wereldoorlog in een permanente staat van low intensity conflict gesukkeld met regelmatige opflakkeringen van grootschalig geweld.
Maar Burundi was anders. Na een tragische burgeroorlog (die begon na het vermoorden van de net verkozen president Melchior Ndadaye) en een complex vredesproces was het land er tijdens de verkiezingen van 2005 in geslaagd over te schakelen naar een politieke constellatie waarin de Hutu, 85% van de bevolking, niet langer gediscrimineerd werden. In 2000 werden de Arusha Akkoorden getekend, eind 2003 stapte ook de belangrijkste rebellenbeweging CNDD-FDD mee in de overheidsinstellingen. Het rebellenleger werd opgenomen in het nationale leger, en in 2005 werd de CNDD-leider dus verkozen als president na een verkiezingsproces dat door lokale en internationale observatoren free and fair werden verklaard.
De nieuwe overheid ging al snel de autoritaire toer op. Maar dat lukte maar half. Ondanks de druk bleven pers en civiele maatschappij het voortouw nemen in een open debatcultuur. Het parlement moest zijn rol nog zoeken, maar het land had in elk geval een functionerend meerpartijenstelsel. Leger en gerecht leken niet langer instrumenten waarmee een minderheid haar privileges in stand hield ten nadele van de meerderheid. En wat het belangrijkste leek: na decennia van etnische polarisatie leek het onderscheid tussen Hutu en Tutsi niet langer het alles verklarend beginsel waartoe alle problemen van Burundi konden herleid worden. Uiteindelijk legde ook de laatst overgebleven rebellengroep de wapens neer, het FNL van Agathon Rwasa. De Hutu-rebellie had jarenlang samen met CND-FDD het Tutsi-bastion bestreden, maar die strijd was nu over.
De gloednieuwe democratie leed aan allerlei kinderziektes, maar het nieuwe bestel leek gebaseerd op de overtuiging, gedeeld door alle gemeenschappen, belangengroepen en partijen, dat Burundi nu eenmaal een land was waarin oorlog niet te winnen was. Waarin de machtsverhoudingen zo complex waren dat het niemand ooit zou lukken om militair de bovenhand te halen. Omdat oorlog in Burundi alleen maar verliezers kon tellen, groeide het besef dat je alleen door dialoog stappen vooruit kon zetten in het conflict. Dat besef leek het belangrijkste kapitaal voor de toekomst, de bouwsteen voor een nieuwe maatschappij. Maar dat alles staat nu onder zware druk...
Historische vergissing
De eerste legislatuur was een constant worsteling tussen overheid, oppositie, pers en civiele maatschappij om de grenspalen van de vrijheid van meningsuiting steeds weer te verzetten. De jonge democratie bleef op de rails. CNDD-FDD voelde zich sterk en gelegitimeerd. Dat was ze ook: voor het eerst in de geschiedenis van het land had je een regime dat zijn machtsbasis had op het platteland. En Burundi is tot nader order één van de minst geürbaniseerde landen in de wereld. Pierre Nkurunziza ging zwaar de populistische toer op: hij zocht de bevolking op in alle hoeken en op alle heuvels van het land. Plaatsen die hij niet per auto kon bereiken bezocht hij op de fiets. De man incarneerde hoop voor de toekomst en leek zich verder vooral bezig te houden met bidden en voetbal. De Rasputin in de coulissen, de man die de echte touwtjes in handen leek te houden, die de postjes en de poen uitdeelde, heette Hussein Rajabu. Als voorzitter van de partij leek hij de sterke man en de kwade geest van het regime, verantwoordelijk voor de repressie. Tot hij begin 2007 van zijn troon viel en in de gevangenis verdween. De druk op de democratische ruimte ging gewoon door.
In 2010 werden de tweede verkiezingen georganiseerd. De electorale cyclus startte in mei met lokale verkiezingen. 92% van de ingeschreven kiezers kwam effectief opdagen en de meerderheidspartij boekte een overweldigende zege (64%), gevolgd door FNL (14%). Na de lokale verkiezingen besloten zes van de zeven kandidaten voor het presidentschap zich uit de race terug te trekken. Hun partijen beslisten ook om niet deel te nemen aan de parlementsverkiezingen. Ze beriepen zich daarvoor op massale fraude tijdens de lokale stembusgang. Lokale en internationale waarnemers hadden weliswaar onregelmatigheden gesignaleerd, maar ze ontkenden dat er massale fraude was geweest.
Pierre Nkurunziza haalde zijn tweede mandaat dus binnen als enige presidentskandidaat, en het CNDD-FDD haalde in parlementsverkiezingen zonder echte tegenstand een meerderheid die de partij op alle niveaus een ongebreidelde vrijheid gaf om haar wil op te leggen. De andere partijen die vertegenwoordigd waren in de instellingen waren allemaal op één of andere manier schatplichtig aan het CNDD-FDD. Uprona, de partij van het vorige regime en die nog steeds geboekstaafd staat als Tutsi-partij, kreeg ook belangrijke verantwoordelijkheden, omdat de grondwet nog steeds etnische quota garandeert voor de grootste Tutsi-partij, in het land waar de Hutu's de grote meerderheid vormen van de bevolking. Ze leveren onder meer een vice-president maar konden geen tegengewicht bieden tegen het CNDD-FDD. Ze leken dat eerlijk gezegd ook niet echt van plan. De embryonaire democratie die uit de vredesproces en de eerste verkiezingen was gerezen lag op apegapen en we leken op weg naar een nieuw eenpartijstelsel, maar dan een die daar niet durft voor uit te komen. Het Burundese regime leek zich te spiegelen aan de Rwandese buren, ook al was het veel minder efficiënt georganiseerd.
Op 5 juli 2010 richtten twaalf oppositiepartijen een gezamenlijk platform op, de Alliance de Démocrates pour le Changement (ADC-Ikibiri). Kort nadien verlieten de leiders het land. Hun boycot van de presidentsverkiezingen heeft vermoedelijk weinig gevolgen: Nkurunziza zou zo goed als zeker herverkozen worden. Maar hun beslissing om weg te blijven uit het parlement was een historische vergissing en vormt eigenlijk het bewijs van misprijzen voor de rol van het parlement. Als je de scores van de lokale verkiezingen extrapoleert, dan hadden de grootste oppositiepartijen een belangrijke fractie gehad in het parlement, en voor de belangrijkste dossiers een blokkeringsminderheid. Door hun vluchtmisdrijf verloor het parlement elke mogelijkheid om de handel en wandel van de overheid kritisch te bevragen. Met de belangrijkste leiders van de oppositie in het buitenland werden pers en civiele maatschappij de enige watchdogs van het regime.
Geen nieuwe rebellie
Iedereen vroeg zich natuurlijk af of de oppositieleiders in het buitenland zich zouden wagen aan een nieuw rebellenavontuur. Verschillende onder hen hadden een verleden in de gewapende strijd. Agathon RWasa in de eerste plaats, die was minder dan twee jaar eerder met zijn FNL uit het maquis gekomen. Maar ook Léonard Nyangoma, ooit minister onder Ndadaye en eerste bezieler van wat later CNDD-FDD zou worden, maar later aan de kant gezet. Daarnaast was Rajabu een politieke speler, ook al zat hij sinds begin 2007 in de gevangenis. Van daaruit leidde hij zijn eigen partij, en hij was natuurlijk zelf een belangrijk rebellenleider geweest, die achteraf verantwoordelijk was voor veel benoemingen in leger en politie. Niemand wist precies wat voor invloed hij daar nog had.
De vraag was ook: zou zo'n rebellie "old school" zijn, pakweg een uit zijn as herrezen FNL, of zou het gaan over een nooit geziene rebellie met Hutu en Tutsi zij aan zij. Daarvoor werd vooral gekeken naar Alexis Sinduhije, voormalig topjournalist en directeur van vrije radio RPA, die een politieke partij had opgericht die ook aanhang vond bij Tutsi-militairen en ex-militairen.
Uiteindelijk kwam die gewapende groep er niet. Gedurende een paar maanden was er informatie over recrutering en mobilisatie, maar dat leidde uiteindelijk niet tot een rebellie van enige omvang, vermoedelijk omwille van drie redenen: bij gebrek aan een geloofwaardig politiek verhaal, bij gebrek aan geld en middelen, en bij gebrek aan steun in de buurlanden. Er waren sporadische gewapende incidenten en confrontaties met het leger, maar niet van die aard dat het regime erdoor bedreigd werd. De laatste jaren werkte het Burundese leger ook samen met het Congolese leger om te vermijden dat eventuele rebellengroepen zouden ruimte krijgen in Zuid-Kivu.
Bad governance
Na de verkiezingen van 2005 had het CNDD-FDD al geprobeerd om het politieke laken zo ver mogelijk naar zijn kant te trekken, maar op dat moment was de partij niet sterk genoeg om daar helemaal in te slagen. Dat lukte na de verkiezingen van 2010 natuurlijk een stuk beter. Het regime deed verder zijn best om de andere partijen te verdelen. Met wat geld en druk is het niet zo moeilijk om binnen de andere partijen een splitsing te forceren door een zogenaamde loyale vleugel te creëren en die dan verder te erkennen of te coöpteren.
De negatieve impact op de democratische ruimte en de vrije meningsuiting was evident, maar het werd snel duidelijk dat de eigenlijke strijd elders lag. Al jarenlang werd er zowel vanuit ambassades als door de lokale civiele maatschappij druk uitgeoefend op de regering om de endemische corruptie te bestrijden. Het land heeft altijd een heel slechte reputatie gehad op vlak van good governance. Corruptie en nepotisme waren in alle lagen van het openbaar bestuur binnengesijpeld. De International Crisis Group (ICG) luidde de alarmbel in 2012: "Despite the establishment of anti-corruption agencies, Burundi is facing a deepening corruption crisis that threatens to jeopardise a peace that is based on development and economic growth bolstered by the state and driven by foreign investment. The "neopatrimonialist" practices of the party in office since 2005 has relegated Burundi to the lowest governance rankings, reduced its appeal to foreign investors, damaged relations with donors; and contributed to social discontent. More worrying still, neopatrimonialism is undermining the credibility of post-conflict institutions."
Burundi bengelt van oudsher achteraan op lijstjes als de Corruption Perception Index van Transparency International. In de loop van de legislatuur die nu teneinde loopt zagen we zware druk ontstaan rond uiterst lucratieve economische dossiers zoals het beheer van de haven, de bouw van een nieuwe centrale markt, waarrond weinig transparante vennootschappen werden uitgebouwd waarvan de touwtjes steeds doorliepen tot in het hart van de regeringspartij. De politieke druk verhoogde en vele observatoren (waaronder ikzelf) konden zich niet van de indruk ontdoen dat dit een beetje buitenissig was. Het was niet erg duidelijk waarvoor het regime bang moest zijn: de oppositie had na de vaandelvlucht van 2010 haar laatste geloofwaardigheid verloren, en in geen velden of wegen was een gewapende groep te bekennen die het regime kon bedreigen. In groeiende mate raakten we ervan overtuigd dat de regering de autocratische reflexen opdreef om de economische bad governance en de corruptie toe te dekken. Het zijn dan ook mensen als Pierre-Claver Mbonimpa, een vooraanstaand figuur uit de civiele maatschappij, en journalist Bob Rugurika van de vrije radio RPA die uitgroeiden tot de iconen van de repressie. Beiden verdwenen voor langere tijd in de gevangenis, en hun detentie werd een strijdpunt voor zowel Burundezen als internationale gemeenschap. Toen Rugurika in februari 2015 werd vrijgelaten, kwam er een massa op de been die herinneringen opriep aan wat we in oktober zagen in Ouagadougou.
"Zij die ver zien"
We leken af te stevenen op redelijk simpele verkiezingen, georganiseerd door een regime dat ze koste wat het kost wou winnen en eigenlijk niet veel redenen had om zich daar zorgen over te maken. Het regime zou er niet voor terugschrikken om alle middelen in te zetten om tegenstanders te neutraliseren en de bevolking te intimideren. Daarvoor hebben ze een handig instrument, de jeugdliga van het CNDD-FDD: Imbonerakure ("zij die ver zien"). Die functioneert al jaren als privé-militie. De leden zijn tussen 18 en 39 jaar, en volgens rapporten van lokale en internationale mensenrechtenorganisaties zijn ze betrokken bij het vermoorden, slaan, verkrachten en bedreigen van vermeende opposanten. Ze zien er uit als een soort paramilitaire macht, met uniformen, parades, oefeningen enz. Vooral in rurale gebieden hebben ze vrij spel. Ze werden al in 2010 genoemd als bron van intimidatie en geweld, maar door het machtsmonopolie van het CNDD-FDD na de verkiezingen konden ze zich ongestoord verder uitbouwen. Ze worden aangestuurd door mensen binnen de partijtop, hoewel die dat natuurlijk altijd ontkende.
Iedereen verwachtte zich dus aan intimidatie en geweld, maar tegelijk leek de kans klein dat dit algemeen zou worden: het ging over een sterk regime dat zijn machtspositie wou vrijwaren. Zolang men er binnen dat regime in zou slagen om de interne tegenstellingen en spanningsvelden binnenshuis te houden, was de kans klein dat we zouden afstevenen op een burgeroorlog of grootschalig geweld. De partij is geen monolithisch blok. Er zijn spanningsvelden alom: tussen de harde militaire vleugel die ook de gewapende strijd geleid heeft tegen het vorige regime en de burgers in de partijtop waarvan wordt aangenomen dat ze meer open staan voor hervormingen en goed bestuur. Er is een concurrentie tussen de verschillende streken van het land. Er zijn tegengestelde affairistische belangen, enz. Maar niemand leek er belang bij te hebben dat die spanningen voor de verkiezingen tot uitbarsting zouden komen.
De bom barst binnenin
En toch. Als een donderslag bij heldere hemel ontsloeg Nkurunziza eind November vier van de mensen die tot dan toe beschouwd werden als steunpilaren van zijn regime, waaronder het hoofd van de veiligheidsdienst en de belangrijkste militaire raadgevers van de president. Niet lang nadien werd ook de nieuwe veiligheidschef weggestuurd. Hij had namelijk een rapport geschreven waarin hij stelde dat een derde mandaat voor Nkurunziza het land dreigde te destabiliseren. In de weken daarna leek de groep tegenstanders binnen de partij tegen een nieuw mandaat te groeien.
Net als vele presidenten in de regio heeft Nkurunziza er een tweede en in principe laatste mandaat opzitten. En net als veel collega's wil hij eigenlijk blijven. Nkurunziza's situatie leek iets comfortabeler, de Burundese grondwet stelt namelijk dat een president twee rechtstreeks verkozen mandaten kan vervullen. In 2005 werd hij verkozen in een gezamenlijke zitting van Kamer en Senaat, dus niet rechtstreeks door het volk. Toch was er een aanzwellend verzet tegen een derde mandaat, zowel binnen de partij als binnen de publieke opinie. Uiteindelijk droeg een CNDD-FDD congres hem op 25 april voor als presidentskandidaat.
Wat nu?
Het valt niet goed te voorspellen wat er nu gaat gebeuren. Ik schrijf dit artikel op zondag 26 april, één dag nadat Nkurunziza door de partij werd genomineerd. Er waren vandaag zware rellen in Bujumbura, en er zijn voor morgen nieuwe manifestaties aangekondigd. Het wordt afwachten hoever dit kan gaan. Hoelang kunnen oppositie en civiele maatschappij mensen op de been brengen tegen deze gang van zaken? Hoe groot is de bereidheid binnen leger en politie om hier met grootschalig geweld tegen te reageren? Dat de bevolking ongerust is, lijkt duidelijk. De laatste weken kwam er een bescheiden vluchtenstroom op gang naar de buurlanden. De kiescommissie en het grondwettelijk hof moeten de kandidatuur van Nkurunziza nog aanvaarden, maar niemand verwacht dat die onafhankelijk genoeg gaan zijn om ze te verwerpen. En wat met de breuklijnen binnen de partij? De dag na de benoeming werden al een paar interne tegenstanders van Nkurunziza binnen het CNDD-FDD aan de zijlijn gezet. Maar uiteindelijk gaat het over een grote groep mensen, en je kan niet uitsluiten dat we afstevenen op een nieuwe burgeroorlog, met alle gevolgen vandien, niet alleen voor Burundi maar ook voor de buurlanden.
Actualiserende noot van de redactie: Op 13 mei verklaart een Burundese generaal dat hij president Nkurunziza van de macht heeft verdreven. De staatsgreep mislukte. Lees ook: Op Hemelvaart naar de hel. De mislukte staatsgreep in Burundi