Vredesstad Ieper was zaterdag 17 juli het decor van ‘Woman at the Peace Table’, een vredesconferentie georganiseerd door een aantal collega-vredesorganisaties. Twee vertegenwoordigers van Vrede volgden de debatten.
De goed gevulde dag begon met een videoboodschap van Anwarul K. Chowdhury, voormalig ambassadeur bij de Verenigde Naties, en tevens mede-initiatiefnemer voor Resolutie 1325. Op 31 oktober 2000 werd deze belangrijke resolutie over vrouwen, vrede en veiligheid unaniem aangenomen in de VN-Veiligheidsraad.
VN-resolutie 1325
Resolutie 1325 was het eerste formele en juridische document van de Veiligheidsraad dat partijen in een conflict verplichtte om schendingen van vrouwenrechten te voorkomen, de deelname van vrouwen aan vredesonderhandelingen en wederopbouw na conflicten te ondersteunen, en vrouwen en meisjes te beschermen tegen seksueel geweld tijdens oorlogstijd.
Het was ook de eerste Veiligheidsraadresolutie waarin de impact van gewapende conflicten op vrouwen wordt genoemd en waarin erkend wordt dat die onevenredig en uniek is. Uitgebreid onderzoek had immers al langer aangetoond dat vrouwen het hardst getroffen worden door conflicten en alle mogelijke gevolgen ervan, waaronder seksueel en huiselijk geweld als gevolg van het wegvallen van de rechtsorde.
Resolutie 1325 stond zeer centraal tijdens de vredesconferentie in Ieper. Inhoudelijk al onmiddellijk in het openingspanel ‘Vrouwen, vredesonderhandelingen en vredesopbouw’, met de voormalige voorzitter van de Mensenrechtencommissie in Afghanistan, Sima Amar, en de voorzitter van de ‘Women’s International Leage for Peace and Freedom Democratic Republic Congo’, Annie Matundu Mbambi. Laatstgenoemde heeft zelfs als bijnaam ‘maman 1325’ en droeg een witte jurk waarop deze cijfers in zilverglitterdraad waren geborduurd.
Beide vrouwen zetten zich al jarenlang in voor fundamentele vrouwenrechten en emancipatie. Ze gaven ons een treurige inkijk in de situatie in hun respectievelijke landen, die al decennia geplaagd worden door conflict. Een conclusie van dit panel, gemodereerd door de vlot van het Engels naar het Frans en het Nederlands overschakelende journaliste Elien Spillebeen, was dat er hoogdringend meer moet ingezet worden op de effectieve implementatie van Resolutie 1325. Slechts in 6% van alle vredesakkoorden ter wereld gesloten tussen 1992 en 2019 waren vrouwen betrokken bij de bemiddeling of de ondertekening.
Een andere conclusie is dat beide vrouwen geen heil zien in militaire interventies. In de woorden van Sima Amar: “Peace cannot come with military intervention. Peace is a process that requires time and inclusivity.” (Vrede kan er niet komen via militaire interventies. Vrede is een proces dat tijd en inclusiviteit vereist). En die inclusiviteit omvat de gelijkheid en de participatie van vrouwen. Studies wijzen uit dat meer gendergelijkheid rechtstreeks gelinkt is aan meer veiligheid en stabiliteit. Landen met meer gendergelijkheid zullen conflicten eerder geweldloos oplossen, en landen met een grotere genderongelijkheid hebben meer kans om betrokken te zijn bij gewapende conflicten (zowel intern als op interstatelijk niveau).
Ten slotte ook een duidelijk pleidooi van beide spreeksters voor verantwoording en gerechtigheid (‘accountability and justice), en voor blijvende aandacht voor hun landen vanwege de internationale gemeenschap, want zowel de Democratische Republiek Congo als Afghanistan (sinds de terugtrekking van de buitenlandse troepen daar), vallen buiten de mediaradar.
Verzoening?
Na een korte pauze en een getuigenis van Razia Arefi, de voormalige manager van Moeders voor Vrede in Afghanistan, de NGO opgericht door de Belgische vrouwenrechtenactiviste Jenny Vanlerberghe, volgde het tweede panelgesprek, gemodereerd door Annemarie Gielen van Pax Christi Vlaanderen. Daarin werd via de getuigenissen van vrouwen die getroffen zijn door conflict getracht te tonen hoe belangrijk dialoog en vergeving zijn om tot verzoening en vrede te kunnen komen.
De Palestijnse Laila Alsheikh vertelde hoe ze haar zes maanden oude zoontje verloor nadat hij bevangen werd door traangas tijdens een raid van het Israëlisch leger in Battir, haar dorp op de Westelijke Jordaanoever. Toen ze hem naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis wilde voeren werd de auto vier uur lang tegengehouden door Israëlische soldaten, waardoor de baby aan zijn verwondingen overleed. Laila vertegenwoordigt nu ‘The Parents Circle Families Forum’, een Israëlisch-Palestijnse NGO voor families van personen die gestorven zijn in het conflict, die dialoog, verdraagzaamheid en vrede promoot.
De Israëlische Robi Damelin, die dezelfde NGO vertegenwoordigt en wiens zoon gedood werd door een Palestijnse sniper, trad Alsheikhs pleidooi voor dialoog, vergeving en hoop bij. Hun beklijvende verhalen en bereidheid om te streven naar verzoening resoneren, zelfs al spelen ze zich af op een persoonlijk en apolitiek niveau. Ook op politiek en internationaal niveau kan men immers nergens geraken zonder gesprekken, maar dat kan natuurlijk alleen met twee partijen die daar echt toe bereid zijn. Bovendien spelen op dat niveau een pak andere factoren (schaamteloze internationale steun voor een apartheids- en bezettingsregime, enorm scheve machtsbalans tussen de potentiële gesprekspartners, historische en aanhoudende straffeloosheid voor zware schendingen van het internationaal recht en de mensenrechten, enz), die maken dat het werkmodel van ‘The Parents Circle Families Forum’ niet bruikbaar is om tot een structurele, rechtvaardige oplossing te komen voor het bredere conflict.
Damelin uitte ook haar angst voor de huidige Israëlische regering, die ze onomwonden “fascistisch” noemde. Sinds ze aan de macht is, wordt het des te moeilijker gemaakt voor de Israëlisch-Palestijnse NGO om onschuldige activiteiten te organiseren, zoals een vredeskamp voor de Palestijnse en Israëlische kinderen van aangesloten families, enz.
De Oekraïense Olena Turchenko zorgde wat mij betreft voor een valse noot tijdens deze vredesconferentie. Het begon al bij het betreden van het podium, waar twee tweezitters klaarstonden voor de panelleden. De Oekraïense weigerde naast de Russische spreekster te gaan zitten, waardoor de Israëlische Damelin, die al samen in een zetel zat met de Palestijnse Laila Alsheik, zich moest verplaatsen.
Persoonlijk heb ik moeite met de vaak als heroïsch onthaalde ostentatieve uitsluitingsacties ten opzichte van iedereen die Russisch is. Het gelijkstellen van elk individu met de beleidskeuzes van de regering van zijn land van afkomst is intellectueel oneerlijk, des te meer als het een autocratische regering betreft die niet beschouwd kan worden als de democratische vertegenwoordiger van haar burgers en elke oppositie brutaal de mond snoert. Op een vredesconferentie waar de pacifistische witte klaprozen (‘white poppies’) worden uitgedeeld, in een panel getiteld ‘Pad naar verzoening in tijden van oorlog en conflict’, weigeren te gaan zitten naast een Russische dame die zich expliciet uitspreekt tegen de Russische oorlog en het Poetin-regime, voelde behoorlijk ongepast aan.
Vervolgens hield Turshenko een pleidooi voor het voorzetten van de gewapende strijd - het bestendigen van de oorlog dus. Bij politici en in de reguliere media -en zelfs bij een deel van de vredesbeweging- is het een gangbare mening dat Oekraïne tot de overwinning (d.w.z. tot elke centimeter bezet gebied teruggewonnen is) militair gesteund moet worden in zijn gewapende strijd tegen de Russische agressor ongeacht de gruwelijke menselijke kost. Uitzonderlijk was haar mening dus niet, maar tot tweemaal toe stellen dat er doorgevochten moet worden tot “we alle kakkerlakken uitgeroeid hebben”, was toch een nare boodschap om te brengen op een vredesconferentie. Het leverde haar toch applaus op. Ik kon me alleen maar bedenken wat voor schandaal het zou teweegbrengen als de Palestijnse hetzelfde zou zeggen over de Israëlische bezetters.
Net zoals vele andere landgenoten die het niet eens zijn met de oorlogspolitiek van Poetin en er de middelen toe hebben, verliet de Russische spreekster, Svetlana Utkina, Rusland na aanvang van de inval. Het vergt moed om de niet-aflatende propaganda te verwerpen. Ze had het over de noodzaak van een vredesdiscours, over de consequenties van de oorlog, en vestigde ook de aandacht op de onderliggende oorzaken. Voor Utkina is het gebrek aan burgerparticipatie en democratie in Rusland een enorm probleem, dat de oorlog mee mogelijk heeft gemaakt.
Klimaat, conflict en vrouwen
Na een korte pauze en een videoboodschap van prof. Anne Abaho vanuit Oeganda ter ondersteuning van de participatie van vrouwen aan conflictpreventie, vredesonderhandelingen en post-conflictprocessen, volgde een laatste panelgesprek met de lange titel ‘De klimaatcrisis: bron van gewapende conflicten en schendingen van de mensenrechten van vrouwen, bron van/voor actie/macht vanuit het volk’ . Het werd een zeer interessant gesprek met de Speciale VN-Rapporteur inzake Geweld tegen Vrouwen en Meisjes, Reem Alsalem, en een jongeman -wiens naam ik helaas niet begrepen heb- van de Belgische afdeling van ‘Youth for Climate’, gemodereerd door journaliste Tine Hens.
Alsalem ging vooral in op de link tussen genderkwesties en klimaatverandering. Thema’s die aangesneden werden, waren o.a. de manier waarop de klimaatcrisis een zwaardere en specifieke impact heeft op vrouwen (een daling van de mogelijkheden om in het levensonderhoud te voorzien ten gevolge van de klimaatopwarming leidt bijvoorbeeld tot prostitutie, seksueel geweld, kindhuwelijken, meer onbetaald werk, minder meisjes op school omdat ze moeten gaan werken, enz); en welke groepen vrouwen extra kwetsbaar zijn voor geweld en uitbuiting ten gevolge van klimaatdegradatie (vrouwelijke mensenrechten- en milieuverdedigers, inheemse vrouwen, vrouwen met een diverse seksuele oriëntatie en genderidentiteit, vrouwelijke migranten en vluchtelingen, vrouwen in armoede, vrouwen met beperkingen, enz.).
Zeventig procent van de gerapporteerde aanvallen tegen milieu- en mensenrechtenverdedigers is gericht tegen vrouwen. Dus het opkomen als vrouw voor rechtvaardigheid en voor het milieu, is gevaarlijk. Voor een deel is dat omdat er veel vrouwen in de milieubeweging zitten. Dé gezichten van de klimaatbeweging zijn vaak vrouwelijk -Greta Thunberg, Anuna De Wever, Vanessa Nakate in Oeganda, Mitzi Tan in de Filipijnen, enz. Zij worden voor hun engagement onderworpen aan een stortvloed van seksistische haat, en geseksualiseerde taal en dreigingen.
We kunnen niet reageren op het genderaspect van de klimaatcrisis in isolatie, stelt Alsalem. De klimaatcrisis kan niet aangepakt worden als patriarchale, gender-ongevoelige en ongelijke wetten blijven bestaan, als straffeloosheid voor geweld tegen vrouwen en meisjes aanhoudt. Op de vraag van Tine Hens of gendergelijkheid wel vernoemd wordt in de bestaande klimaatplannen, antwoordde Alsalem dat er veel lippendienst bewezen wordt, maar dat de operationalisering veel te wensen overlaat. Ze legde uit dat de genderkwestie zelfs gezien wordt als een soort ruilinstrument tijdens klimaatonderhandelingen, waarbij landen gendergerelateerde bepalingen pas opnemen als ze er iets voor kunnen verkrijgen op andere vlakken.
De vertegenwoordiger van Jongeren voor Klimaat was de eerste en enige man die het podium zou betreden tijdens deze vredesconferentie. Hij deed dit ter vervanging van de aangekondigde Rangita de Silva de Alwis van ‘Youth for Climate’, die uiteindelijk niet in Ieper geraakt was. Hij had het over de angst van jongeren over de staat van het klimaat en benadrukte de link tussen de gevolgen van de mondiale temperatuurstijging (overstromingen, natuurbranden, droogtes, enz.) en oorlog, conflict en sociale onrust.
“Patriarchie maakt deel uit van het web dat de klimaatcrisis heeft veroorzaakt en is een van de overtuigingen waartegen we ons moeten verzetten. Ecofeminisme moet deel uitmaken van het nieuwe systeem dat we willen creëren”. (Ecofeminisme staat voor een feministisch perspectief op een groene politiek die oproept tot een radicaal egalitaire samenleving, nvdr.)
Jongeren voor Klimaat pleit voor een systeemverandering. Zonder expliciet tot deze conclusie te komen, lijken de veranderingen die voorgesteld werden door de aanwezige vertegenwoordiger op het omverwerpen van het kapitalistisch groeimodel. Om tot de noodzakelijke systeemverandering te komen stelde hij een strategie voor die uit drie pijlers bestaat: 1. symbiotische verandering, d.w.z. samenwerken met het systeem dat al bestaat om wetten te veranderen, bijvoorbeeld via NGO’s; 2. interstitiële verandering, d.w.z. het proberen om in de marges van het systeem de wereld te creëren die je voor ogen hebt, bijvoorbeeld door coöperatieven op te richten en andere niet-onderdrukkende mechanismen buiten het dominante model; 3. verstorende verandering, d.w.z. het organiseren van demonstraties en burgerlijke ongehoorzaamheidsacties. Alle drie zijn tegelijk nodig. We moeten druk blijven uitoefenen met alle middelen die we hebben want de tijd dringt. We hebben al zoveel tijd verloren ondanks alle kennis die er is.
Als afsluitend woord, pleitte Tine Hens voor een einde aan onze verslaving aan fossiele brandstoffen, ter bevordering van vrede en ter bestrijding van de klimaatverandering. Fossiele brandstoffen vormen immers niet alleen de oorzaak van veel oorlogen, maar voorzien oorlogen ook letterlijk van energie.
Aan het einde van de conferentie in Ieper werd een vredesverklaring gepresenteerd waarin opgeroepen wordt tot "een gelijke en volwaardige deelname van vrouwen aan de politieke, sociale en economische besluitvorming” en de implementatie van VN-resolutie 1325.