Image
cubavn
De VN stemt tegen het VS-embargo tegen Cuba, 23/06/2021; Foto: UN/Eskinder Debebe
De beste manier om de Cubanen te helpen, is het afschaffen van het VS-embargo
Dossier
15 minuten

Op zondag 11 juli braken in verschillende Cubaanse steden protesten uit. Duizenden mensen marcheerden in de straten. Op sommige plaatsen werden politiewagens omvergegooid en werd er geplunderd (de geviseerde winkels verkopen dure producten aan toeristen die kunnen betalen in een munt die de meeste Cubanen niet bezitten). 

De demonstranten vertegenwoordigen waarschijnlijk een mengeling aan facties, politieke meningen en klachten, maar de onmiddellijke aanleiding van de protesten is een nijpend gebrek aan voedingsmiddelen, elektriciteit, medicijnen en andere basisgoederen, te midden van een rijzende COVID-19 pandemie. De woede daarover richt zich tegen de regering en/of tegen het Cubaans politiek-economische systeem. 
 
Op sommige plaatsen zou hardhandig opgetreden worden door de politie, die naar verluidt al meer dan 100 demonstranten arresteerde. Het Cubaans ministerie van Binnenlandse Zaken bevestigde ondertussen dat één persoon het leven liet in confrontaties tussen demonstranten en de politie.  

De Cubaanse president Miguel Díaz-Canel riep de revolutionairen in het land op om ook op straat te komen. Tienduizenden gaven gehoor aan deze oproep en organiseerden tegenbetogingen.

Verschillende politici in de VS pleiten inmiddels voor een interventie.

Verschillende politici in de VS pleiten inmiddels voor een interventie. Ze worden daarin aangemoedigd door de rechtse Cubaans-Amerikaanse enclave in Miami (Florida), die de protesten aangrijpt om de inspanningen tegen de Cubaanse revolutionaire regering op te drijven. De burgemeester van Miami, Frances Suarez, riep openlijk op tot een Amerikaanse militaire interventie in de Caraïbische eilandstaat, met als doel de omverwerping van het regime.  

Dat Cuba op het vlak van politieke rechten, vrije meningsuiting, meerpartijenverkiezingen, enz, zijn gebreken heeft, valt niet te ontkennen. En we moeten er zeker niet van uitgaan dat elke gefrustreerde Cubaan die op straat komt een CIA-marionet is. De legitieme onvrede van de Cubanen steunt op reële tekortkomingen en tekorten. Het is belangrijk om het recht op vreedzaam protest overal te ondersteunen, maar het is ook essentieel om de recente gebeurtenissen in Cuba in hun historische en maatschappelijke context te plaatsen. 

Embargo  

De trend in de verslaggeving van de reguliere media (voornamelijk in de VS) om simpelweg te negeren dat Cuba al bijna 60 jaar geviseerd wordt door een agressieve economische oorlog, is huichelachtig en zorgt voor een inaccuraat beeld.

Eind vorige maand werd in de Verenigde Naties (VN) voor de 29ste keer op rij met overweldigende meerderheid gestemd voor een resolutie die de opheffing van het VS-embargo tegen Cuba eist. Maar liefst 184 landen stemden ja, alleen de Verenigde Staten en Israël stemden tegen (Oekraïne, Colombia en Brazilië onthielden zich).    

De stemming in de Algemene Vergadering van de VN heeft op internationaal vlak misschien wel een symbolisch diplomatiek gewicht, maar alleen de Amerikaanse president en het Congres kunnen de economische, commerciële en financiële sancties waaraan Cuba al meer dan een halve eeuw onderworpen wordt, opheffen.   

In 1960, twee jaar na de Cubaanse revolutie onder leiding van Fidel Castro, werd al een gedeeltelijk handelsembargo ingevoerd door VS-president Eisenhower. Het beleid moest een economische verwoesting veroorzaken die de ontevredenheid van de Cubaanse bevolking zou bevorderen, met de verwachting dat ze gedreven door wanhoop en gemotiveerd door gebrek, in opstand zou komen tegen de communistische regering. “Als ze honger hebben, zullen ze Castro eruit gooien”, voorspelde een zelfverzekerde Eisenhower.  

Vanaf 1962, onder de Kennedy-regering, werd het embargo uitgebreid en versterkt met een hele reeks sancties. In 1977 werden de verwoestende sancties enigszins versoepeld door president Carter, maar van zodra Ronald Reagan aan de macht kwam werden ze integraal heringevoerd. 
                                                                                                                                                                      Onder president Obama werden duidelijke stappen gezet in de richting van een normalisering van de betrekkingen met Cuba. Het Amerikaans sanctiebeleid ten opzichte van het eiland werd versoepeld. Eind mei 2015 kondigde het VS-ministerie van Buitenlandse Zaken aan dat Cuba niet langer beschouwd werd als “een staatssponsor van terrorisme”.

Onder president Obama werden stappen gezet in de richting van een normalisering van de betrekkingen met Cuba.

In maart 2016 landde Obama in de Cubaanse hoofdstad Havana voor een historisch, officieel staatsbezoek. Hij was de eerste Amerikaanse president die voet zette op Cubaanse bodem sinds de revolutie van 1959 die de pro-Amerikaanse dictatuur van Batista omverwierp. 

Acht dagen voor het einde van zijn termijn schrapte Obama met onmiddellijke ingang het ‘natte voeten, droge voeten’-beleid, verwijzend naar de wet uit de jaren 1990 die stelde dat Cubanen onderschept op het water tussen het eiland en de VS (natte voeten) teruggestuurd zouden worden, maar Cubanen die de Amerikaanse kust bereikt hadden (droge voeten), na bepaalde tijd de kans kregen om in de VS te blijven. 

De inauguratie van president Donald Trump in januari 2017 maakte een abrupt einde aan de Amerikaans-Cubaanse toenaderingen. Alle maatregelen genomen door Obama werden teruggeschroefd en Cuba belandde -naast Noord-Korea, Syrië en Iran- opnieuw op de lijst van staatssponsors van internationaal terrorisme. Te midden van een economische recessie had deze classificatie een onmiddellijke nefaste impact op Cuba’s toegang tot internationale financiering.  

Met de komst van Biden, die tenslotte vicepresident was onder Obama, werd verwacht dat de Amerikaanse houding tegenover Cuba terug minder streng zou worden, maar tot nu toe werden alle maatregelen van Trumps "maximale impact"-beleid (bestaande uit het handelsembargo en meer dan 200 extra sancties), behouden. Afgelopen maart bevestigde de perschef van het Witte Huis, Jen Psaki, nog dat “een beleidswijziging ten opzichte van Cuba momenteel niet tot de topprioriteiten van Biden behoort”. 

Hypocrisie

Na het uitbreken van de protesten afgelopen zondag riep Biden de Cubaanse regering op om “het volk te horen en hun behoeften op dit cruciale moment te vervullen, in plaats van zichzelf te verrijken”. Hij voegde daaraan toe: “We staan achter de Cubanen en hun duidelijke roep naar vrijheid, naar verlichting van de tragische greep van de pandemie en van de repressie en het economisch lijden waar Cuba’s autoritaire regime hen al decennia aan onderwerpt”. 

De VS die de Cubaanse regering zonder verpinken op deze manier bekritiseert, vormt een sterk staaltje van hypocrisie. Een van de oorzaken, zo niet de grootste, van Cuba's economisch lijden is immers de meedogenloze Amerikaanse economische blokkade.

Dat het embargo bijdraagt aan de ontberingen van de Cubanen wordt in de VS systematisch ontkend door de anticommunistische voorstanders van een regimewissel. Economische malaise en schaarste zouden uitsluitend te wijten zijn aan het Cubaans systeem, maar toch insisteren diezelfde anticommunisten dat het embargo gehandhaafd blijft. 

Op zich is dat een bizarre redenering. Als het embargo geen betekenisvolle invloed heeft op de Cubaanse economie, waarom wordt het dan als zo’n belangrijk instrument beschouwd om de revolutionaire regering onder druk te zetten? 

In werkelijkheid werd het Amerikaans sanctieregime bewust ontwikkeld om een situatie van schaarste en onzekerheid te creëren die alle aspecten van de Cubaanse maatschappij beïnvloedt. Dat het wel degelijk een essentiële oorzaak is van de economische problemen in Cuba werd al herhaaldelijk bevestigd door grote regionale instellingen, zoals de Inter-Amerikaanse Mensenrechtencommissie, en door toonaangevende internationale mensenrechtenorganisaties, zoals Amnesty International.

Het VS-sanctieregime tegen Cuba creëert bewust een situatie van schaarste en onzekerheid die alle aspecten van de maatschappij beïnvloedt. 

Volgens de VN was de “onrechtvaardige” blokkade in 2018 al verantwoordelijk voor naar schatting 130 miljard dollar schade aan de Cubaanse economie. Dit cijfer moet ondertussen uiteraard naar boven worden bijgesteld. 

Tijdens de discussie in de VN naar aanleiding van de recente stemming over het embargo meldde Cuba’s minister van Buitenlandse Zaken, Bruno Rodríguez, dat zijn land tussen april 2019 en december 2020 zo’n 9,1 miljard dollar verloor (436 miljoen dollar per maand) ten gevolge van de sancties.   

De zware kost van de COVID-19 pandemie en het volledig wegvallen van de levensbelangrijke toeristische sector (de Cubaanse economie kromp in 2020 met 11%), hebben de reeds benarde financieel-economische situatie op korte tijd nog verslechterd. Dit bemoeilijkt de aankoop door de Cubaanse overheid van heel wat basisgoederen die geïmporteerd moeten worden. De tekorten en de lange rijen aan de winkels waar Cubanen vandaag tegen protesteren, zijn dus op zijn minst mede veroorzaakt door het embargo. 

COVID-19

Het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken bracht vorige zondag een verklaring uit waarin steun betuigd werd aan de Cubaanse demonstranten en aan "het recht van het volk op vreedzame samenkomst om zijn bezorgdheid te uiten over de stijgende COVID-19 gevallen/overlijdens en het tekort aan medicijnen”. In het licht van de rol die de VS speelt bij het veroorzaken van die tekorten, is dit een ronduit onbeschaamd statement.    

In het Cubaans sociaal-politiek systeem valt de verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg volledig op de staat. Die voorziet de opleidingen en salarissen van het medisch personeel, koopt medicijnen, produceert vaccins, en staat in voor alle kosten van de corona-behandelingen van de Cubanen die zelf geen cent hoeven te betalen. 

Zonder oneerbiedig te zijn voor het lijden van de Cubaanse corona-slachtoffers en hun families, moet objectief vastgesteld worden dat de regering er tot nu toe relatief goed in slaagt om de bevolking te beschermen tegen het virus. Op een populatie van ongeveer 11 miljoen staat de teller van het totaal aantal overlijdens sinds de start van de pandemie, midden juli 2021 op 1726. (Vergelijkingen maken is moeilijk wegens de vele variabelen, maar om een indicatie te geven: in België, dat een gelijkaardig bevolkingsaantal heeft, zijn er midden juli 25.207 geregistreerde corona-overlijdens.) 

Tussen 3 januari 2020 en 15 juli 2021 werden in Cuba in totaal 263.000 positieve coronagevallen vastgesteld. (In België zijn dat er meer dan een 1.100.000.) De eerste twee weken van juli is het aantal nieuwe COVID-19 gevallen op het Caraïbische eiland wel aanzienlijk gestegen. Ook de vaccinatiegraad ligt er met iets minder dan 20% behoorlijk laag.    

Terwijl Cuba er in slaagde eigen COVID-19 vaccins te ontwikkelen dankzij een decennialang opgebouwde technologische soevereiniteit, belemmeren de VS-sancties de mogelijkheid om de pandemie echt doeltreffend te bestrijden. Zo kan de regering amper aan naalden geraken om haar vaccins toe te dienen, omdat veel farmaceutische bedrijven gevestigd zijn in of linken hebben met de VS.

Buitenlands medisch materiaal is zeer moeilijk te verkrijgen. In april 2020 werd nog een cargoschip vol Chinese mondmaskers en beademingstoestellen tegengehouden omdat de rederij een Amerikaanse aandeelhouder had. Er volgden verschillende gelijkaardige incidenten.    

Het is door het embargo zeer moeilijk voor Cuba om aan buitenlands medisch materiaal te geraken.  

In april vorig jaar uitten zeven Speciale Rapporteurs van de VN hun bezorgdheid over de invloed van de blokkade op de bestrijding van de pandemie in een open brief gericht aan de VS-regering. “In de pandemische noodsituatie kan de onwil van de VS-regering om de sancties op te schorten leiden tot een hoger risico op lijden in Cuba en andere landen die geviseerd worden door sancties”. Ze wezen ook op de bedreiging van “het recht op leven, gezondheid en andere kritieke rechten van de meest kwetsbare secties van de Cubaanse bevolking”.

Op welke morele en juridische gronden voert een buitenlandse macht een dergelijk wurgend financieel-economisch beleid ten opzichte van een klein land, des te meer tegen de uitzonderlijke achtergrond van een wereldwijde pandemie? Er kan gerust gesproken worden van een misdaad tegen de menselijkheid.

Regio

Dat de VS het sanctieregime in deze tijden van crisis toch blijft handhaven, spreekt de beweringen van de Biden-regering dat ze achter de Cubanen staat en inzit met hun welzijn, volledig tegen. Washington geeft niet om het welzijn van de Cubanen. Dat was niet zo vóór de corona-crisis en is nu evenmin het geval. In werkelijkheid was en is het de VS alleen te doen om regimeverandering.

Een vergelijking met andere landen in de regio zet deze theorie kracht bij. In Latijns-Amerika zijn er immers nog een aantal staten waar er recent volksprotest is uitgebroken tegen de COVID-19 aanpak van de nationale regeringen. Colombia en Brazilië springen eruit. (Beide landen hebben overigens veel slechtere responsstatistieken dan Cuba wat het coronavirus betreft.) 

In Brazilië -met een president die de pandemie nooit ernstig heeft genomen- is de toestand ronduit dramatisch te noemen. Het land telt al meer dan een half miljoen corona-doden en de afgelopen 6 maanden waren er volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gemiddeld meer dan 13.000 overlijdens per week – dat is bij de hoogste cijfers ter wereld. 

Honderdduizenden Brazilianen trokken de voorbije weken herhaaldelijk de straat op in meer dan 200 steden om te protesteren tegen president Bolsonaro en zijn rampzalige reactie op de pandemie.
Bovendien kwam onlangs aan het licht dat een aantal leden van het Braziliaans kabinet illegaal profijt probeerden te slaan uit de aankoop van COVID-19 vaccins (Bolsonaro zelf is gekant tegen vaccins). Dat veroorzaakte nog meer woede en verontwaardiging bij de bevolking.

Ook in Colombia brak er eind april grote sociale onrust uit omwille van de zware tol die de COVID-19 pandemie en de daaruit voortvloeiende economische crisis eisten bij een meerderheid van de bevolking. Terwijl het protest aanhoudt, lijkt de Colombiaanse president Duque vastbesloten om het hardhandig uit te roeien. 

Sinds de start van de demonstraties en andere protestacties zijn er al meer dan 55 actievoerders vermoord door veiligheidstroepen. Vele honderden Colombianen werden het slachtoffer van brutaal politiegeweld (waaronder ook een 30-tal gevallen van seksueel geweld), meer dan 220 mensen liepen schotwonden op en er werden al meer dan 2500 arbitraire arrestaties verricht.  

Toen er zondag protest uitbrak in Cuba tweette de Nationale Veiligheidsadviseur van Biden, Jake Sullivan: “De VS steunt de vrijheid van meningsuiting en samenkomst in heel Cuba en veroordeelt met klem elke vorm van geweld tegen of het viseren van vreedzame demonstranten die hun universele rechten uitoefenen”.  

Bij nader inzien blijken deze rechten toch niet zo universeel. De protesterende bevolking in Brazilië, noch Colombia kreeg de expliciete steun van Washington bij het uitoefenen van hun recht op protest. Integendeel, de VS gaat in het geval van Colombia bijvoorbeeld volledig mee in het discours van de Duque-regering dat de onrust veroorzaakt wordt door “criminelen, vandalen en terroristen”.

Het gebruik van excessief staatsgeweld tegen de demonstranten in Brazilië en Colombia, werd evenmin officieel veroordeeld door de Amerikanen.

De protesterende bevolking in Brazilië, noch Colombia kreeg de expliciete steun van Washington bij het uitoefenen van hun recht op protest.

In de Amerikaanse politieke wandelgangen of via de kanalen van de Amerikaanse bedrijfsmedia wordt ook nergens opgeroepen tot VS-interventies met als doel de omverwerping van de regeringen van respectievelijk Bolsonaro of Duque, laat staan een volledige herziening van hun politieke en economische systemen. Dat is uiteraard niet nodig want beide landen zijn op dat vlak ideologisch nauw verbonden met de VS. 

Colombia is al jarenlang de belangrijkste bondgenoot en grootste ontvanger van militaire steun van de VS in Latijns-Amerika. Bolsonaro kon het dan weer uitstekend vinden met voormalig president Trump. Terwijl zijn relatie met Biden wat stroever loopt, maar dan vooral wegens het destructieve beleid van de Braziliaanse president in het Amazonewoud, verkiest Washington de rechts-autoritaire populist met stip boven de linkse Luiz Inácio da Silva, die hoogstwaarschijnlijk Bolsonaro’s uitdager wordt tijdens de volgende verkiezingen.         

Interventionisme

Het is belangrijk om erop te wijzen dat Washington, in het bijzonder via de buitenlandse inlichtingendienst CIA, een decennialange geschiedenis heeft in de regio van openlijke of heimelijke inmenging, van actieve ondersteuning van mensenrechtenschenders en dictaturen, en van de omverwerping van niet VS-vriendelijke regeringen. 

De lijst is lang, maar enkele voorbeelden zijn de door de CIA gesponsorde staatsgreep in Guatemala in 1954, de VS-steun voor de moorddadige dictaturen van Pinochet in Chili en de Argentijnse junta, de orkestratie van de staatsgreep tegen de democratisch verkozen president van Haïti in 2004, enzovoort.

Er werden ook al ettelijke pogingen ondernomen om de revolutionaire Cubaanse regering omver te werpen, o.a. via moordaanslagen en zelfs een invasie (1961). Het handelsembargo tegen Cuba is een strategie van langere adem -gebaseerd op de politisering van honger- met hetzelfde doel, net zoals de zogenaamde ‘democratiseringsprogramma’s’.

Democratisering is in deze context codetaal voor regimeverandering. De bedoeling van deze programma’s is de aanwakkering en versnelling van de politieke ontevredenheid, die dan moet leiden tot een contestatiebeweging tegen het regime.

De bedoeling van 'democratiseringsprogramma’s' is de aanwakkering van de politieke ontevredenheid.

Jaarlijks trekt de VS vele miljoenen uit voor democratiseringsprogramma’s gericht op Cuba. In Bidens budgetvoorstel voor het fiscaal jaar 2022 wordt hiervoor 20 miljoen dollar voorzien. De afgelopen jaren werd op die manier o.a. de financiële steun aan prominente figuren binnen de geëmigreerde Cubaanse ballingengemeenschap in Miami opgedreven, evenals de steun aan opponenten in Cuba zelf. Een deel van dit geld komt rechtstreeks van de 'National Endowment for Democracy' (NED) en het ontwikkelingsagentschap USAID

Daarnaast zenden de Spaanstalige netwerken van Radio Martí en Televisión Martí, die gefinancierd worden door de VS-regering, een permanente stroom van antiregeringspropaganda uit in Cuba. De oppositionele mediakanalen zijn gevestigd in Miami, tellen meer dan 100 werknemers en beschikken over een jaarlijks budget van 28 miljoen dollar (dat volledig los staat van de hoger genoemde 20 miljoen). 

Tenslotte wordt er ook zwaar geïnvesteerd in de sociale media. Zo ging de hashtag #SOSCuba al viraal in de VS-staat Florida voor de protesten op het eiland zelf waren uitgebroken. Anticommunistische nieuwswebsites gefinancierd met Amerikaanse belastingdollars adverteren intensief op Facebook en YouTube.   

Via de sociale media wordt specifiek geprobeerd om de Cubaanse jongeren te bereiken omdat die ontvankelijker zijn voor de antiregeringsboodschap. Volgens analisten wordt Cuba politiek gezien immers gekenmerkt door een generatiekloof. 

De oudere generaties, die getuige waren van de democratisering van de gezondheidszorg, het onderwijs, de toegang tot cultuur, enzovoort, schaart zich veeleer achter de revolutie en haar verworvenheden. De generatie die geboren werd na de val van de Sovjet-Unie zou eerder geneigd zijn om zich tegen het systeem te keren. Deze generatie groeide immers op in een periode van grotere schaarste en ontberingen, die ingeluid werd door het wegvallen in 1991 van deze cruciale politieke en economische bondgenoot. 

Over het algemeen zou de jongere generatie Cubanen ook minder vatbaar zijn voor de verwijzing naar externe oorzaken voor de benarde situatie in hun land. Het VS-embargo zien ze eerder als een excuus. De schuld voor een systeem dat niet in hun behoeftes voorziet -zowel economisch als politiek- leggen ze ondubbelzinnig bij de Cubaanse regering.  

In een persconferentie op 12 juli bestempelde president Miguel Díaz-Canel de protesten als een onderdeel van een door de VS gesteunde en door sociale media gedreven campagne om de publieke onvrede aan te wakkeren en het Cubaans regime omver te werpen, maar hij erkende ook dat zijn land te kampen heeft met ernstige tekorten die leiden tot reële zorgen bij een deel van de demonstranten. "Het is legitiem om ontevredenheid te voelen", stelde hij. 

Hoewel het er voorlopig niet naar uit ziet dat deze ontevredenheid zal leiden tot de val van de revolutionaire regering, is het belangrijk dat elke eventuele verandering in het Cubaans politiek-economisch systeem intern en vreedzaam tot stand komt, gedreven door de Cubaanse bevolking en zonder enige inmenging van buitenaf.

Ook vanuit dit oogpunt is de collectieve bestraffing van burgers in de vorm van de Amerikaanse economische blokkade totaal onhoudbaar. De Caraïbische eilandstaat vormt op geen enkele manier een bedreiging voor de VS. Daarnaast ontbreekt het Washington aan elke geloofwaardigheid bij het bekritiseren van Cuba en zijn beleid. Het beste wat Biden dus kan doen als het de Cubaanse bevolking echt wil helpen, is het opheffen van het onmenselijke sanctieregime.    

  

 

 


 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.