Image
BATUK

CC 4

De gecontesteerde aanwezigheid van het Britse leger in Kenia
Dossier
17 minuten

Bij zijn inauguratie als president van Kenia op 13 september 2022 bracht William Ruto hulde aan koningin Elizabeth II door haar “een icoon” te noemen. Maar de Keniaanse pers was er snel bij om te herinneren aan de Mau Mau-opstand die in 1956 bloedig werd neergeslagen onder het bewind van de vorstin. En de voordelen die de huidige aanwezigheid in Kenia van het grootste contingent Britse soldaten in het buitenland oplevert, volstaan niet langer om degenen die hun misstanden aan de kaak stellen, de mond te snoeren.

Nairobi, 10 maart 2022. Het is een “historische beslissing”, bloklettert de Keniaanse krant ‘The Nation’. Rechter Antonina Cossy Bor van het Nanyuki Tribunaal voor Milieu en Land, heeft zopas de klacht ontvankelijk verklaard van duizenden kleine boeren uit Lolldaiga tegen de 'British Army Training Unit' (BATUK). De manoeuvres van deze eenheid hebben hun gronden beschadigd. 

De BATUK, die actief is in Kenia sinds 1964 en er elk jaar zo’n 4000 Britse infanteristen traint, genoot lange tijd van een diplomatieke onschendbaarheid die werd opgeheven in 2016, toen de vijfjarige defensieovereenkomst tussen Nairobi en Londen verlengd moest worden.

Bor is de eerste rechter die oordeelde dat Keniaanse rechtbanken de jurisdictie hebben om criminele en civiele zaken te behandelen waarbij Britse soldaten betrokken zijn. De BATUK kan zich nu verwachten aan een stortvloed van juridische klachten.  

De strijd van de inwoners van Lolldaiga, in Laikipia (één van de 47 districten in Kenia), is maar de zoveelste in een lange rij tegen het leger van de voormalige koloniale macht. Sinds zijn eerste militaire oefeningen in het noorden van het land -toen nog onder de vader van de Keniaanse onafhankelijkheid, president Jomo Kenyatta- heeft de BATUK een spoor van onopgeloste kwesties en wrok achtergelaten in deze Oost-Afrikaanse staat die van 1920 tot 1963 de parel in de kroon van het Britse rijk was. 

Kenia is de grootste handelspartner van het Verenigd Koninkrijk (VK) op een continent waar 21 landen tot het Gemenebest behoren. Het is ook een van de missielanden van het 'Global Britain' dat toenmalig premier Boris Johnson na de Brexit beloofde. In december 2020 kwam er een bilaterale vrijhandelsovereenkomst tussen Kenia en het VK ter vervanging van die tussen de Europese Unie en de Gemeenschap van Oost-Afrikaanse Staten. Het voorziet in belastingvrije toegang tot de Britse markt voor alle Keniaanse producten (thee, tuinbouw, groenteteelt, enz.), waarbij Londen 43% van alle Keniaanse groente-export invoert. Londens financiële kringen steunen -met de actieve goedkeuring van Downing Sreet- ook de transformatie van de Keniaanse hoofdstad Nairobi in een regionaal financieel centrum dat op een dag met Dubai moet kunnen concurreren.

De militaire samenwerking heeft zich eveneens aangepast aan de nieuwe Britse buitenlandse politiek. In het kader van de laatste verlenging van het vijfjarig defensieakkoord, ondertekend in juli 2021, heeft de BATUK nieuwe missies gekregen: respect voor de natuur, maar ook de opleiding van Keniaanse troepen in de strijd tegen stroperij en het terrorisme – het land wordt al tien jaar geplaagd door bloederige aanslagen van de al-Shabaab milities.

De defensie-overeenkomst omvat ook een sectie die volgens verschillende Britse militaire en diplomatieke bronnen de mogelijkheid geeft aan buitenlandse legers om zich -mits de toestemming van Nairobi- bij de Britse militaire oefeningen in het land te voegen. De BATUK heeft al bezoek gekregen van Nederlandse officieren. Zullen we in de nabije toekomst troepen van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) zien manoeuvreren in Kenia? Met zijn havens in de Indische Oceaan, van waaruit de mineralen uit Centraal-Afrika richting China vertrekken, neemt het land een strategische positie in, in de economische oorlog tussen het Westen en het Oosten.

Zullen we in de nabije toekomst NAVO-troepen zien manoeuvreren in Kenia?

Op 210 kilometer van Nairobi, op de centrale hoogvlakten die aflopen naar het droge noorden van de Rift-vallei, ruilt Londen zijn das in voor een camouflagepak in zandkleur. In de koloniale tijd herbergde de stad Nanyuki, aan de voet van Mount Kenya, een garnizoen van de ‘King’s African Rifles’. Het regiment was verantwoordelijk voor de bewaking van het noorden, dat zeer in trek was bij blanke jagers op groot wild en dat beschouwd werd als een van de versterkte grenzen van het Brits-Afrikaanse rijk.

Tijdens de jaren 1950 diende Nanyuki als uitvalsbasis voor de militaire operaties ter onderdrukking van de opstand van de Mau-Mau. De rebellen verscholen zich in de bossen en in de grotten van de bergketen, waarvan we de sneeuw vandaag zien verdwijnen. Sinds januari 2021 is het nieuwe hoofdkwartier van de BATUK gevestigd aan de rand van de stad van 40.000 inwoners: het Nyati-kamp zou de Britse belastingbetaler zo’n 70 miljoen pond sterling gekost hebben (80 miljoen euro). De basis ligt op een terrein dat gehuurd wordt van de Keniaanse luchtmacht en herbergt de grootste garage van het Britse leger (meer dan 1000 voertuigen). 528 Britten zijn er permanent aan het werk (waarvan 280 militairen), alsook 581 Kenianen.

De oefeningen van de BATUK, genaamd ‘Askari Storm’, mobiliseren twee maal per jaar en gedurende vier maanden, ongeveer 2000 infanteriesoldaten uit het Verenigd Koninkrijk, en bieden tijdelijk werk aan 1500 Kenianen. Het scenario van de Akari Storm-oefeningen die afgelopen maart van start gingen -enkele dagen na de Russische invasie van Oekraïne- was gemakshalve: "inzet in een bevriende natie op diens verzoek, na een hybride aanval door een vijandige staatsactor”.

De BATUK startte iets minder dan 60 jaar geleden voor het eerst met zijn manoeuvres tussen de acacia's van de Riftvallei, op openbare terreinen toegewezen door het Keniaans leger nabij Dol Dol en Archers Post. Vervolgens breidde de BATUK zijn operaties uit naar de centrale hooglanden die bekend zijn voor de enorme eigendommen van erfgenamen van Britse kolonialen. Zes van de zeven ranches waarvan de BATUK grond huurt, zijn eigendom van blanke Kenianen. De 'Johnnies', de bijnaam die gegeven wordt aan de jonge rekruten die in Nanyuki arriveren, komen er hun limieten testen, ver weg van hun gewoonlijke omgeving. Het is op deze gronden dat de BATUK de Britse soldaten gevormd heeft die in Irak en Afghanistan gediend hebben. 

De ranches fungeren ook als privé-wildreservaten, soms met luxueuze lodges van waaruit rijke toeristen op kostelijke fotosafari’s gaan. De heer Martin Evans, voorzitter van de Vereniging van de Boeren van Laikipia en eigenaar van de ranche ‘Ol Maisor’, verhuurt 41 dagen per jaar, 12.000 hectare savanne vol vee en gazelles aan de BATUK. “Het vertegenwoordigt geen groot percentage van ons inkomen, maar het is prima”, zegt deze blanke Keniaan, afstammeling van drie generaties kolonialen, laconiek. “Het leger heeft ons in ieder geval nog nooit problemen bezorgd”.

Niet alle Kenianen kunnen hetzelfde zeggen. Tot aan de jaren 2000, heeft de BATUK zich nooit echt beziggehouden met 'het winnen van de harten en de geesten' en concentreerde het zich op de opleiding van soldaten die er geconfronteerd werden met een reeks potentieel gevaarlijke dieren, van leeuwen en luipaarden tot schorpioenen en zwarte mamba’s”. De etnische Samburu en Masaï-minderheden, herdersgemeenschappen in de streek van Dol Dol en Archers Post, kregen het zwaar te verduren.

In 2002 stemde het Brits ministerie van Defensie ermee in, om in het kader van een onderhandeld akkoord met het advocatenkantoor Leigh Day -gespecialiseerd in de verdediging van mensenrechten- 4,5 miljoen pond (in die tijd zo’n 7,1 miljoen euro) aan schadevergoedingen en intrest over te maken aan 228 Masaï-families waarvan leden zwaar gewond geraakten of gedood werden door niet-ontplofte munitie, achtergelaten op de terreinen gebruikt door de BATUK. Twee jaar later werd overeengekomen om nog eens 1100 inwoners te compenseren.

Eveneens in 2004 onthulde een onderzoek van Amnesty International -ondersteund door de plaatselijke organisatie Impact (Inheemse Beweging voor de Vrede en de Preventie van Conflicten)- dat Britse soldaten sinds het begin van de jaren 1970 door ten minste 650 Samburu en Masaï-vrouwen beschuldigd waren van verkrachting. Maar de klagers kregen niet de verhoopte juridische processen, onder meer doordat het zogenaamd moeilijk was om de soms oude beschuldigingen te verifiëren. 

Er wordt vandaag nog andere kritiek geuit op BATUK. In tegenstelling tot in het verleden beroepen de volkeren van Lolldaiga zich nu op het milieustrafrecht. De eisers zijn geen Samburu, noch Masaï, etnische groepen die door de centrale regering worden gemarginaliseerd en vaak door de toeristenindustrie worden uitgebuit, maar kleine boeren uit de Kikuyu-gemeenschap. Samen met de Luo vormen de Kikuyu de twee grootste etnische groepen in dit land met in totaal 53 miljoen inwoners. "De schikkingen die Londen heeft getroffen zijn niet voldoende. Er moet nu recht gesproken worden in Kenia zelf," benadrukt Kelvin Kubai, een advocaat die de Lolldaiga-gemeenschap vertegenwoordigt.

De heer Gabriel Ngata, een oudere inwoner van het dorp Muramati, draagt een T-shirt met de slogan 'Gerechtigheid voor Lolldaiga'. Zijn koer -waar hij en zijn vrouw waken over zes schapen, vier koeien, twee geiten, twintig kippen en drie kinderen- kijkt uit op de heuvels waar de ranche ‘Lolldaiga Hills Ltd’ ligt. Het is daar dat de brand startte die een jaar geleden de gronden van zijn gemeenschap vernietigd heeft. Het private dierenreservaat, waar olifanten en leeuwen rondlopen, behoorde op het moment van de ramp toe aan een blanke Keniaan genaamd M. Robert Wells. Elk jaar verhuurde hij 20.000 hectare aan de BATUK voor zijn oefeningen. In maart 2021 legde een bosbrand tijdens Askari Storm -hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door een slecht gedoofd vuur van een Britse soldaat- bijna 50 vierkante kilometer van deze oase van biodiversiteit in de as.

Olifanten op de vlucht voor de brand daalden de hellingen af en vertrappelden de gewassen van de plaatselijke boeren.

Vluchtend van het brandend reservaat daalden kuddes olifanten de hellingen af en vertrappelden ze de gewassen van de plaatselijke boeren. Ngata en zijn buren, ongeveer 10.000 huishoudens verdeeld over drie dorpen, moesten drie dagen lang onder een zware bijtende rookwolk leven. “Daarna, met de komst van het regenseizoen merkten we dat het water dat van de bergen stroomt veranderd was van smaak en kleur”, herinnert Ngata zich. De koeien werden blind en het aantal miskramen bij jonge vrouwen nam toe, terwijl de ouderen longproblemen ontwikkelden, wat tot de onverklaarbare dood leidde van één van hen in december vorig jaar.

“Sinds deze dramatische gebeurtenissen is geen enkele verantwoordelijke van de BATUK, of zelfs een vertegenwoordiger van het reservaat, ons hulp komen aanbieden”, klaagt de evangelische priester Duncan Weitheke. “En ik, helaas, ik kan alleen maar sprituele troost bieden.” 

Moord, marteling, aanranding

De lokale functionaris van een van de dorpen, die opgegroeid is op deze gronden en anoniem wenst te getuigen, kan het nog altijd niet geloven. "De nachtelijke oefeningen van de BATUK, die ons soms beletten te slapen, met het lawaai, het vrachtwagenverkeer of de helikopters", zijn we gewend. "Maar dit, dit heb ik nog nooit gezien”, vertrouwt hij me met zijn stok in de hand toe. “We hebben geen oogst meer en we verhongeren”, waarschuwt een boerin die voor haar door olifanten vernietigde avocadoboom staat.

De heer Kubai wil preciseren dat hij niet tegen de trainingen van de BATUK is, maar we zijn allemaal fel gekant tegen de verstoring van het dagelijks leven van de gemeenschappen en de vervuiling van het milieu”. De advocaat is niet langer bereid dit te accepteren. “Gedurende lange tijd”, vervolgt hij, “hebben wij geloofd in het mooie verhaal dat de BATUK bijdraagt aan het plaatselijke economische leven, door banen te bieden aan jongeren. Maar nu we de balans opgemaakt hebben van deze samenwerking, zijn we tot de conclusie gekomen dat we meer verloren hebben dan gewonnen”. 

In het Nyatti-kamp heeft de BATUK nog andere kopzorgen: de terugkeer van een oude zaak. In maart 2012 werd in de septische tank van een hotel in Nanyuku het levenloze lichaam teruggevonden van Agnes Wanjiru, een 21-jaar jonge sekswerkster van de Kikuyu-gemeenschap die twee maanden eerder verdwenen was. Het hotel in kwestie wordt vooral gebruikt door soldaten die vrijaf hebben.

Vorige herfst onthulde de ‘Sunday Times’ dat een Britse soldaat beschuldigd werd van de misdaad door zijn kameraden. De feiten zouden in de doofpot gestopt zijn door de militaire hiërarchie, maar ook door de Keniaanse politie die niet wakker lag van de moord op een prostituee. De heropleving van de zaak in de media leidde tot een golf van vurige opiniestukken in de nationale en internationale pers.

De Keniaanse cartoonist Patrick Gathara hekelde in november 2021 op de site van Al-Jazeera: “De poging van de Keniaanse en de Britse regeringen om de zaak Wanjiru in de doofpot te stoppen, herinnert op een grimmige manier aan het feit dat geen enkele Britse koloniaal, functionaris, soldaat of politieagent ooit veroordeeld is voor de moorden op en martelingen van duizenden inwoners, noch voor de opsluiting van bijna 1,5 miljoen personen in kampen, tijdens de zeven jaar van noodtoestand die uitgeroepen werd door het koloniale regime in 1952, op het hoogtepunt van de Mau Mau-opstand”. Daar zal het deze keer niet bij blijven: in de lente kwamen twee advocaten van Leigh Day naar Nanyuki om nieuwe informatie te verzamelen over de omstandigheden van Wanjiru’s dood.

Geconfronteerd met een golf aan protest begon de BATUK, onder leiding van een van zijn oudgedienden, majoor Adrian Waele, aan een charmeoffensief dat zijn “gunstige socio-economische rol voor de gemeenschappen” moest aantonen. Deze reservist, die in 2003 tot interim-adjunct-gouverneur van de Iraakse provincie Dhi Qar werd benoemd, is voor de gelegenheid naar Kenia teruggekeerd. Het Brits leger injecteert jaarlijks 7,5 miljard Keniaanse shilling (bijna 58 miljoen euro) in de Keniaanse economie en heeft al voor meer dan 100 miljoen shilling (818.000 euro) aan ontwikkelingsprojecten gefinancierd (herstellen van scholen, graven van waterputten, enz.). In een periode van intense droogte doorkruisen de tankwagens van BATUK de regio om de dorstige bevolking van water te voorzien. Aan de rand van Nayuki, heeft het leger zopas ook 75% gefinancierd van een ‘policare’-centrum van 9 miljoen shilling (73.000 euro), waar “forensische experten, artsen, therapeuten en magistraten gespecialiseerd in seksueel geweld gehuisvest zijn”. Gruwelijke ironie...

Volgens majoor Weale was de BATUK “geschokt” door de onthullingen over de moord op Wanjiru. De militaire politie patrouilleert nu vaker in de stad. De Johnnies hebben het bevel gekregen om geen sekswerkers meer te frequenteren en om voor middernacht terug te zijn op de basis van Nyatti. 

Politici durven zich niet tegen de BATUK te keren omdat er te veel plaatselijke en nationale belangen op het spel staan.

Maryanne Wangui, een Kikuyu-vrouw van in de veertig, geboren en getogen in Majengo, een volkswijk in Nayuki, is een voormalig sekswerkster en komt nu op voor de ongeveer 500 sekswerkers in de stad. Afgelopen herfst, na de onthullingen in de Sunday Times, betoogde ze aan hun zijde om een onderzoek te eisen van de Keniaanse regering. “We hebben altijd gevallen van seksueel geweld gekend van de Johnnies, vooral als ze dronken zijn”, vertelt ze. “Maar veel vrouwen waren bang om te getuigen. Ze vreesden niet geloofd te worden door de politie. Ze zijn ook bang voor de BATUK”.

Fidel Jesus, een jonge blogger uit Nanyuki bevestigt: “De BATUK is een gevoelig onderwerp. Ook al gaan politici er privé tegen te keer, in het openbaar durven ze er zich niet tegen te keren. Er staan te veel plaatselijke en nationale belangen op het spel”. Ondanks verschillende verzoeken, wenste de uittredende gouverneur van het Laikipia-disrtict, de heer Ndiritu Muriithi, niet te reageren op onze vragen…

Gedurende de jaren 2000 was de Masaï-activist, Mali Ole Kaunga, één van de zwarte beesten van de Britten. Als hoofd van de organisatie Impact, lag hij aan de basis van de rechtszaak aangespannen tegen het Brits ministerie van Defensie die uiteindelijk buiten de rechtszaal beslecht werd met een schikking. Kaunga organiseerde ook meerdere betogingen en andere acties onder de slogan “honderd jaar, dat is genoeg!”, waarin het vertrek van de nabestaanden van de Britse kolonialen geëist werd. Op dat moment herdacht Kenia de honderdste verjaardag van de verdrijving van de Masaï van hun geboortegronden naar reservaten via het akkoord van 1904 dat het koloniaal bestuur wist af te persen van één van hun voorouders, Olonana Ole Mbatian. 

Tijdens deze periode van protest tegen de BATUK in de jaren 2000, die de diplomatieke relaties tussen Londen en Nairobi behoorlijk bekoelden, dreigde het Verenigd Koninkrijk er zelfs mee om zijn trainingsmissie te verhuizen naar het sultanaat Oman, waar het een van zijn vijf regionale militaire centra had opgericht (de andere liggen in Brunei, Belize en Duitsland). Nomadische veehouders vielen in die tijd ook het privé-reservaat van Lolldaiga binnen uit protest tegen hun verdrijving naar minder vruchtbare gronden. Bij de vergeldingsactie van de bewakingsrangers werd één Masaï gedood en geraakten drie anderen zwaar gewond.

Kaunga is ondertussen minder militant geworden en Impact is vandaag een gerespecteerde gevestigde waarde. Maar de analyse van Kaunga is niet veranderd: “De BATUK doet zijn manoeuvres op terreinen die toebehoren aan koloniale baronnen die deze gronden gestolen hebben van de Masaï. De aanwezigheid van BATUK is dus totaal ongerechtvaardigd”. Als eeuwig doelwit van discriminatie vanwege de etnische meerderheidsgroepen in het land, zijn de Masaï en de Samburu traditioneel zeer uitgesproken in hun eisen. “Lange tijd was onze etnische groep de enige die de BATUK en zijn ecosysteem met blanke grote veehouders van Britse afkomst, openlijk en duidelijk bekritiseerde. Nairobi negeerde ons… en als we in Nanyuki de Britse militaire aanwezigheid veroordeelden, werden we als verraders beschouwd die de lokale zaken probeerden te schaden. Vandaag staan andere gemeenschappen ook op, aangedreven door de sociale media. Er is een andere dynamiek”.  

“We kunnen op onze generatie rekenen”

Op een honderdtal kilometer van Nanyuki, markeert de noordelijke oever van de rivier Ewaso Ngi’ro het begin van het district Samburu, een regio die aan bezoekers afgeraden wordt door westerse diplomaten omwille van de conflicten gelieerd aan grond en droogte die er heersen. Aan de andere kant van de brug wonen 10.000 mensen die voornamelijk van de kleine veehouderij leven. Hier worden al sinds de oprichting van BATUK oefeningen gehouden. In tegenstelling tot de BATUK-operaties op de grote private eigendommen in het district Laikipia, worden de manoeuvres in Samburu uitgevoerd met echte munitie, met inbegrip van mortiergranaten en witte fosforbommen, die volgens de BATUK dienen om nachtelijke oefeningen bij te lichten.

Het was in dit door droogte geteisterde gebied dat enkele honderden nomadenfamilies die het slachtoffer werden van niet-ontploft oorlogsmateriaal, in 2002 een schadevergoeding (met intrest) van 4,5 miljoen pond ontvingen van het Britse ministerie van Defensie. “Maar alles werd beslist in Londen, zonder de gemeenschap erbij te betrekken”, betreurt de heer Fabian Losoli, een voormalig lokaal bestuurslid. “Toen de compensatie werd uitgedeeld, hadden de meesten nog nooit zoveel geld gezien. Het leven van velen werd toen opnieuw omgegooid, maar in negatieve zin, vooral door alcohol”. De BATUK wordt bekritiseerd voor zijn achteloosheid, maar de Keniaanse regering heeft ook niets gedaan om de gemeenschappen voor te bereiden op een dergelijke financiële meevaller. 

Hoewel de stijl van BATUK vandaag veranderd is, blijven de problemen bestaan.

Hoewel de stijl van BATUK vandaag veranderd is, blijven de problemen bestaan. “Ze kunnen de terreinen misschien vrijmaken van niet-ontplofte munitie en banen bieden aan de jongeren”, geeft Losoli toe, “maar dat komt gewoon neer op het kopen van de sociale vrede”. In een iets hoger gelegen wildreservaat langs de A2-autosnelweg richting Marsabit, bekent een lokale opzichter genaamd Kayu Lochode (“hij die van ver ziet”), tweeslachtige gevoelens te hebben ten opzichte van de BATUK: “Ze laten ons misschien werken om hun activiteiten te verzekeren, maar we hebben nog altijd niets zien komen voor het gebruik van onze gronden. Ze hebben ons nochtans beloofd dat ze zouden betalen”. 

De grondwettelijke hervorming van 2010, die Kenia bestuurlijk indeelde in 47 districten ('counties'), heeft ook geleid tot een toename van het aantal landeisen. De BATUK, die officieel traint op terreinen uitgeleend door het Keniaans leger, zou inbreuk maken op 36.000 hectare die toebehoort aan Losesia, een gemeenschap van 940 Samburu-herders die 10.000 koeien, 1000 dromedarissen en 50.000 geiten hoeden. “Ze zijn hier nooit gestopt met gratis te trainen. Hun explosies verbranden bovendien het gras waar ons vee zich mee voedt, en dat is al aangetast door de droogte”, zegt hun nieuwe leider Samuel Lemoyog. De situatie is delicaat. Geboren in Losesia (zijn moeder was de vierde van zes vrouwen van een herder), is Lemoyog ook de woordvoerder van zijn gemeenschap ten opzichte van BATUK… “Het is uiteindelijk mijn grond! We kunnen vanaf nu rekenen op onze generatie om hun stem te laten horen”. 

Deze nieuwe generatie is ook de eerste die liedjes maakt en filmt met hun iPhone te midden van de koeien in het weelderige landschap van de Rif om op de sociale media te zetten. Deze nieuwe rurale muziek, die met name inspiratie ontleent aan de reggae, heeft het over de bescherming van het milieu, de droogte, verdraagzaamheid onder gemeenschappen, de liefde en de mobiele telefonie, zonder het verleden te vergeten. ‘Ukolony’, vertolkt door ‘Pilaz Pilonje’, een jonge statisticus van 22 jaar, vertelt over het vertrouwen waarmee de Samburu de Britten verwelkomden in het begin van de 20ste eeuw, gevolgd door het tijdperk van de ontgoocheling. Een lied dat volgens de zanger “ook resoneert” met de actualiteit. 

In Lolldaiga is het slechte nieuws tegelijk gearriveerd met de eerste regen. De hoofdcommandant van de BATUK gaat in beroep tegen het besluit dat rechter Bor in maart nam. “Dit betekent vertragingen en een financiële druk op een gemeenschap van kleine boeren die reeds kwetsbaar is”, merkt Kubai op. Op zulke momenten denkt de jonge advocaat terug aan de daden van zijn grootvader. Opererend vanuit de rimboe van Mount Kenya, was Musa Mwariama de hoogst gegradeerde Mau-Mau-officier die nooit gevangen genomen noch gedood werd door de koloniale troepen. Hij was één van de laatsten die uit de clandestiniteit trad… “Tot het einde van zijn leven in 1989”, vertelt de advocaat, “had hij de gewoonte om te zeggen: ‘gog niet uhuru’. Nog niet vrij. We moeten toegeven dat dit nog steeds niet het geval is. Maar we geven niet op”. 

Dit vertaalde artikel werd eerder gepubliceerd in Le Monde Diplomatique


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!