Image
aardbevingkaart

Shutterstock.com

De politiek van een natuurramp
Artikel
14 minuten

In de vroege ochtend van 6 februari werden centraal Zuid-Turkije en het noorden van Syrië -een gebied dat ongeveer 12 keer zo groot is als België- getroffen door een zeer zware aardbeving van 7.8 op de schaal van Richter. Al snel volgde een tweede krachtige beving van 7.5 en de volgende dagen werden meer dan duizend naschokken geregistreerd. De menselijke en materiële schade is enorm. De verschrikkelijke humanitaire situatie wordt alleen maar verergerd door de internationale, nationale en lokale politieke machinaties die zich afspelen in de schaduw van de natuurramp.  

Op het moment van dit schrijven (14 februari) zijn er al meer dan 40.000 dodelijke slachtoffers geteld en de Verenigde Naties verwacht dat dit cijfer nog aanzienlijk zal stijgen. Naast het groot aantal doden, zijn er ook vele tienduizenden gewonden en zijn miljoenen mensen in Turkije en Syrië ontheemd en dakloos. In heel wat steden en dorpen werden volledige wijken tot puin herleid en de infrastructuur, waaronder belangrijke verbindingswegen, werd op verschillende plaatsen ernstig beschadigd. Samen met de winterkou zorgde dit voor moeilijke omstandigheden voor reddingsoperaties en hulpkonvooien. 

Oorlog in Syrië

In Syrië, waar naar schatting zo’n 9 miljoen mensen getroffen zijn door de verwoestende aardbevingen van vorige week, worden de zaken extra bemoeilijkt door de aanhoudende oorlogssituatie. Nadat er in 2011 een volksopstand uitbrak tegen het regime van president Bashar al-Assad, geraakte het land al gauw verzeild in een burgeroorlog die uitgroeide tot een regionale proxy-oorlog met heel wat rechtstreekse en onrechtstreekse buitenlandse inmenging. 

Landen die zich positioneren tegen Assad aarzelden na de aardbeving om levensnoodzakelijke humanitaire bijstand te sturen uit schrik om zijn positie te versterken, maar het door oorlog verzwakte land beschikt -mede door de verlammende westerse sancties- niet over de middelen en capaciteit om zelf voldoende hulp te voorzien. Ook EU-landen die zich graag beroepen op hun morele superioriteit ten opzichte van autoritaire regimes, kozen er uit politieke overwegingen bewust voor om niet direct in te grijpen bij de aanblik van al dat menselijk leed. Pas nadat de Syrische autoriteiten expliciet om hulp vroegen in de ochtend van 8 februari begon Europa te mobiliseren.  

"Het zou nogal ironisch zijn, zo niet zelfs contraproductief, als we de hand reiken naar een [Syrische] regering die haar volk nu al twaalf jaar mishandelt", verklaarde de woordvoerder van het VS-ministerie van Buitenlandse Zaken, Ned Price op de dag van de ramp. Om de Syriërs van het inhumane bewind van Assad te redden was de VS blijkbaar bereid om hen te laten sterven van de kou en de honger onder het puin van een aardbeving. Naarmate het dodental en de stroom schokkende beelden uit het rampgebied aangroeiden, nam de internationale verontwaardiging over deze positie toe. Na vier dagen zwichtte Washington en schortte het een deel van zijn strenge sancties tegen het land tijdelijk op. Over zes maanden wordt de vrijstelling weer opgeheven. 

Het noorden van Syrië is na twaalf jaar van oorlog een lappendeken van gebieden die onder controle staan van verschillende actoren. Samen met het door Ankara gesteunde Syrische Nationale Leger (TFSA) -een coalitie van oppositionele Syrische rebellengroepen- houdt Turkije, na drie invasies onder het voorwendsel van de strijd tegen het terrorisme, verschillende delen van de Syrische noordelijke grensstreek bezet. Andere delen van de noordwestelijke regio staan nog steeds (of opnieuw) onder controle van de centrale regering in Damascus, en in nog andere delen van dit gebied zwaaien de Islamitische Staat, Al-Qaeda-vertakkingen en andere islamistische rebellengroepen de plak. 

Het noordwesten van Syrië werd extreem zwaar getroffen door de aardbeving, maar miljoenen inwoners en eveneens miljoenen interne vluchtelingen leefden er reeds voor deze ramp in miserabele omstandigheden, laatstgenoemden vaak in kampen en afhankelijk van humanitaire hulp. 

De waarde van mensenlevens

In het noordoosten van Syrië -beter bekend als Rojava- regeert het door Koerden gedomineerde Autonoom Bestuur van Noord en Oost-Syrië (AANES). In dit de facto autonoom gebied opereren de overwegend uit Koerden bestaande Volksbeschermingseenheden – een groep die door Ankara beschouwd wordt als een terroristische organisatie die nauwe banden onderhoudt met de in Turkije verboden Koerdische Arbeidersbeweging (PKK). Omdat het noordoosten van Syrië gespaard bleef van de zwaarste effecten van de aardbeving, bood de AANES aan om hulp te verlenen aan de bevolking van de noordwestelijke gebieden onder controle van Turkije en van het Assad-regime. Beide wezen het aanbod van hun interne vijand echter af. De natuurramp kon geen excuus zijn om boven de vijandelijkheden uit te stijgen. Vermoedelijk onder druk van de VS kreeg een AANES-hulpkonvooi op 13 februari eindelijk de toestemming om door Turkije bezet gebied binnen te rijden. 

De territoriale versnippering in het noorden van Syrië, de bijbehorende politieke belangen en de vele frontlinies vormen een enorm obstakel voor de huidige hulpverlening. Het gevolg is dat heel wat slachtoffers er -zeker tijdens de eerste week na de ramp- maar traag, moeilijk of zelfs niet bereikt werden. In de door rebellen gecontroleerde gebieden konden alleen de befaamde Witte Helmen -een civiele bescherming bestaande uit lokale burgervrijwilligers- onmiddellijk ter hulp schieten. 

De Syrische regering werd er door de Verenigde Naties van beschuldigd de internationale noodhulp naar het door rebellen bezette noordwesten tegen te houden. Als antwoord op de kritiek gaf de Syrische regering op 10 februari officieel de toestemming voor de levering van humanitaire bijstand via de VN aan “alle delen van de Syrische Arabische Republiek”, inclusief de gebieden in handen van rebellen. Een woordvoerder van Tahrir al-Sham (HTS) -de islamistische groep die een groot deel van de zwaar getroffen stad Idlib controleert- liet daarop weten deze bijstand niet te zullen aanvaarden omdat "we niet zullen toestaan dat het regime misbruik maakt van de situatie door te tonen dat ze helpt”. Op gelijkaardige wijze is het Assad-regime erop beducht dat rebellengroepen de eer zouden opstrijken voor het helpen van de lijdende bevolking. Het lijkt wel een public relations-strijd, maar dan wel één met dodelijke gevolgen. 

Een andere weg naar het getroffen Syrische noorden is via Turkije. De belangrijkste grensovergang tussen beide landen worden gecontroleerd door Ankara, maar dat toonde zich initieel niet erg gehaast om doorgang te verschaffen voor noodhulp. Pas op 9 februari, drie dagen na de verwoestende aardbeving, reed het eerste kleine hulpkonvooi met broodnodige medicijnen, tenten en dekens vanuit Turkije het door rebellen bezette noordwesten van Syrië binnen. In de dagen voordien bestond de enige activiteit aan de beschadigde Bab al-Hawa-grensovergang uit de aanvoer van lichamen van Syrische oorlogsvluchtelingen die zich gevestigd hadden in Turkije en daar omkwamen in de aardbeving. Overlevers droegen de lijken van de slachtoffers terug naar hun geboorteland waar ze begraven werden. 

Op maandag 13 februari keurde de Syrische president Bashar al-Assad de opening goed -voor een periode van drie maanden- van twee nieuwe grensovergangen tussen Turkije en Syrië “om de tijdige levering van humanitaire hulp toe te laten”. De volgende dag reed een eerste VN-konvooi via de pas geopende Bab al-Salameh grensovergang Syrisch rebellengebied binnen.

Onvoorbereid Turkije 

In Turkije waar de internationale en nationale hulp in vergelijking met Syrië veel sneller en vlotter op gang kwam, werden spoedig opvallende verschillen vastgesteld in het tempo waarmee het staatsapparaat ingreep in de geteisterde steden en gemeenten. 

In totaal werden zeker 13 miljoen inwoners van Turkije getroffen door de aardbeving (op een bevolking van 85 miljoen), dus het spreekt vanzelf dat de organisatie van de hulpverlening geen sinecure is. Toch zouden de steden en gemeenten die politiek loyaal zijn aan de oppositie beduidend lager staan op de lijst van plaatsen die snel ter hulp geschoten moeten worden. Op sommige plekken, onder meer in de meest zuidelijke provincie Hatay, duurde het twee volle dagen alvorens het officiële rampenbestrijdingsagentschap ter plaatse was. Eenmaal gearriveerd bleek het aantal reddingswerkers vaak onvoldoende en ontbrak het hen aan het vereiste materiaal om hun taken uit te voeren.
 
Verschillende Koerdische organisaties klagen over discriminatie bij de reddingsoperaties en de verdeling van de staatshulp. De Turkse president Recep Tayyip Erdoğan werd er onder meer van beschuldigd burgemeesters en gemeenteraadsleden van zijn Partij voor Rechtvaardiging en Ontwikkeling (AKP) in het getroffen gebied uitgebreid te informeren over de stand van zaken, maar vertegenwoordigers van Koerdische en centrumlinkse oppositiepartijen -die veel van de lokale besturen in dat gebied controleren- te negeren.  

De aanpak van de regering werd bekritiseerd door de oppositie, maar het ongenoegen begon ook gestaag aan te zwellen in de meer AKP-getrouwe gebieden van Turkije, onder meer omdat de officiële hulpverlening niet snel genoeg op gang kwam en niet volstond. Er rezen vragen over het gebrek aan paraatheid van de regering, maar ook over de immense schaal van de verwoesting.

Hoewel er na de dodelijke aardbeving in Izmit van 1999 -waarbij bijna 18.000 mensen omkwamen- wetgeving werd ingevoerd die nieuwe constructies verplicht aardbevingbestendig maakte, werden op 6 februari vele duizenden gebouwen volledig van de kaart geveegd. Hoge, moderne appartementsblokken stortten als kaartenhuisjes in elkaar. Aannemersbedrijven en ontwikkelaars die de reguleringen aan hun laars lapten, worden nu met de vinger gewezen. Maar de kritiek richt zich ook op de overheid die verzuimd heeft om ervoor te zorgen dat de bouwnormen worden nageleefd. Woorden als ‘laksheid’ en ‘corruptie’ gaan steeds meer over de tongen. 

Verschillende belangrijke maatregelen die in de onmiddellijke nasleep van de aardbeving van 1999 werden genomen, zijn tenietgedaan door de opeenvolgende regeringen van Erdoğan. De open evacuatiegebieden die verplicht werden aangelegd in stedelijke gebieden, werden naarmate de prijzen van het onroerend goed stegen, verkocht aan bevriende ontwikkelaars. In 2018 werd een amnestiewet ingevoerd die de vele illegaal of onreglementair geconstrueerde gebouwen tegen betaling regulariseerde. En de vele miljarden aan aardbevingsbelasting die geïnd werden om het land beter voor te bereiden op een volgende grote natuurramp, werden uitgegeven aan andere zaken.   

Schadebeperking

Zich bewust van de mogelijk grote politieke gevolgen van de broeiende onvrede besliste Erdoğan zo snel mogelijk actie te ondernemen om de rijzende golf van kritiek in te dijken. 

Een dag na de aardbevingen riep hij in de 10 zuidelijke provincies die getroffen werden, de noodtoestand uit voor een initiële periode van drie maanden. Deze noodtoestand kent de regering speciale bevoegdheden toe die de humanitaire- en opbouwoperaties in het rampgebied volgens de president zouden vergemakkelijken, maar ze stelt hem eveneens in staat om politieke activiteiten in niet-AKP-gezinde en Koerdische gebieden de kop in te drukken. Vooral de lange periode waarin het parlement omzeild kan worden bij het doorvoeren van nieuwe wetten en bij het inperken of opschorten van rechten en vrijheden, doet wenkbrauwen fronsen. 

Op woensdag 8 februari, terwijl nog tienduizenden mensen vastzaten onder de brokstukken van ingestorte gebouwen, erkende Erdoğan dat er zich "initieel wat problemen" hadden voorgedaan, maar hij stelde in één adem dat hij niet zou toestaan dat er “desinformatie” verspreid wordt over de ramp. “We zijn vastbesloten om diegenen die van plan zijn om onze bevolking tegen elkaar op te zetten met ‘fake news’ en verdraaiingen, nauwlettend te volgen. Vandaag is niet de dag om met hen in discussie te gaan. Maar als de tijd daar is, zullen we de notities inkijken die we vandaag maken. Onze openbare aanklagers zullen diegenen identificeren die proberen om sociale chaos te veroorzaken met onmenselijke methodes en zullen snel de noodzakelijke maatregelen nemen”.    

In de strijd tegen “provocateurs” blokkeerde Ankara later diezelfde woensdag ook de toegang tot Twitter, een app die op dat moment intensief gebruikt werd bij reddingsoperaties om informatie te delen over arriverende hulp of om de locatie door te geven van overlevers die nog vastzaten. Deze slecht ingeschatte poging om de verspreiding van kritiek tegen te gaan, vergrootte de reeds aanwezige frustratie over de traagheid en inefficiëntie van de hulpverlening. Donderdagochtend 9 februari werd de toegang tot de app hersteld. Ondertussen werden naar verluidt ook al tientallen mensen aangehouden voor het posten van “provocatieve” berichten op de sociale media over de regeringsaanpak van de aardbeving.

De bijna paniekerig overkomende bezorgdheid van Erdoğan heeft een goede reden. Binnen twee maanden zijn het algemene verkiezingen in Turkije. Officieel had hij ze ingepland voor 14 mei, maar enkele dagen na de aardbeving verklaarde een woordvoerder van de regering dat het heel moeilijk zou worden om ze effectief te laten doorgaan. De natie werd op die manier al voorbereid op een eventueel uitstel indien dat nodig geacht wordt door de regerende AKP. Ondertussen wordt   

Na twee decennia aan de macht wil president Erdoğan koste wat kost zijn positie als politieke nummer één van het land behouden, maar hij kampte reeds voor de natuurramp met een populariteitscrisis. Vooral de slabakkende economie, de devaluatie van de Turkse munt en de duurte van het leven worden hem kwalijk genomen door de bevolking. Daar bovenop komt nu alle kritiek in het kader van de aardbeving. En men kan er gif op innemen dat Erdoğan niet vergeten is dat het de zware aardbeving van 1999 was die hem mee aan de macht hielp. De inadequaat geachte reactie van de toenmalige Turkse regering zorgde mee voor een politieke aardverschuiving en katapulteerde de AKP naar het centrum van de macht.     

Militarisme boven mensenlevens

Buiten Turkije en Syrië, reageerde de wereld uiteraard geschokt op de gruwelijke beelden van de aardbevingen. Tientallen landen stuurden onmiddellijk zoek- en reddingsteams naar de getroffen regio in Turkije en humanitaire organisaties lanceerden campagnes die mensen verzochten om te doneren.  

De uitzonderlijk zware aardbevingen en de gevolgen ervan werden in Europa echter al na drie dagen uit de krantenkoppen en de hoofdpunten van de journalen verdrongen door het bezoek van de Oekraïense president Volodymyr Zelensky aan een aantal Europese hoofdsteden. Als dé man waar elke westerse politicus momenteel wanhopig graag naast gefotografeerd wil worden, werd de immer in legerkledij gehulde Zelensky overal waar hij kwam als een ware held onthaald. Het doel van zijn Europese tour was het verzekeren van meer militaire steun voor zijn land. 

Na de Verenigde Staten, zijn de Europese Unie en de afzonderlijke lidstaten met tientallen miljarden euro’s de tweede grootste donor van militaire en andere hulp aan Oekraïne. Toch trok de Oekraïense president op woensdag 8 februari eerst en vooral naar het Verenigd Koninkrijk (VK) in plaats van naar een EU-staat, een keuze die in Londen beschouwd werd als een bron van nationale trots. 

Geland op Britse bodem, werd hij hartelijk ontvangen door een glunderende premier Rishi Sunak, die hem prompt beloofde om dit jaar evenveel militaire steun te verlenen als in 2022, toen het VK daar 2,3 miljard pond (2,6 miljard euro) voor veil had. Na zijn speech en een staande ovatie in Westminster Hall -waar hij vooral pleitte voor het voorzien van zijn land van “vleugels van vrijheid”, m.a.w. de levering van gevechtsvliegtuigen- ging het naar Buckingham Palace voor een handdruk met de Britse koning. Vervolgens reisde Zelensky naar de Franse hoofdstad Parijs waar een diner gepland was met president Emmanuel Macron en de Duitse bondskanselier Olaf Scholz. 

Donderdag 9 februari verscheen Zelensky dan in de Europese hoofdstad Brussel voor ontmoetingen met de voorzitter van de Europese Commissie Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Raad Charles Michel en de leiders van de 27 lidstaten. In een toespraak voor het Europees Parlement, die hem opnieuw een staande ovatie opleverde, beloofde Zelensky “te blijven vechten” en verzocht hij Europa om zijn land meer wapens te verschaffen, met name aanvalswapens zoals langeafstandsraketten. 

Exact een week eerder had de EU al een zoveelste pakket van 500 miljoen euro aan wapens voor Oekraïne toegezegd, wat de totale militaire hulp van het blok onder de Europese Vredesfaciliteit op 3,6 miljard euro brengt. De Europese Vredesfaciliteit is een instrument buiten begroting dat de EU moet helpen “conflicten te voorkomen, aan vrede te bouwen en de internationale veiligheid te versterken”. Het financiert operationele militaire acties in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Deze militaire hulp staat los van de militaire steunpaketten die toegezegd worden door de afzonderlijke lidstaten en die momenteel in totaal al ongeveer 8 miljard euro bedragen. 
  
Het valt op dat de grote bedragen die de Europese staten toekennen voor het escaleren van de oorlog in Oekraïne -met gevaar op een nucleair sluitstuk- in schril contrast staan met de sommen die vrijgemaakt worden voor de humanitaire hulp in Turkije en Syrië. Hier is duidelijk politieke wil (of een gebrek daaraan) mee gemoeid. 

Het Britse ‘Disasters Emergency Committee’, een gelegenheidscoalitie van 15 humanitaire organisaties, lanceerde zijn nationale hulpinzamelactie voor Turkije en Syrië een dag na het bezoek van Zelensky aan Londen. Terwijl hij de verzekering kreeg dat er dit jaar zeker 2,6 miljard euro militaire steun naar zijn land zal vloeien, kondigde de Britse minister van Buitenlandse Zaken, James Cleverly, aan dat de regering de donaties van het “genereuze en medelevende” publiek na de aardbeving zou evenaren tot 5,5 miljoen euro. 

Tussen 24 februari 2022 en november 2022 was Duitsland met 2,3 miljard dollar de grootste EU-donor van militaire steun aan Oekraïne, gevolgd door Polen met 1,8 miljard dollar. Frankrijk, dat momenteel geplaagd wordt door sociale protesten wegens de besparingen die opgelegd worden in de vorm van pensioenhervormingen, kon tussen 24 februari 2022 en november 2022 maar liefst 500 miljoen dollar aan louter militaire steun voor Oekraïne vrijmaken. Voor noodhulp aan Syrië kon er nog net 12 miljoen euro af. België maakt 5 miljoen euro vrij voor de slachtoffers van de ramp in Syrië en Turkije. Daartegenover staat het Belgisch militair hulppakket van 93 miljoen euro dat eind januari beloofd werd aan Oekraïne en bovenop de 146 miljoen euro aan militaire hulp komt die het land reeds in 2022 aan de oorlog in dat land spendeerde. 

Het contrast in het medeleven van staten met een getroffen bevolking kan groot zijn. Dat zagen we eerder al in de verschillende behandeling die vluchtelingen uit oorlogsgebieden te beurt valt in Europa. Terwijl Oekraïense vluchtelingen via een uitzonderlijke procedure onmiddellijk verblijfsrecht en onderdak kregen aangeboden, staan politieke en oorlogsvluchtelingen uit andere gebieden in de wereld soms wekenlang in de rij enkel nog maar om asiel aan te vragen. Voor de duidelijkheid: de solidariteit met de Oekraïense vluchtelingen is terecht, maar zou zich niet tot hun mogen beperken. 

Europa zwaait graag met allerlei ‘waarden’ die het zegt te vertegenwoordigen, maar als het erop aankomt spelen in eerste instantie opportunisme en politieke belangen. De Britse journalist David Hearst verwoordde zijn frustratie als volgt “Elk jaar wordt de kloof tussen wat juist is en wat we uiteindelijk doen groter. Elk jaar worden de woorden van de Europese leiders grotesker.”


 


 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.