De getuigenissen van de Oekraïense Yurii en de Russische Lena vertegenwoordigen waarschijnlijk geen meerderheid, en veel mensen zullen ze ook niet leuk vinden, maar ze laten een moeilijk pad zien, dat van de weigering om oorlog te voeren.
Yurii en Lena zijn vredesactivisten. De een is Oekraïens. De ander is Russisch. Geen van beiden vertegenwoordigen ze een meerderheidsbeweging in hun landen, en ze riskeren veel door hun lichaam en stem te gebruiken om zich uit te spreken over hun militantisme in de oorlog, tegen de oorlog en vooral vanwege verdomde oorlogen.
Yurii Sheliazhenko is leraar, gewetensbezwaarde en voorzitter van de Oekraïense Pacifistische Beweging die opgericht werd tijdens de protesten tegen de legerdienstplicht in 2019, op een moment dat de veroordelingen en vervolgingen bijzonder intens waren, zoals hij zelf bevestigt. Ik kwam over het bestaan van de dienstlicht te weten door te lezen over de Oekraïense president Poroshenko die in 2015 een wet ondertekende die een Staat van Beleg mogelijk maakte, en die door Zelensky geactiveerd werd door middel van een presidentieel decreet op 24 februari 2022. Een maand later besloot hij de Staat van Beleg voor nog eens 30 dagen te verlengen met de steun van de Verchovna Rada (Oekraïens parlement), waarin 11 partijen hun activiteiten hebben opgeschort met als resultaat meer dan 44 lege parlementszetels.
“Onder de Staat van Beleg leven”, zegt Yurii “betekent dat ik tussen 20 uur en 7 uur thuis of in een schuilplaats moet blijven en soms ook de hele dag. Ik woon in Kiev waar een aantal woongebouwen vernietigd zijn door Russische projectielen, met veel burgerslachtoffers tot gevolg. Vrouwen, kinderen, ouderen en mensen met een beperking hebben de mogelijkheid om naar een veiligere plek in het land of in het buitenland te trekken, maar het is gevaarlijk want het is onveilig in de straten en de akkoorden over humanitaire corridors zijn zeer fragiel.
Alle mannen tussen de 18 en de 60 jaar worden verplicht gemobiliseerd in het leger of de territoriale defensietroepen. Het is hen niet toegestaan het land te verlaten, behalve voor een paar uitzonderingen, en gewetensbezwaar tegen de militaire dienst behoort niet tot die uitzonderingen. Het is niet veilig om als man je huis te verlaten als je besloten hebt om de wapens niet op te nemen”. Angst om het land te verlaten in een poging te ontsnappen aan de dienspplicht, met de mogelijkheid opgepakt te worden of zelfs geëxecuteerd te worden aan de grens, drijft heel wat mannen ertoe onder te duiken of andere, minder veilige manieren te zoeken om het land te ontvluchten. De Oekraïense vluchtelingen bestaan niet toevallig overwegend uit ‘vrouwen en kinderen’.
Alle mannen tussen de 18 en de 60 jaar worden in Oekraïne verplicht gemobiliseerd in het leger of de territoriale defensietroepen.
Gewetensbezwaar tegen militaire dienst is een taboe, net zoals desertie. Een in 2020 vrijgegeven rapport van het Brits Ministerie van Binnenlandse Zaken bevestigt niettemin dat het aantal mannen dat zich sinds 2014 niet meldde voor de dienstlicht of dat het leger verliet en het land ontvluchtte, uiteraard, “een probleem” was – ook in de Donbass-regio. Hetzelfde rapport bevestigt het institutioneel doodzwijgen van deze realiteit.
Yurii reflecteert over de gemilitariseerde mannelijkheid in zijn land: “Nou, het gender-stereotype dat mannen de plicht hebben om ‘strijders’ te zijn, is diepgeworteld. Twee eeuwen geleden waren er anti-legerdienstliedjes in onze populaire folklore, zoals degene die gepubliceerd werden door Drahomanov, een filosoof. Vandaag is het gezegde daarentegen: ‘Als je niet in dienst treedt, ben je geen man’”.
Gewetensbezwaarde zijn, legt de activist uit, is alleen toegestaan voor een kleine groep religieuze overtuigingen. Het gaat over zo’n 1500 personen die een alternatieve dienst kunnen vervullen. “Maar dat aantal is verdubbeld gedurende het gewapend conflict. Aan ‘seculiere’ gewetensbezwaarden wordt dat recht ontzegd en de alternatieve dienst is moeilijk toegankelijk, bestraffend en discriminerend. Daarom proberen mensen de militaire dienstplicht te vermijden door gezondheidsproblemen, of familiale of professionele omstandigheden aan te voeren. Of gewoon de wet te overtreden”. Yurii doorbreekt de stilte met data: “Tussen 2014 en 2020 werden meer dan 16.000 personen veroordeeld voor het ontduiken van de militaire dienst of desertie. Experts suggereren dat de wetgeving bovendien omkoping vergemakkelijkt en daarom voordelig is voor hooggeplaatste militairen”.
Zich publiekelijk blootgeven en openlijk antwoorden op mijn ongemakkelijke vragen is ongetwijfeld een moedige daad van Yurii. Een ander lid van de Oekraïense Pacifistische Beweging, Ruslan Kotsaba, die een antimilitaristische blog gelanceerd had, werd meerdere malen aangevallen door extreemrechtsen en werd uiteindelijk opgesloten in de gevangenis. Ik vraag Yurii of zij zichzelf als een representatieve beweging beschouwen. “We hebben veel sympathisanten, maar niet veel mensen zijn bereid om hier officieel deel van uit te maken, de Verklaring van Bilthoven te ondertekenen (de stichtingsverklaring uit 1921 van de Internationale pacifistische anti-oorlogsbeweging), of actief te militeren voor pacifisme. We hebben echter 11.000 volgers op de sociale media en 400 leden in onze groepen...”.
In Oekraïne, net als in Rusland, en bijna overal ter wereld kan vrede, net als vrijheid, een polemisch en behoorlijk divers concept zijn, afhankelijk van wie het claimt. “Er zijn bloggers in Oekraïne die pleiten voor vrede, maar -naar mijn mening- zijn dit geen consequente pacifisten: sommigen pleiten voor een Oekraïens-Russische vriendschap vanuit anti-westerse posities, anderen maken gebruik van technieken en bronnen voor vrede en verzoening die uit het Westen komen, met duidelijke anti-Russische ondertonen. En nog anderen vragen simpelweg steun voor het leger omdat het zogezegd vecht voor de vrede, maar in werkelijkheid doet het dat vanuit structureel geweld natuurlijk. Oekraïne kent geen onpartijdig, onafhankelijk of invloedrijk pacifisme”.
Ik vraag hem naar de redenen voor de zwakheid van het pacifisme, en ik denk aan de enorme en historische ‘No a la Guerra’-beweging geleid door Spanje aan het begin van de jaren 2000 [in de context van de oorlog tegen Irak] die er vandaag niet meer is, noch wordt verwacht. “In Oekraïne is er geen cultuur van vrede. Het onderwijs is sterk gemilitariseerd, net zoals de media… en we slepen al eeuwen militaire dienstplicht me ons mee. Grote kerken en religieuze organisaties zegenen en steunen het leger, en vermengen gebeden voor vrede met gebeden voor het neerschieten van Russische militaire vliegtuigen door de NAVO”.
Grote kerken en religieuze organisaties zegenen en steunen het leger.
De pacifistische beweging van Yurii won aan populariteit dankzij een Youtube-video die precies deze militarisering uit de kindertijd aan de kaak stelt, een fenomeen dat hij zelf verklaart vanuit de historische fundamenten van het imperiale Rusland en het militarisme, die militaire structuren beschermen. Dit omvat, zoals hij benadrukt, “een geschiedenis, geopolitiek, nationalisme of etniciteit gebaseerd op dat grondidee van de Oekraïense natie als afstammeling van de Kozakkenlegers. Onze literatuur staat bol van de epische verhalen over heroïsche strijders die militair patriottisme verheerlijken in plaats van civiel onderwijs. Zo was het ook in 2013, toen een oorlog met Rusland ondenkbaar was en de dienstplicht bijna op het punt stond afgeschaft te worden”.
De oorsprong van de oorlog
Zo komen we bij de moeder van het lam, de casus belli. Hoe zijn we op dit punt beland? Het protest van extreemrechts in 2014 (in Kiev én in Donbass, benadrukt hij), werd gedurende jaren vanuit het buitenland, door de NAVO en door Rusland, bekokstoofd. “Onze cultuur van geweld heeft veel geholpen bij de verspreiding ervan. Er werden rekruten gezocht in de straten, de bars en de hostels. Naar het buitenland reizen werd verboden. Rusland voerde, in strijd met het internationaal recht, ook de dienstplicht in op de Krim. De propaganda rond ‘de oorlogsinspanning’ was hier al overal aanwezig. Vóór de invasie van Rusland lanceerde de PR-afdeling van het Oekraïens leger een krachtige campagne rond identiteit. En na de invasie beweerde president Zelensky dat de hele bevolking soldaat was. We zijn een uniek land. Zelfs de politie publiceerde op haar sociale media recepten voor het maken van molotovcocktails”.
Is er ruimte voor sociale verzoening? Ik vraag Yurii wat hij vindt van het stilzwijgen van de mondiale media tijdens de acht jaar van oorlog in de Donbass-regio en van de geldigheid van het verhaal van polarisatie tussen pro-Russen en Oekraïners. Volgens Yurii is dat laatste “het gevolg van de strijd tussen Rusland en het Westen voor de controle over Oekraïne. En daarvoor hebben ze gebruik gemaakt van een ‘niet-civiele samenleving’ en hebben ze die geradicaliseerd”. Hij stipt ook een ander cruciaal punt aan: “We hebben geen civiele of politieke cultuur. Ze hebben ons gewoon aangeleerd om gehoorzame soldaten te zijn, geen verantwoordelijk burgers”.
Yurii toont me verschillende artikels over de moeders van Russische soldaten die naar het Oekraïense front gestuurd werden. Ze beweren niets over het lot van hun zonen te weten. Danya, de zoon van Lyuba, is daar bijvoorbeeld krijgsgevangene genomen. Ze kwam dit te weten via een sms van een Oekraïense officier. Sindsdien heeft ze geen bericht meer gekregen, alleen stilte. Rotislav, de zoon van Natalya, was minder dan zes maanden in dienst toen ze van hem een spraakbericht kreeg: Ze hebben ons wapens gegeven. We gaan naar Oekraïne”. Sindsdien heeft ze ondanks vele telefoontjes, bezoekjes aan administraties en het invullen van allerlei papieren, ook niets meer van hem gehoord.
Lena vertelt dat de familieleden van de soldaten, ondanks dat ze zich onderling georganiseerd hebben, bang zijn om zich in het openbaar uit te spreken. Ze legt ook uit dat deze berichten uitsluitend verschijnen in de media die zich oppositioneel opstellen tegenover de Russische regering. Ik vraag aan Lena of er in Rusland ook een Staat van Beleg van kracht is, maar nee, die bestaat niet als dusdanig.
In het Russisch leger zijn er dienstplichtigen, die dus een verplichte legerdienst moeten vervullen, en zijn er beroepssoldaten. De dienstplichtigen worden voor een jaar gerekruteerd. De anderen tekenen een contract met het ministerie van Defensie en krijgen een salaris voor hun diensten. De contracten zijn nooit voor een duur van minder dan twee jaar.
Aan het begin van de ‘speciale operatie’ in Oekraïne beweerden de Russische autoriteiten dat alleen beroepssoldaten zouden participeren en dat alle andere militairen uit Oekraïne teruggetrokken zouden worden. “De Russische woordvoerder voor Defensie, Igor Konashenkov, heeft hun aanwezigheid aan het front echter 'helaas' moeten erkennen”.
De burgerdienst als alternatief voor de legerdienst bestaat in Rusland. Maar Lena legt uit dat het niet zo gemakkelijk is om er toegang toe te krijgen. De sociale druk en het stigma verbonden aan het niet vervullen van de legerdienst wegen zwaar op het collectieve geweten. Haar woorden lijken erg op die van Yurii. Bovendien, zegt ze, is de alternatieve dienst zeer slecht georganiseerd. “Ze worden in een hotel gestoken en krijgen taken toegewezen die niets te maken hebben met hun opleiding, sommigen moeten zelfs dienen als burger in een legereenheid, wat een absolute contradictie is.”
De sociale druk en het stigma verbonden aan het niet vervullen van de legerdienst wegen zwaar op het collectieve geweten in Rusland.
Achter de keuze om zich met een contract aan te sluiten bij het leger, schuilen vaak -en hierin lijken Rusland en Oekraïne ook op elkaar- verhalen van kwetsbaarheid. Lena zegt dat velen die in dienst treden afkomstig zijn uit de meest achtergestelde regio’s van het land en dat een militair salaris hun enige optie is om een inkomen te verzekeren.
Sommige universiteitsstudenten kunnen hun legerdienst uitstellen of kunnen reservisten worden waardoor ze alleen een opleiding moeten volgen in de trainingskampen en zo de eigenlijke dienstplicht vermijden.
Andere jongeren zijn dan weer aangetrokken tot de belofte dat de omstandigheden van de beroepsmilitairen beter zijn dan die van de dienstplichtigen en ‘slaan’ deze stap dus gewoon over. “Familieleden melden ons gevallen van soldaten die verplicht werden om beroepscontracten te tekenen of gevallen waarin hun toezegging vervalst is. Sommige soldaten tekenen zelfs op de trein op weg naar het front. Het is gemakkelijk om ze te overtuigen, om hen zaken te beloven… het is niet nieuw voor ons. Dat gebeurde ook in Georgië (in 2008), maar toen werden de lijsten van de gemobiliseerde rekruten gepubliceerd. Nu niet”.
Lena legt ook uit dat er regels bestaan, zo is het bezit van een mobiele telefoon met internettoegang, niet toegestaan of is er maar beperkte toegang tot telefoneren, hoewel heel wat soldaten een gsm onder hun persoonlijke bezittingen hebben.
Ze kent geen enkele vrouw in deze situatie, waarschijnlijk omdat zij alleen bij het leger kunnen als beroepssoldaten vermits ze uitgesloten zijn van de militaire dienstplicht. En ze worden ook niet opgesteld in gevechtsposities.
“Ik wil graag enkele verhalen vertellen die ik gehoord heb van familieleden van soldaten”, zegt Lena. En ze begint te vertellen. Over een jongen die in een muziekband speelde en van de ene op de andere dag naar het front gestuurd werd. Over beroepsmilitairen die omwille van gewetensbezwaren hun contract wilden ontbinden toen de oorlog begon. Over de broers die elk aan een andere kant van het front vechten, de ene is gemobiliseerd in Oekraïne en de andere zit in Rusland, en hun moeder die in het oosten van Rusland leeft, in Khabarovsk, weet niet welke papieren ze moet voorleggen om ze te helpen – geen van hen wil vechten in deze oorlog. Over de vrouw die een telefoontje kreeg van een mevrouw in Oekraïne om te zeggen dat ze haar zoon, een verdwaalde Russische soldaat zonder papieren, verwelkomd had in haar huis en haar verteld had dat hij terug naar huis wilde.
Al in 2014 en 2015 kwamen er vanuit de Donbass verhalen over deserteurs, razzia’s en wraakacties, gedreven door de militaire mobilisatie. Een strijder van een van de Oost-Oekraïense milities vertelde me over zeer jonge Oekraïense soldaten, gedrogeerd en gedesoriënteerd, gevangen in de grijze zone. Er kwamen van daar ook verhalen over buitenlandse strijders (naargelang de verteller bloederige huurmoordenaars of vastberaden vredestichters), die aan hun lot overgelaten werden door beide zijden, en over de prijs van het dagelijks geweld van een ‘lage intensiteitsoorlog’ voor de grensgemeenschappen. Maar toen deed deze oorlog er niet zoveel toe.
Het werk van mensenrechtenactivisten zoals Lena bestaat eruit tools aan te reiken om de militaire dienst aan het front te vermijden en om de terugkeer van soldaten te begeleiden. “Ze moeten een schrijven richten aan de commandant om de opzegging van hun contract aan te vragen. Maar ze zullen onder druk gezet worden en kunnen zelfs in de media verschijnen… Er is niets ergers dan ten oorlog trekken, maar veel familieleden durven deze raad niet te geven, want ze zijn bang dat het vermijden ervan nog erger zal zijn”.
Alleen al informatie hierover verstrekken houdt een groot risico in. Men kan in Rusland beschuldigd worden van ‘verraad’ (dezelfde misdaad waarvoor journalist Kotsaba werd opgesloten in Oekraïne) voor het delen van informatie die beschouwd wordt als contradictorisch aan de belangen van de staat, waaronder informatie over de morele en psychologische gesteldheid van de troepen, hun gezondheid of de omstandigheden van hun militaire dienst.
“Je vraagt me naar statistieken...”, lacht ze bedroefd. “Er zijn geen statistieken. We beschikken niet over namen, we hebben alleen de verhalen”. Maar Lena heeft nog een verhaal dat ze aan het eind van ons gesprek wil toevoegen. “Een jongen in de Krim heeft aangevraagd om niet te moeten deelnemen aan de oorlog, zoals in zijn contract stond. Hij bleef aandringen bij zijn officieren en hij zal niet uitgestuurd worden naar Oekraïne. Ze hebben hem apart gezet zodat hij geen andere jongeren kan beïnvloeden, maar het is hem gelukt. Je moet blijven volhouden. Ik ben optimistisch”.
Ondanks de overload aan informatie en de nachten op Twitter, Telegram en van vertalen, wanneer je je afvraagt waar je in godsnaam bent en waarom je over dit onderwerp bent beginnen praten, schenkt helderheid ons toch een vrij voor de hand liggende zekerheid: geen van deze landen is een democratie.
Er zijn uit deze oorlog vreemde personages voortgekomen die de oorlogskronieken bewonen, en ideologieën en identiteiten verdraaien tot op het punt van de absurditeit om in het script te passen. ‘Minderheden’ zijn helemaal geen minderheden, zoals de neofascisten die bataljons en instellingen leiden, of de behoorlijk genazificeerde ‘nazi-bestrijders’.
Er zijn ook luid aangemoedigde bizarre uitzonderlijkheden op het toneel verschenen, zoals gewapende anarchisten die vechten voor een conservatief nationalisme of vrouwen in ultrabataljons die strijden in naam van het feminisme. Evenals een onverklaarbare en pijnlijke blindheid voor het voor de hand liggende vanwege diegenen die niet verder willen kijken dan hun vlag. Er zijn pacifisten die om meer wapens vragen en andere minder pacifistische personen die zichzelf hebben ontpopt tot stemmen voor de vrede.
De getuigenissen van Yurri en Lena vertegenwoordigen waarschijnlijk niet de meerderheid, en veel mensen horen ze misschien niet graag, noch zullen ze gebruikt kunnen worden als een stormram tegen de tegenstander. Maar tussen al deze uitzonderlijkheden verdient de rebelse vrede het toch ook om uitgelegd te worden?
Dit artikel verscheen eerder in El Salto.