Met als doel het buitenhouden van migranten, heeft de EU haar zuidelijke buitengrens verlegd tot in Afrika. De samenwerking met Libië is hier een voorbeeld van. Ze bestendigt misdaden tegen de menselijkheid en een roofzuchtige economie waarin het menselijk lichaam verworden is tot een vermarktbaar goed.
Creatie van een instabiele regio
In februari 2011 brak er in de Noord-Afrikaanse staat Libië protest uit in de context van de Arabische Lente -de golf van volksopstanden die door de Arabische wereld trok voor meer politieke vrijheid en tegen economische ontbering. Kop van jut was kolonel Muammar al-Qadhafi, die toen al 42 jaar een autoritair bewind voerde in het land. De opstand kreeg al gauw een gewapend karakter. Gewapende rebellen slaagden erin de controle over te nemen over verschillende Libische steden en Qadhafi dreigde het land “straat per straat te zuiveren” van elke vorm van rebellie. Onder het mom van het beschermen van de bevolking (‘Responsibility to protect’), kregen de gewapende rebellengroepen vanaf 19 maart 2011 militaire bijstand van een internationale coalitie onder leiding van de NAVO. Iets meer dan zeven maanden lang voerde deze coalitie -waaraan België participeerde- een bombardementencampagne die pas eindigde met de gevangenneming en executie van Qadhafi - een regimewissel was nochtans niet het officiële doel van het VN-mandaat dat de interventie autoriseerde. Toenmalig NAVO-secretaris-generaal, Rasmussen, sprak van een “succesvolle” missie, maar in de nasleep verviel de Libische maatschappij in totale chaos. Er brak een burgeroorlog uit die jarenlang zou aanslepen en de politieke crisis veroorzaakt door het plotse machtsvacuüm houdt nog steeds aan.
Libië is vandaag een mislukte staat met twee rivaliserende machtscentra, die elk gesteund worden door binnenlandse en buitenlandse actoren. De onveiligheid en straffeloosheid zijn groot en het land is verworden tot een broeinest van allerlei criminele en terroristische milities. Bovendien zijn deze milities -net als de vele groepen geleid door lokale clan- en stamleiders- tot de tanden bewapend. In de jaren 2000, toen Qadhafi er bij de westerse naties in slaagde om zijn kwalijke reputatie als sponsor van het internationaal terrorisme af te schudden, werd het militair embargo tegen Libië opgeheven. Tussen 2004 en 2011 exporteerden alleen de EU-landen, waaronder ook België, ruim 1 miljard euro aan wapens naar Libië. De massale aanwezigheid en de proliferatie van deze wapens droegen post-2011 bij aan de algemene onveiligheid, de destabilisering en het floreren van de criminele economie.
Mensensmokkel in Libië
Voor de gebeurtenissen van 2011 stond Libië als hoogst genoteerde Afrikaanse land op de VN-index van de menselijke ontwikkeling. Qadhafi bewaarde de vrede en de orde door de vele etnische en tribale groepen in het land handig tegen elkaar uit te spelen. Deze verdeel- en heerstactiek combineerde hij met een uitgekiend systeem van patronage en repressie. Bovendien kon hij rekenen op de enorme olierijkdom in zijn land om een groeiende economie in stand te houden en een welvaartsstaat uit te bouwen.
De olie en gerelateerde economische activiteiten creëerden een bloeiende arbeidsmarkt die honderdduizenden migranten aantrok, een groot deel uit sub-Sahara Afrika. Na de val van Qhadafi veranderde Libië van vooral een bestemmingsland voor migranten naar een transitland. Heel wat voormalige migrantenarbeiders waagden zich, samen met nieuw toekomende vluchtelingen, aan de gevaarlijke tocht over de Middellandse Zee, richting Europa. In het wetteloze Libië kwamen deze migranten en vluchtelingen in een zeer kwetsbare positie terecht, waarbij ze overgeleverd waren aan de vele gewapende groepen en milities die zich tot de lucratieve mensensmokkel hadden gewend om politieke macht en inkomsten te genereren.
Het smokkelen van mensen was geen nieuwe praktijk in Libië. Onder Qadhafi maakte het een gecontroleerd onderdeel uit van de informele economie, maar de chaos, de veelheid aan gewapende groepen en het gebrek aan centraal gezag na 2011 zorgden voor de exponentiële groei van de mensensmokkel, en voor een bloeiende horror-economie van mensenhandel, slavenveilingen, uitbuiting, kidnapping en afpersing, seksslavernij en orgaanhandel.
Parallel aan deze praktijken is ook een hele economie ontstaan rond het bestrijden van deze smokkelaars en het tegenhouden en vasthouden van migranten en vluchtelingen in Libië. Deze economie wordt gefinancierd en in stand gehouden door de Europese Unie en zijn lidstaten.
Gemilitariseerde grensbewaking
Fort Europa wil de influx van ongedocumenteerde migranten en vluchtelingen zoveel mogelijk voorkomen. Frontex, het grensbewakingsagentschap van de EU is daarbij instrumenteel. Wat in 2004 begon als een klein agentschap gevestigd in Polen, groeide al snel uit tot een van de grootste van de Europese Unie. Het jaarbudget van Frontex voor 2023 kwam op 845,4 miljoen euro, en de EU trok voor de periode 2021-2027 maar liefst 6,4 miljard euro uit. De EU streeft ernaar om tegen 2027, 10.000 gewapende grenswachten in dienst te hebben.
De uitrusting van Frontex -o.a. schepen, helikopters, drones en grensbewakingstechnologie- wordt aangekocht bij de militaire bedrijven die door middel van lobbywerk invloedrijk zijn geweest bij het vormgeven van het Europees grensbeleid. Wapenbedrijven positioneren zich als migratie-experts en worden hartelijk verwelkomd door de EU-instellingen. Thales, Airbus en Leonardo, en de twee overkoepelende verenigingen die deze wapenbedrijven vertegenwoordigen, kwamen op vijf jaar tijd 256 keer samen met de Europese Commissie, en hebben daarbij ongeveer 3 miljard euro uitgegeven aan lobbyen.
Op deze manier heeft de militaire- en surveillanceindustrie binnen de Europese Unie een verhaallijn kunnen promoten waarin migratie wordt gepresenteerd als een veiligheidsprobleem dat bestreden moet worden met de producten en diensten die deze industrie aanbiedt. Maar een gemilitariseerde reactie vereist uiteraard een dreiging of gevaar.
De angst voor ‘de ander’, in dit geval de ‘illegale’ indringer, wordt niet alleen gebruikt door heel wat Europese politieke partijen om electoraal garen bij te spinnen, maar ook door de wapenbedrijven als middel om een gemilitariseerde reactie te rechtvaardigen en te normaliseren. Op die manier beslaat de wapenindustrie zowel de oorzaak als het gevolg van een artificiële angst die leidt tot een grotere inzet van militaire middelen. De hele dynamiek maakt het moeilijk om andere oplossingen te zien. Met een hamer in de hand lijkt elk probleem immers op een spijker. De spijker betreft hier echter een kwetsbare groep mensen -velen van hen op de vlucht voor oorlogen en conflictsituaties (en dus beschikkend over het recht op asiel)- in bittere nood aan humanitaire hulp.
EU-Libië deal
Om de buitengrenzen van Europa ‘te beschermen’ tegen de existentiële dreiging van migranten en vluchtelingen rekent de EU niet alleen op Frontex, maar ook op grensbewakingsdeals met derde landen. In februari 2017 kwam er een memorandum van overeenstemming tussen Italië en de door het Westen erkende regering van Libië, gevolgd door de goedkeuring van de Malta-verklaring, waarin de leiders van de Europese Unie overeenkwamen om Libië te financieren met het oog op de indamming van de influx aan migranten.
In het kader van deze afspraken werd het patrouilleren in een groot deel van de Middellandse Zee uitbesteed aan de Libische kustwacht, dat daarvoor wordt voorzien van (speed)boten, een maritiem coördinatiecentrum en opleidingen. Milities -al dan niet, en in meer of mindere mate gelieerd aan de overheid- die tijdens de post-2011 chaos en de burgeroorlog een waaier aan oorlogsmisdaden pleegden, werden geïntegreerd in deze door de EU gefinancierde kustwacht.
Het resultaat van de samenwerking tussen de EU en Libië is een forse daling van het aantal migranten dat toekomt in Europa, maar ook het ontstaan van een meer innovatieve en nog clandestienere ring van mensensmokkel die de veiligheid van de migranten en vluchtelingen nog meer in gevaar brengt.
In de praktijk onderschept de Libische kustwacht de boten van de smokkelaars en stuurt de migranten aan boord terug naar Libië. Daar worden ze doorgaans opgesloten in overbevolkte en onhygiënische detentiecentra, waar ze onderworpen worden aan allerlei mensenrechtenschendingen. Deze detentiecentra zijn in het bezit van milities, al dan niet gelinkt aan de overheid. De uitbaters zijn vaak ook gelieerd met, werken samen met of zijn zelf mensensmokkelaars. Zo kan het gebeuren dat op zee opgepikte migranten na een tussenstop in detentiecentra opnieuw bij bendes terechtkomen die ze bijvoorbeeld verkopen als (seks)slaven, of die ze nogmaals op een boot zetten, waarna ze dus opnieuw kunnen worden onderschept. Het is een corrupt, immoreel systeem.
EU medeplichtig
Het is een schending van het internationaal en Europees recht om personen terug te sturen naar een plaats waar ze ernstig mishandeld of vervolgd dreigen te worden. Europa kan niet doen alsof het niet op de hoogte is, want verschillende mensenrechtenorganisaties en de VN publiceerden ondertussen reeds tal van rapporten die concluderen dat migranten en vluchtelingen zowel in de Libische detentiecentra als daarbuiten systematisch en straffeloos onderworpen worden aan een litanie van mensenrechtenschendingen en misbruik door allerlei milities, de Libische kustwachters en veiligheidstroepen.
Het is duidelijk dat de mensenrechten die de EU hoog in het vaandel beweert te dragen, moeten wijken voor het hogere doel migranten buiten te houden. De hele strategie om derde landen in te zetten voor grensbewaking is een poging van de EU om zich fysiek en juridisch aan haar verantwoordelijkheden te onttrekken. Maar Europa is niet alleen medeplichtig aan de misdaden tegen de menselijkheid die in Libië worden gepleegd, het draagt bij aan de bestendiging en de verergering ervan.
Frontex (en bijgevolg de EU) is actief betrokken, door migrantenboten te spotten met drones en vliegtuigjes, en de coördinaten van hun posities vervolgens door te geven aan de Libische kustwacht. Volgens het grensbewakingsagentschap gaat het om de uitvoering van zoek- en reddingsoperaties (search and rescue – SAR). Gezien het duizelingwekkend aantal mensen -zeker meer dan 25.000- dat sinds 2014 in de Middellandse Zee is omgekomen, zou het redden van levens inderdaad een belangrijk doel moeten zijn, maar onderzoek, o.a. van Human Rights Watch, toont aan dat Frontex het luchttoezicht gebruikt ten dienste van onderscheppingen, niet van reddingen. Coördinaten van migrantenboten worden bijvoorbeeld niet doorgegeven aan de verschillende SAR-schepen van NGO’s die zich in dezelfde wateren bevinden.
In de territoriale wateren van de EU-landen zelf, maken SAR-operaties ook deel uit van de officiële Frontex-taken, maar uit onderzoek blijkt dat het agentschap geregeld betrokken is bij ‘pushbacks’ (het fysiek terugdrijven van vluchtelingenboten uit deze territoriale wateren, om te vermijden dat ze aanspraak zouden maken op een asielprocedure in de EU). Dergelijke operaties zijn niet alleen illegaal volgens het Europees en internationaal recht, ze zijn ook zeer gevaarlijk en resulteerden al meermaals in verdrinkingen.
‘Migrant-industrial complex’
Het is duidelijk dat Frontex tot op zekere hoogte kan bewegen binnen een ruimte van straffeloosheid – enerzijds doordat de EU alle vluchtelingen en migranten criminaliseert (het recht op asiel wordt daarbij gemakshalve genegeerd), maar anderzijds ook door het hele verhaal tegen ‘illegale migratie’ te kaderen als een strijd tegen meedogenloze en wrede mensensmokkelaars. De gemilitariseerde aanpak kan zo gemakkelijker gerechtvaardigd worden, en tegelijkertijd kan de verantwoordelijkheid voor alle mistoestanden handig worden afgeschoven op deze immorele mensensmokkelaars. Europa is in dit narratief de held, die met hen de strijd aanbindt.
Het gemilitariseerde grensbewakingsbeleid van de EU, gericht tegen een gepropageerde existentiële dreiging in de vorm van illegale migratie, leidt tot een uniek circulair systeem dat economische en/of politieke winst creëert voor alle betrokken private en publieke partijen. In academische kringen spreekt men in dit verband soms van een ‘migrant-industrial complex’.
Op Libisch niveau worden migranten en vluchtelingen in dit systeem gereduceerd tot handelswaar voor mensensmokkelaars, willekeurige gewapende groepen op het terrein, de uitbaters van detentiecentra, de kustwacht en andere veiligheidstroepen (als klanten voor een overtocht naar Europa, als slaven, als bronnen voor de orgaanhandel, in de prostitutie, enzovoort). De scheidingslijn tussen de smokkelaars en hun bestrijders is soms heel vaag, en in essentie zorgt samenwerking voor een win-win. Daarnaast zijn alle Libische actoren ofwel pre-2011 ofwel via de huidige Europese subsidiëring, bewapend door de westerse militaire industrie.
Op Europees niveau wordt politiek geprofiteerd van het harde antimigratiediscours en van een gedaald aantal vluchtelingen en migranten dat er in slaagt de oversteek te maken. Daarnaast verdient de wapenindustrie enorme geldsommen voor de levering van de militaire en surveillanceapparatuur die nodig is om het EU-beleid (en handhaver Frontex) in stand te houden en verder uit te bouwen. Door een deel van haar antimigratiebeleid uit te besteden aan Libië heeft de EU de markt voor mensenhandel aan haar buitengrenzen versterkt.
Men kan spreken van een circulair systeem omdat het een zichzelf in stand houdende machine betreft, waarvan de immense winsten en vermeende politieke voordelen leiden tot een situatie waarin de eindeloze toevoer van ongedocumenteerde migranten en vluchtelingen eigenlijk wenselijk is. De EU heeft dit systeem niet alleen gecreëerd, maar bestendigt het ook.