Een halve eeuw na de dood van de Spaanse dictator Franco biedt de toepassing van een nieuwe wet waarheid, genoegdoening en gerechtigheid aan zijn slachtoffers.
Op 20 november 1975, bijna 40 jaar na de staatsgreep die hem in staat stelde dictator te worden, blies Francisco Franco zijn laatste adem uit in de rust en het comfort van zijn eigen huis in Madrid. Hij had Juan Carlos I, de vader van de huidige koning van Spanje, gekozen als zijn opvolger. Ondanks de massale sociale onrust koos Juan Carlos voor de democratie in plaats van voor de voortzetting van Franco's fascistische regime. De dictator stierf, maar het ‘Francoïsme’ is nooit echt verdwenen.
De erfenis van Franco is nog steeds erg zichtbaar en voelbaar in Spanje, vooral met de opkomst van de extreemrechtse partij Vox. Het probleem gaat echter verder terug dan de oprichting van Vox in 2013. Men kan argumenteren dat het denazificatieproces in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog niet zo succesvol is gebleken als het misschien eerst leek, maar Spanje heeft zelfs nooit een poging ondernomen om een soortgelijk proces op gang te brengen. Franco werd begraven in de meest grootse Francoïstische architectuur ooit, de 'Valle de los Caídos' (Vallei van de Gevallenen).
Het mausoleum werd tussen 1940 en 1958 gebouwd, voornamelijk door Republikeinse politieke gevangenen, en is nu de laatste rustplaats van zowel vele duizenden Nationalisten als 18.000 Republikeinse slachtoffers van de Spaanse burgeroorlog, waarvan de meesten er zonder de toestemming of zelfs het medeweten van hun families begraven liggen. Franco genoot tot 2019 een prominente plaats in dit mausoleum. Toen werd hij opgegraven door de regering van de sociaaldemocratische premier Pedro Sanchez ('Partido Socialista Obrero Español' – PSOE) en herbegraven in de crypte van zijn familie op een begraafplaats in Madrid.
Amnestie en geheugenverlies
Bijna twee jaar na de dood van de dictator werden de eerste democratische verkiezingen gehouden en 'Alianza Popular', een politieke partij opgericht door de ex-ministers van Franco, kreeg de toestemming om deel te nemen. Deze Alianza Popular zou later de rechtse Partido Popular (PP) worden, vandaag de grootste oppositiepartij in Spanje. Precies vier maanden na de eerste Spaanse verkiezingen in meer dan 40 jaar tijd, tekende Juan Carlos I de Amnestiewet van 1977.
Deze wet stelde dat er amnestie moest worden verleend aan mensen die in de gevangenis zaten voor het plegen van "alle daden met politieke intentie, ongeacht het resultaat, geclassificeerd als misdaden en overtredingen", gepleegd vóór 15 december 1976. Dit betekende dat iedereen die tijdens de dictatuur werd opgesloten voor politieke 'misdaden' (zoals lid zijn van de illegale Communistische Partij), moest worden vrijgelaten.
Het betekende echter ook dat leden van het Franco-regime die ten tijde van de dictatuur folteringen en andere illegale daden gesteld hadden tegen politieke gevangenen, niet vervolgd konden worden. In de praktijk genoten ze dus nog steeds dezelfde immuniteit als tijdens het regime. Folteren werd namelijk beschouwd als een "daad met politieke intentie, ongeacht het resultaat", en dus opgenomen in de Amnestiewet. Het resultaat was dat de folterslachtoffers van het Franco-regime geen gerechtigheid konden verkrijgen in hun eigen land, zelfs niet nadat de democratie schijnbaar was hersteld.
Pas in september 2023, 45 jaar en 11 maanden na de ondertekening van de Amnestiewet, mocht een slachtoffer van folteringen tijdens het Franco-regime voor het eerst voor de rechtbank getuigen tegen zijn folteraars. Julio Pacheco was 19 jaar ten tijde van zijn arrestatie en foltering. Zijn getuigenis kwam er aan het begin van een historisch proces dat mogelijk werd gemaakt door de ‘Ley de Memoria Democrática’ (Democratische Herinneringswet), die in oktober 2022 werd aangenomen door de regering Sanchez.
Spanje ontdoen van de Franco-erfenis
De nieuwe wet vervangt de Historische Herinneringswet uit 2007, die werd aangenomen door de regering van premier José Zapatero (PSOE). De wet van 2007 erkende onder andere de slachtoffers van de Spaanse burgeroorlog en bracht de massagraven in kaart die nog steeds over Spanje verspreid liggen. De Herinneringswet bepaalde ook dat de regering zou helpen bij het opgraven van de slachtoffers die in deze massagraven begraven liggen. Maar de wet werd tussen 2011 en 2015 grotendeels onuitvoerbaar gemaakt door de rechtse PP-regering van premier Mariano Rajoy. Er werden geen overheidsmiddelen verstrekt voor het opgraven van de slachtoffers, en alle activiteiten die onder de wet werden uitgevoerd, moesten daardoor worden stopgezet. Sinds de inwerkingtreding ervan, werden slechts 6.000 lichamen uit 370 massagraven opgegraven. Meer dan 2.500 massagraven, met meer dan 130.000 slachtoffers erin, bleven onaangeroerd.
De regering van Sanchez nam de Democratische Herinneringswet in 2022 aan ter vervanging van de onvolledige wet uit 2007. Minister van Justitie, Félix Bolaños, beschreef ze als een wet waarin de slachtoffers centraal staan – een wet voor de slachtoffers, om hen waarheid, genoegdoening en gerechtigheid te bieden. 31 oktober werd door de herinneringswet vastgelegd als de nationale dag om de slachtoffers van de burgeroorlog en de dictatuur te eren en te herdenken. De wet heeft eveneens geleid tot de opgraving en verwijdering van de stoffelijke resten van de fascist José Antonio Primo de Rivera (de oprichter van de Falangistische politieke partij) uit de Vallei der Gevallenen.
Heel wat organisaties en vele activisten vechten dagelijks voor de slachtoffers van het Francoïsme, maar het is een enorme stap geweest in Spanje om de overheid actief te betrekken bij deze strijd. De middelen van een staat zijn bijna onbeperkt, en een deel van die middelen gebruiken om het fascisme te bestrijden is wat elk land met een fascistisch verleden zoals Spanje zou moeten nastreven. Hoewel er nog een lange weg te gaan is, helpt wetgeving zoals de Democratische Herinneringswet het Spaanse proces om zich volledig te ontdoen van de erfenis van Franco, te versnellen.
In het ideale geval komt er in Spanje een tijd waarin elk slachtoffer gerechtigheid heeft gekregen; waarin de sterfdag van Franco door sommigen, waaronder PP-politici, niet meer wordt herdacht; waarin het zoeken naar al wie vermist is en gedood werd door de Francoïsten niet meer gezien wordt als het "heropenen van oude wonden"; waarin de politie fascistische demonstranten op dezelfde manier behandelt als antifascisten; en het allerbelangrijkste, waarin iedereen die in massagraven ligt terug thuis is.
Dit vertaalde artikel verscheen eerder op Red Pepper.