De uithalen van VS-vicepresident J.D. Vance naar de EU-lidstaten op de veiligheidsconferentie van München en Zelensky’s rampzalige ontmoeting in het Witte Huis over een vredesakkoord, gekoppeld aan exclusieve VS-toegang tot de grondstoffen van Oekraïne, zorgden voor paniekerige reacties op het ‘oude continent’. Europa kan voor zijn verdediging niet langer rekenen op de VS, zo luidde de conclusie.
Voorzitter van de Europese Commissie Ursula Von der Leyen, in een vorig leven Duits minister van Defensie, rook haar kans en pakte meteen uit met een megafinancieringsplan van 800 miljard euro dat ze ‘ReArm Europe’ doopte. “Na een lange periode van onderinvestering is het nu van het grootste belang om de defensie-investeringen voor een langere periode op te voeren”, aldus Von der Leyen afgelopen maart. Afgezien van de omvang van het bedrag van het project, was haar initiatief weinig verrassend. De trans-Atlantische crisis was een welkom excuus om het te lanceren. Tijdens haar hernieuwde aanstelling als Commissievoorzitter van de EU in juli 2024 noemde ze veiligheid en defensie een topprioriteit voor de komende beleidsperiode. In haar beleidsplan ‘Europa’s Keuze’ verkondigt ze de “chronische onderinvestering in Europese militaire capaciteiten” te lijf te gaan met een versterking van de militaire industrie en initiatieven voor gezamenlijke investeringen en de bevordering van de samenwerking. Ze stelde een Europese Commissaris van Defensie aan (een primeur) en uitte haar ambitie om te werken aan een “ware Europese defensie-unie”, hoewel defensie en veiligheid een prerogatief zijn van de afzonderlijke lidstaten en geen bevoegdheid van de Commissie.
De militaristische opbouw van de EU is al twee decennia aan de gang
Dat de EU-lidstaten hun defensie chronisch hebben verwaarloosd, strookt niet met de realiteit. De afgelopen tien jaar zijn de militaire uitgaven van de lidstaten gestegen met 144 miljard euro (+79%) - van 182 miljard euro in 2014 naar 326 miljard in 2024. Met het Verenigd Koninkrijk erbij gaat het zelfs over 400 miljard euro. Daarnaast waren er ook al bijkomende grote uitgaven gepland voor Von der Leyen haar bewapeningsplan lanceerde.
De Europese militarisering is al twee decennia aan de gang. In het Verdrag van Lissabon (2007) werd daarvoor een heel instrumentarium ontwikkeld. Artikel 42.3 voerde een verdragsrechtelijke bewapeningsverplichting in (“De lidstaten verbinden zich ertoe hun militaire vermogens geleidelijk te verbeteren”). Een Europees Defensieagentschap (EDA) -opgericht in 2004- moet de “industriële en technologische basis van de defensiesector verbeteren”. Het Brits referendum (2016) dat enkele jaren later tot de Brexit leidde, bracht de militarisering in een stroomversnelling. Er kwam een Europees Defensie Actieplan (2016) om de basis van de militaire industrie verder te versterken, gevolgd door de activering (2017) van de Permanente Gestructureerde Samenwerking (PESCO), met daarin de verbintenis de militaire budgetten “regelmatig” te doen stijgen en 20% daarvan te gebruiken voor militaire investeringen. Een Europees Defensiefonds (2021) van 8 miljard euro voor onderzoek en ontwikkeling van wapens en militaire uitrusting zou de EU -in de woorden van toenmalig commissievoorzitter Juncker- strategische autonomie geven via “een sterke, concurrerende en innovatieve industriële defensiebasis”.
De rode draad is dat veel initiatieven de stempel dragen van de militaire industrie. Ook van het immense budget van Frontex, het Agentschap dat de Europese buitengrenzen moet bewaken, (1,12 miljard euro in 2025 – een budgetstijging van 800% tegenover 2015!), pikt de militaire industrie een belangrijk deel in. De in maart 2021 opgericht Europese Vredesfaciliteit (een jaar voor de Russische invasie van Oekraïne), is anders dan de naam doet vermoeden een militair steunfonds van 17 miljard euro (buiten de EU begroting) voor verschillende lopende missies in de Afrikaanse, mediterrane en Europese regio. Het leeuwendeel (11 miljard euro) wordt opgesoupeerd aan bewapening en militaire steun aan Oekraïne.
Sinds de recente trans-Atlantische crisis, veroorzaakt door het aantreden van Trump, staat er totaal geen rem meer op de militarisering van de EU. Lidstaten moeten “massaal in defensie investeren, defensiesystemen kunnen aanschaffen en de paraatheid van de Europese defensie-industrie op lange termijn kunnen vergroten”, aldus een recente Europese ‘White Paper’. Volgens het ReArm Europe/Readiness plan dat de commissie parallel lanceerde, mogen de EU-lidstaten vier jaar lang, jaarlijks 1,5% van hun Bruto Binnenlands Product (BBP) in hun legers stoppen, zonder dat ze de Europese begrotingsregels moeten respecteren (geschat op 650 miljard euro van de door ReArm voorziene 800 miljard euro). De overgebleven 150 miljard (SAFE - Security Action for Europe) bestaat uit Europese leningen voor investeringen in bewapening. Deze gulheid staat in schril contrast met de geëiste begrotingsdiscipline voor alle andere overheidsuitgaven. Midden vorig jaar is de procedure voor buitensporig overheidstekort opgestart tegen zeven lidstaten, op straffe van boetes. In de praktijk betekent dit dat deze landen moeten besparen op hun sociale uitgaven.
Militarisme is geen strategische autonomie
Volgens de Commissie zal de militarisering de ‘strategische autonomie’ vergroten en ons in staat stellen om ons zelfstandig te verdedigen. Europese kringen verwijzen daarbij gretig naar Rusland, “een zwaar gemilitariseerd land dat een existentiële bedreiging vormt voor ons allemaal”, aldus Kaja Kallas, de Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid.
De militaire uitgaven van Rusland liggen in werkelijkheid driemaal lager dan die van de Europese NAVO-landen en Moskou besteedt het merendeel daarvan aan de oorlogsinspanningen in Oekraïne, met relatief weinig terreinwinst als resultaat. Rusland is simpelweg niet in staat om een wapenwedloop aan te gaan met de NAVO of de EU. Het besteedt nu al bijna 7% van zijn BBP aan zijn militair apparaat. Desondanks beweert NAVO-secretaris-generaal Rutte theatraal dat we allemaal Russisch zullen spreken als niet minstens 3% van het BBP van de lidstaten naar ‘defensie’ gaat. De voortdurende herhaling van de mythe van de Russische dreiging zaait een angstcultuur die de bereidheid moet creëren om de militarisering te financieren met sociale besparingen.
Dat stijgende militaire uitgaven de strategische autonomie vergroten is bij de haren getrokken, want de militaire ontwikkelingen in Europa zijn al jaren het gevolg van trouwe volgzaamheid aan de geostrategische prioriteiten van de VS. Landen als Frankrijk en Duitsland lieten in 2008 hun verzet varen tegen het VS-plan om Oekraïne op termijn lid te maken van de NAVO. Dat geldt ook voor de bouw van een raketschild in Oost-Europa, wat de toorn opwekte van president Poetin op de veiligheidsconferentie van München (2007). De VS was ook architect van de compromisloze diplomatieke dans die de Russische invasie van Oekraïne voorafging, waarna een veto volgde op vroege vredesonderhandelingen.
Toen een triomfantelijke Von der Leyen opeenvolgende EU-sancties aankondigde om de Russische basis voor de oorlog te ondermijnen, schoot de EU in eigen voet. Goedkoop Russisch gas werd vervangen door duurdere vloeibaar gemaakte aardgas (LNG) uit de VS, dat zijn uitvoer naar Europa zag verdrievoudigen op evenveel jaar tijd, terwijl in Europa de inflatie toesloeg en Duitsland in een recessie terechtkwam. Een uniek geval van economische automutilatie, aldus 'Le Monde Diplomatique'. De EU is nu afhankelijk gemaakt van de energiebevoorrading vanuit de VS. Wie heeft het dan over strategische autonomie? De Europese militarisering werd de afgelopen jaren -ondanks alle eigen bewapeningsprogramma’s- ook voor 64% gevoed met wapensystemen uit de VS. Vaak gaat het om hoogtechnologische snufjes, zoals de F35 gevechtsvliegtuigen - vliegende computers die alleen bij de gratie van de VS van de landingsbanen kunnen blijven opstijgen.
Een economisch blok met een militaire arm
Bij gebrek aan politieke eenheid is strategische autonomie een illusie. De strategische prioriteiten zijn in Oost-Europa anders dan in Zuid-Europa, waar men meer begaan is met de impact van de migratie uit het onstabiele Afrika en het Midden-Oosten. De EU telt pro-Atlantisten, pro-Russen en Europees georiënteerde landen en is zo makkelijk te verdelen. Politiek helt de EU verder naar rechts, met regeringen en partijen die een ideologisch verwantschap tonen met de autoritaire machthebbers in Washington en Moskou.
Terwijl de EU zich tot de tanden bewapent, groeit de bedreiging van de Europese identiteit van binnenuit. Het buitenlands beleid van de EU is ondertussen vooral transactiegericht waarbij autoritaire regimes allianties kunnen aangaan in ruil voor energiezekerheid en migratiebeheersing (Tunesië, Libië, Turkije, Azerbeidzjan, Israël,...). Een militair versterkt economisch blok op zoek naar grondstoffen is geen strategische autonomie, maar neokolonialisme.
Het internationaal gezag van de EU en daarmee ook haar strategische impact worden bovendien ondermijnd door de dubbele maatstaven die het hanteert tegenover Rusland enerzijds en Israël anderzijds. Volgens Von der Leyen vecht Oekraïne voor de Europese vrijheid, democratie en waarden. Maar terwijl ze in haar beleidsverklaring oreert: “We zullen altijd de mensenrechten respecteren”, blijft de Europese samenwerking met de genocidale Israëlische regering die de Palestijnse rechten op alle vlakken schendt, onaantastbaar.
Het militarisme van de EU is in strijd met de identiteit zoals die gedeclameerd staat in het Verdrag betreffende de Europese Unie: “De Unie heeft als doel de vrede, haar waarden en het welzijn van haar volkeren te bevorderen” (Art. 3.1.). Sociale bezuinigen en het bevoordelen van militaire uitgaven vallen bovendien moeilijk te rijmen met het het voornemen van de Unie om “sociale uitsluiting en discriminatie te bestrijden, en sociale rechtvaardigheid en bescherming te bevorderen” (Art. 3.3).
Als het doel van Europa vrede en welzijn is, dan zou zich dat moeten vertalen in een ander veiligheidssysteem waarin wapenbeheersing, samenwerking en vertrouwenwekkende maatregelen -in de geest van de Helsinki-akkoorden van 1975- centraal staan. Ontwapening is evenwel al jaren uit het EU-discours én het beleid geschrapt, en samenwerking is vervangen door confrontatie en kanonneerbootdiplomatie. Op de verpakking blijft het als vanouds als vrede en veiligheid aangeboden.