Irak na de bommen
Artikel
17 minuten

Bagdad is gevallen. De Amerikanen hebben honderdduizenden soldaten en miljarden dollars uitgegeven om het Irakese volk te "bevrijden". De hospitalen werden door duizenden verbrande en verminkte burgers overrompeld. Ze zijn het slachtoffer van computergestuurde wapens en bommen afgevuurd door de "bevrijders".

Vandaag ligt Irak in ruïne. Ziekenhuizen, scholen, de energiesector, drinkwatervoorziening en riolering, ophaling van huisvuil en vele andere basisvoorzieningen zijn vernield. Vier weken na de val van het regime van Saddam bereiken cholera en andere infectieziekten epidemische hoogten.

Wie heeft het bevel in Irak ?

Nadat de troepen van de coalitie Bagdad hadden veroverd installeert de Bush-administratie de 64-jarige gepensioneerde Amerikaanse generaal Jay Garner in de hoofdstad. Garner was sinds eind januari door Ronald Rumsfeld benoemd tot hoofd van het omstreden Bureau voor Wederopbouw en Humanitaire Bijstand (ORHA) dat onder de supervisie van het Pentagon werkt. Zijn taak in Irak is immens: de wederopbouw verzekeren van een land dat niet alleen verwoest werd door de bommen maar ook door twaalf jaar economische sancties en embargo.

Garner heeft naast deze immense opdracht ook nog een betaalde job als bestuursvoorziter van het bedrijf SY Coleman dat onderdelen maakt voor militaire logistieke apparatuur dat voor het ogenblik over heel Irak is verspreid. Volgens John Cavanagh, directeur van het Amerikaans Institute for Policy Studies, (IPS) is Garner de man die alles afweet van wapensystemen om mensen te doden maar is hij totaal onkundig om democratie in Irak op te bouwen. Hij is ook heel behendig in het afsluiten van grote militaire contracten. Kort na zijn benoeming in het Pentagon sleept het zusterbedrijf van SY Coleman, L-3 Communication, een monstercontract van 1,5 miljard dollar binnen voor het leveren van logistieke –en bewakingsapparatuur aan de Irakese frontlinies. De precieze rol van Garner in dit dossier is nog niet duidelijk maar in september vorig jaar tekende het Army's Space and Missile Defence Command een contract met SY-Coleman ten bedrage van 48 miljoen dollar zonder enige voorafgaande publieke aanbesteding. De FBI leidde een onderzoek maar heeft de zaak niet verder uitgespit omdat de koop uiteindelijk niet doorging wegens een tekort aan fondsen.

Wat de Irakezen het meest moet verontrusten zijn de politieke connecties die Garner heeft opgebouwd door middel van het leuren met militaire goederen en diensten aan de Israelische rechtse lobby's. SY Coleman maakt componenten voor de Arrow en Patriot afweerraket systemen. In 1998 ging Garner op kosten van een Amerikaanse zionistische denktank, The Jewish Institute for National Security Affairs, naar Israël. Hij plaatste later zijn naam onder een verklaring waarin hij de Palestijnen veroordeelde voor het geweld in Israel.

De grote media hebben echter weinig aandacht besteed aan de installatie van deze proconsul in Bagdad alsof er geen internationaal recht meer bestaat. Alsof de wereld terugkeert naar een tijd van mandaten. Alsof het normaal is dat een hogere gepensioneerde officier door Washington wordt aangeduid om een soevereine staat te besturen. Garner, vergezeld van een ploeg van 450 man, verklaart bij zijn aankomst temidden van een gebombardeerd en geplunderd Bagdad : « Een grote dag voor Irak Â». Garner en zijn ploeg waren duidelijk niet op de hoogte van de situatie die ze in Bagdad zouden aantreffen.

Half mei, drie weken na zijn aanstelling, ontslaat het Witte Huis de gepensioneerde generaal. Andere topambtenaren volgen zijn spoor zoals de oud-ambassadeur van de VS voor Yemen, Barbara Bodine. Tijdens een persconferentie verbaasde Barbara Bodine de journalisten door haar onwetendheid over het voorval in Fallujah waarbij twee dagen voordien Amerikaanse Mariniers op een woedende menigte hadden geschoten. Vijftien burgers werden daarbij vermoord.

Het ontslag van Jay Garner was het gevolg van de totale onkunde en burocratische inertie van zijn equipe. Slechts een tiental hiervan hadden ervaring met reconstructie en heropbouw in oorlogszones zoals Oost Timor en Kosovo. Veteranen van de VN en ngo's waren niet welkom bij het ORHA. Ze drukten de ploeg van Garner nochtans keer op keer op het hart om van veiligheid en orde een prioriteit te maken maar ze kregen geen gehoor.

Toen na de val van Saddam de plundering begon waren de militairen en de ORHA totaal verrast. De derde infanteriedivisie, met twintigduizend man onder leiding van Generaal Buford Blount, moest instaan voor de veiligheid van een stad met vijf miljoen inwoners. Hij liet de dingen op zijn beloop zodat nu nog steeds anarchie en wetteloosheid in de straten van Bagdad zijn gang gaan. Tijdens de laatste drie weken kwamen er tweehonderdveertig burgers om, meestal door kogels. Het leger slaagt er niet in controle te krijgen op de vitale voorzieningen. Zo is geen enkel van de negenendertig elektriciteitsstations in Bagdad in handen van de bezetter. Tijdens een persconferentie van topgeneraal McKiernan, leider van de Amerikaanse infanterie in Bagdad doofden de lichten. Het team dat de generator bediende had de elektriciteit afgesloten en was om zeven uur naar huis gegaan. Op een later avonduur durfden de operatoren zich niet meer op straat vertonen. Het voorval schetst het gevoel van onveiligheid in de straten van Bagdad.

Ondertussen stelde Garner de aanstelling van een lokale politiemacht steeds maar uit. Hij kreeg bij de militairen ook geen gehoor voor een betere coördinatie. Hij werd door hen genegeerd. Door het gebrek aan veiligheid in de straten was Garner en zijn ploeg verplicht binnen de vier muren van zijn paleis te blijven. Ze moesten uren wachten op militaire escortes die hen zouden brengen naar de ministeries die ze volgens hun opdracht moeten heropbouwen. Zoals de medewerker, die de duizend ambtenaren van het Irakees Ministerie voor Planning een eenmalig loon van twintig dollar zou uitbetalen, uren moest wachten om dan te horen dat zijn escorte was afgeschaft. Ambtenaren een loon gunnen dat hen sinds twee maanden niet meer werd uitbetaald is voor de militaire macht blijkbaar geen topprioriteit Na veel geruzie beval uiteindelijk een generaal de wagens van het ORHA te escorteren.

Garner wordt vervangen door L. Paul Bremer. Hij is lid van de Bush administratie en heeft de naam van 'expert' in de strijd tegen het terrorisme. Zijn benoeming maakt geen deel uit van een bestaand plan om het militaire bestuur in Irak door een civiel bestuur te vervangen zoals Bremer het deed uitschijnen. Zijn aanstelling is het gevolg van de alarmerende berichten over plundering en chaos die de Bush-administratie ter ore kwamen.

Bremer is vergezeld door de Newyorkse politiecommissaris Bernard Kerik die de veiligheidsdiensten na de aanslag op de WTC-torens leidde. Er worden binnenkort tweeduizend tweehonderd militaire politiemensen verwacht zodat het aantal soldaten in Bagdad specifiek voor deze job, tot vierduizend zal oplopen. De derde infanteriebrigade met twintigduizend man kreeg het bevel nog een tijd in de Irakese hoofdstad te blijven. Bremer is verantwoording verschuldigd aan Minister van Defensie Rumsfeld en hij staat in rechtstreeks contact met minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell.

De aanstelling van Bremer betekent de installatie in Irak voor een langere periode van een volledige Amerikaanse administratieve controle, zonder medewerking van de Irakezen, noch van het vroegere Baath regime of van de andere geallieerde groeperingen. Volgens Bremer zal het meer dan een jaar duren voor er sprake zal zijn van een Irakees interim-regering dat in staat zal zijn de ministeries te leiden, en zeker dan deze van Defensie, Binnenlandse- en Buitenlands Zaken. Een interim-regering zal, volgens Bremer, ook maar beperkte invloed hebben bij het opstellen van een nieuwe grondwet, het uitschrijven van een rechtssysteem en het leiden van departementen zoals gezondheidszorg en onderwijs.

 

De Amerikaanse militairen in na-oorlogse transitiejobs

in Irak

Gedurende de verkiezingen van 2000 verklaarde Condoleeza Rice, de veiligheidsadviseur van president Bush dat de Amerikaanse militaire macht is opgeleid om te vechten in een oorlog en dat heeft zo zijn gevolgen. Het leger zegt ze, is niet bedoeld om de civiele orde te handhaven. Het is zeker niet opgeleid voor een taak van reconstructie en heropbouw van een civiele maatschappij in oorlogszone. De VS soldaten zijn nu echter willens nillens verplicht deze rol te spelen. Het voorval in Fallujah, waarbij Amerikaanse mariniers op een menigte schoot en daarbij zeventien mensen vermoordde, geeft aan dat soldaten geen vredehandhavers zijn maar in eerste instantie gedrild om te doden.

Een paar mensen van de ambtenarij geven toe dat ze verblind geweest zijn door de hopeloze conservatieve visie van de Bushies over een post-Saddam Irak: ze hoopten op een grotendeels intacte Irakese bureaucratie, politiemacht en militairen.

In zijn speech verklaarde president Bush dat het leger in Irak zou blijven totdat het land de stap van dictatuur naar democratie heeft gemaakt. Nochtans is dit niet in overeenstemming met de bedoelingen van zijn regering: Rumsfeld wil op de militaire uitgaven snoeien en hij ontbond het Vredesinstituut van het leger dat militairen trainde in naoorlogse conflicten. Het feit wijst aan dat na de aanslag van 9/11 de noties over vredeshandhaving, humanitaire bijstand, reconstructie en heropbouw van een maatschappij in oorlogszone veranderd zijn.

Het is in dit opzicht belangrijk aandacht te besteden aan een artikel dat op 2 mei in de Washington Post verscheen waarin Peter D.Bell, voorzitter van CARE USA, één van de vijf grootste Amerikaanse niet-gouvernementele humanitaire organisaties, pleit voor onafhankelijkheid van de hulporganisaties in Irak. « Militairen en hulpverleners moeten duidelijk van elkaar te scheiden zijn. Sinds het eerst in haar ontstaan leiden de Verenigde Naties niet de wederheropbouw van een land in oorlogszone.In Irak zijn het de militairen die de leiding van de hulpverlening op zich nemen .

In een toespraak in februari 2003 over 'nation building' zei Rumsfeld dat internationale vredesmachten met hun 'internationale oplossingen voor lokale problemen' op lange termijn afhankelijkheid creëren. De minister van Defensie is duidelijk uit op totale controle door de VS in Irak.

Plundering en brandstichting

Toen Robert Fisk, correspondent van the Independent, Bagdad verliet telde hij 158 afgebrande en vernielde gouvernementele gebouwen. De enige gebouwen door de Amerikanen beschermd waren het Ministerie van Binnenlandse zaken en het Ministerie voor Olie

De Amerikanen hebben dus de verwoesting van de hele infrastructuur van de toekomstige regering toegelaten. Het Nationaal Archeologisch Museum en de Nationale bibliotheek voor de Archieven met alle Ottomaanse- en staatsarchieven en de Koranbibliotheek gingen in de vlammen op. Het archeologisch museum was nochtans op de satellietkaarten aangeduid en lang voor de eerste bom viel hadden Amerikaanse archeologen aan het Pentagon gebrieft dat het museum één van de belangrijkste doelwitten van de plunderaars zou zijn. Deze zijn doelbewust en vakkundig te werk gegaan en de meest waardevolle stukken waren reeds enkele dagen nadien in de VS en Europa te koop. De plunderaars waren op de hoogte dat deze sites niet zouden verdedigd worden. Wie heeft hen deze informatie gegeven? Volgens Fisk en andere ooggetuigen kwamen de brandstichters toe in bussen en waren ze gewapend.

De nieuwe Amerikaanse administrator in Irak, Paul Bremer, geeft de Amerikaanse soldaten de toelating om op plunderaars te schieten. Het vermoorden van jonge werkloze, wanhopige Irakezen is geen populaire maatregel en draagt zeker niet bij tot vredesopbouw. Het totale gebrek aan basisvoorzieningen en de vuilnis die zich ophoopt in de straten zullen nog voor meer protest zorgen.

Volgens de Conventie van Geneve heeft elke bezettingsmacht de morele plicht de ambassades en de documenten te vrijwaren en in veiligheid te brengen. Robert Fisk meldde de brand aan de bezettingstroepen maar er kwam geen bevel om het vuur te blussen. Wie heeft baat bij de verwoesting van de kern van de infrastructuur van een toekomstige regering en de culturele identiteit van Irak, vraagt hij zich af.

De militaire oorlogsslachtoffers

Het Pentagon en de Amerikaanse media hebben afgesproken geen informatie te geven over het aantal gedode Irakese soldaten. Dit was reeds het geval na de eerste Golfoorlog toen Colin Powell verklaarde dat hij niet erg geïnteresseerd was in het aantal Irakese slachtoffers. Ook nu verklaarde hij op 13 april aan de BBC: « We weten werkelijk niet hoeveel Irakese slachtoffers er gevallen zijn. Â» Dit is een houding die doet terugdenken aan de politiek van genocide ten aanzien van de Amerikaanse indianen en de kolonisatiepolitiek van Europa in Azië en Afrika.

Volgens het Internationale Rode Kruis was het aantal slachtoffers zo hoog dat de meeste hospitalen geen gegevens van doden en gewonden konden bijhouden. De hospitalen zelf waren de doelwitten van bombardementen en plundering. Er is geen Irakese autoriteit meer om de doden te tellen en de families in te lichten. In Basra telden de ambulanciers en personeel van het ziekenhuis duizend tot tweeduizend doden en verminkten. The Washington Post meldde dat tijdens de drie weken durende oorlog begrafenisondernemers in Najaf van 's morgens vroeg tot 's avonds laat honderden zelfs duizenden lichamen verbrandden. In busjes, pick-ups, in taxi's en bestelwagens kwamen de rouwende familieleden met hun doden in eenvoudige houten kisten. Sommige lichamen waren niet meer herkenbaar, opgegraven na dagen, zelfs weken uit haastig gegraven putten. Anderen waren onlangs ontdekt in hospitalen en moskeeën waar ze op een hoop waren gegooid in de chaos van de oorlog.

Terwijl het Pentagon geen officiële cijfers over het aantal doden bekend maakt, gaf het Cental Command toe dat in één bepaald gevecht, op 5 april in Baghdad tweeduizend tot drieduizend Irakese soldaten werden gedood. Niet nader genoemde Amerikaanse militaire bronnen spreken van tienduizend tot vijftienduizend gedode Irakese soldaten.

Voor de oorlog schatten de militaire analisten het aantal voltijdse Irakese soldaten op driehonderd negentachtigduizend, inbegrepen de tachtigduizend man sterke republikeinse garde. Volgens militaire rapporten werden deze krachten herleid tot twintig procent. Dit laat veronderstellen dat tienduizenden Irakese soldaten werden gedood of verwond. Tweederden van de Irakese strijdkrachten bestaan uit jonge mannen van achttien jaar die hun verplichte militaire dienst deden met als gevolg dat de oorlog een groot aantal jonge Irakese mannen heeft weggemaaid.

Burgerslachtoffers

Het Pentagon houdt zich evenmin bezig met het tellen van de dode en gewonde burgerslachtoffers en evenmin met het opmaken van de schade aan eigendommen en infrastructuur. Hospitaalrapporten, media en andere bronnen spreken van ten minste drieduizend vijfhonderd gedode burgerslachtoffers en vijfduizend gewonden. Dit aantal zal nog stijgen vermits de bezettingstoepen ook vuren op anti-Amerikaanse betogers en duizenden dreigen gewond of gedood te raken door niet geëxplodeerde bommen of ziek te worden en te overlijden tengevolge van honger en chronische ziekten zoals cholera en diarhee, gebrek aan schoon water en sanitaire voorzieningen.

Het Amerikaans congres stemde een som van achtenzeventig en een half miljard dollar voor humanitaire bijstand voor Irak. Twee en een half miljard dollar daarvan is bestemd voor hulp aan de families van onschuldige burgerslachtoffers: voedsel, water, medische zorgen, transport en andere behoeften. De financiële tegemoetkoming voorziet echter niet in de oprichting van een formele klachtenbank of een systeem waar de Irakezen met hun financiële klachten terecht kunnen. Er is ook geen verplichting voorzien om de getroffen individuen of gemeenschappen op te zoeken en de schade op te meten.

Het is een politieke beslissing de cijfers niet vrij te geven. Robert Tuner van het Center for National Security Law van de universiteit van Virginia vertelde aan de Pittsburgh Post Gazette dat de Amerikaanse bezettingsmacht er alle belang bij heeft de cijfers over het reële dodenaantal te verzwijgen : « Hoe meer ouders hun kinderen verliezen, hoe meer vrouwen hun mannen moeten betreuren, hoe meer de woede van de Irakese burgers zich zal keren tegen de Amerikaanse bezettingsmacht die hun familieleden hebben vermoord. Â»

Daarbij wil het Pentagon de leugen blijven volhouden dat de oorlog gevoerd werd tegen een gevaarlijke vijand die de VS bedreigde met massavernietigingswapens. Het feit dat honderdvijfenzestig soldaten van de coalitie het leven verloren tegenover tienduizenden Irakezen bevestigt nogmaals het feit dat de VS de meest afschrikwekkende dodelijke wapens hebben gebruikt om een weerloos en totaal verarmd land te kolonialiseren.

Gezondheidszorg

De volledige teloorgang van de basisdienstverlening leidt tot het uitbreken van infectieziekten zoals gastro-enteritis die vooral de kinderen treffen. De dokters in de ziekenhuizen in Bagdad zien 15 tot 20 nieuwe gevallen van gastro-enteritis per uur. De ouders kunnen in sommige gevallen de hospitalen niet tijdig bereiken omdat de straten onveilig zijn.

Dr Ahmed werkt in een hospitaal in Bagdad. Op 10 mei vertelt hij aan BBC-journalist Matthew Price dat in één uur vijftien mensen met schotwonden binnenkomen voor verzorging. Zoals een klein jongetje van negen jaar met een schotwonde in de maag, neergeschoten door een kind van vijf jaar dat het wapen ergens gevonden had. Wapens zijn een deel van het dagelijks leven geworden. Er is geen politie dus de mensen bewapenen zichzelf.

In haar editie van 12 mei 2003 meldt the Nation dat de situatie in de hospitalen in Bagdad desastreus is. De ziekenhuizen zijn onderbemand, hebben een tekort aan medicijnen en duizenden kinderen lijden aan de gevolgen van 12 jaar embargo. Overal liggen er niet geëxplodeerde bommen en brandstichting en plundering hebben het land volledig onbestuurbaar en onveilig gemaakt

Op 21 mei meldde de BBC radio dat de gezondheidszorg in Irak niet meer bestaat. « Sommige hospitalen worden nu door religieuze groepen beheerd en een aantal weigeren zieke mensen te verzorgen die niet kunnen betalen.

Gezien de blijvende situatie van onveiligheid komt de hulpverlening veel te laat en te traag op gang. Het werk van de hulporganisaties en de Irakese gezondheidswerkers wordt sterk bemoeilijkt. Â»

Werkloosheid en devaluatie

Voor de meerderheid van de bevolking in Irak is het leven op dit ogenblik een nachtmerrie. Er is geen werk en geen uitzicht op een inkomen in de nabije toekomst. Voor de oorlog was ongeveer 60% van de bevolking afhankelijk van voedselvoorraden dat voorzien was in het Olie voor Voedsel Programma. De voedselvoorraden geraken stilaan opgebruikt. De munt is sterk gedevalueerd: een bankbiljet van tweehonderdvijftig dinar stabiliseerde zich na de oorlog op ongeveer 0.12$. ( tweeduizend dinar voor één dollar ; tijdens de oorlog was de inflatie nog hoger: vierduizend dinar voor één dollar)

Ze leven van hun spaarcenten. Maar wat wanneer die op zullen zijn? Degenen die meer geluk hebben krijgen dollars toegestuurd van familieleden uit het buitenland. Deze worden op de zwarte markt omgeruild voor dinars. Tegenwoordig zijn er alleen maar tienduizend dinar biljetten in omloop. Deze biljetten waren onder het Saddamregime nog maar recent in omloop gebracht. Met deze biljetten werden de hogere ambtenaren uitbetaald. De meeste winkels accepteren deze biljetten nu niet meer. Ze kunnen ze niet meer omwisselen in kleinere banknoten en de geldwisselaars op de zwarte markt geven alleen nog achtduizend dinars in coupures van tweehonderdvijftig dinar in ruil voor een tienduizend dinar biljet.

De ORHA heeft ongeveer honderd miljoen dollar (in dinars uitbetaald) vrijgemaakt om in centraal- en zuidelijk Irak aan 1.1 miljoen ambtenaren lonen uit te betalen. Een ambtenaar van het ORHA vertelde aan journalist Peter Slevin van de Washington Post dat de banken die de opdracht hadden gekregen de lonen uit te betalen de bescherming van het Amerikaans leger hadden gevraagd bij gebrek aan civiele politie.

Privatiseringsplannen

Tengevolge van de Amerikaanse aanval en het twaalf jaar durende embargo werd Irak op economische gebied één van de achterlijkste landen ter wereld met een inkomen per hoofd van ongeveer achthonderd dollar per jaar en een bruto-inlandsprodukt dat in de laatste twintig jaar met meer dan zeventig procent is teruggevallen.

De Amerikanen gebruiken Irak voor een economisch, maatschappelijk en militair experiment. Een experiment dat een ernstig gevaar betekent niet alleen voor de regio maar ook voor de arbeiders in de VS en de rest van de wereld. Op 6 april zegt Paul Wolfowitz, de secretaris van het Amerikaans Ministerie van Defensie duidelijk dat de VN geen rol zal toebedeeld krijgen in het opzetten van een interim-regering en dat de Amerikaanse administratie ongeveer zes maanden of zelfs langer in Bagdad zal blijven. Twee recente ontwikkelingen in Irak blijken de uitspraken van de staatssecretaris te bevestigen. De nieuwe administrator Bremer verklaart bij zijn aanstelling in Bagdad dat het nog lange tijd zal duren eer een Interim-regering bekwaam zal zijn de ministeries te leiden. In het nieuwe voorstel voor resolutie dat de VS op 19 mei aan de Veiligheidsraad voorlegde zijn er enkel taken voor wederopbouw en reconstructie voor de gezant weggelegd Maar de Amerikaanse plannen voor de economische heropbouw van Irak gaan veel verder.

Het Amerikaans Agentschap voor Internationale Ontwikkeling heeft Amerikaanse bedrijven uitgenodigd op alles een bod te doen, van de heropbouw van bruggen en wegen tot het drukken van schoolboeken. Volgens Naomi Klein lopen de meeste contracten voor een jaar maar sommigen hebben opties voor vier jaar. Hoe lang zal het duren, vraagt ze zich af, voordat deze uitlopen in langetermijncontracten voor geprivatiseerde watercentrales, wegen, scholen, telecommunicatie ? Vanaf wanneer wordt heropbouw een vermomming voor privatisering ?

Vrije Handelszone

Begin mei maakte de Wall Street Journal gewag van een geheim document dat een inzicht geeft in de Amerikaanse plannen voor een toekomstig Irak. Het document draagt de titel : « Moving Iraqi Economy from Recovery to Sustainable Growth Â» (vrij vertaald : De Irakese Economie sturen van Herstel naar Duurzame Groei). De ruggengraat van het plan is de totale privatisering van de olie-industrie en het oprichten van een financiële beurs. De privatisering selecteert de renderende van de niet renderende bedrijven: de meeste staatsbedrijven op de welke de Irakezen zijn aangewezen voor hun inkomen worden resoluut geliquideerd. De winstgevende bedrijven worden in een « breedverspreid volksprivatiseringsprogramma Â», aldus het document, verkocht waarbij mogelijkerwijze aandelen onder de Irakese bevolking worden verdeeld. Dit wordt een soort « volkskapitalisme Â» genoemd, dat de bevolking toelaat de nationale rijkdommen « te bezitten Â» (deze truc werd ook in Tsjechië toegepast, red.). De meeste mensen zullen echter binnen de kortste keren hun aandelen voor een appel en ei verkopen omdat ze geld nodig hebben voor te overleven. Volgens het dokument moet « de private economie zich in Irak toegang verschaffen tot strategisch belangrijke sektoren dmv privatiseringsmaatregelen, verkoop van vermogens, concessies, huurovereenkomsten en bestuursopdrachten, vooral in de olie-industrie en de toeleveringsbedrijven". Het document promoot ook de oprichting van een beurs op wereldniveau waar de acties van de pas geprivatiseerde bedrijven verhandeld kunnen worden.

De arrogantie en de schaamteloosheid van dit plan stoot zelfs de Harvard econoom Jeffrey Sachs tegen het hoofd, de man die een sleutelrol speelde in het privatiseringsprogramma van Rusland en Oost-Europa. "Deze privatisering vindt plaats met het Amerikaans geweer tegen het hoofd van de Irakees en niet op grond van democratische beslissingen." Of zoals Naomi Klein het uitdrukt : « Een volk uitgehongerd en ziek door de sancties en nadien verwoest door oorlog gaat uit zijn trauma ontwaken om vast te stellen dat zijn land is uitverkocht. Ze zullen aan de lijve vaststellen dat hun nieuw verworven « vrijheid Â» voor wie velen onder hen hun leven hebben gelaten, verbonden is aan onomkeerbare economische beslissingen die reeds lang op voorhand, terwijl de bommen nog op Irak werden losgelaten, in de economische en politieke machtscentra in de VS werden vastgelegd. Dan zullen ze stemmen voor hun nieuwe leiders en verwelkomd worden in de wonderbare wereld van de democratie Â».

Marie Jeanne Vanmol

 

Bronnen

The New York Times, The Nation, Newsweek, Freitag, Le Monde Diplomatique, BBC-Worldnews, www.wsws.org, www.savethechildren.org, www.unhcr.org, vredescahier 4/2000 De waanzinnige oorlog om Irak.

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Land

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.