Image
USAID

Shutterstock.com

Ontwikkelingssamenwerking?
Artikel
7 minuten

Minder dan een maand na de machtsovername door Donald Trump in de VS, is de twijfel over hoe hij te werk zou gaan weg: met de grove borstel, zonder rekening te houden met feiten, voor-en nadelen, of rationaliteit.

“USAID is een nest van links radicalen”, dus opdoeken die handel. Deur van het hoofdkantoor op slot, alle ambtenaren ontslagen. Wereldwijd heeft USAID, het Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de VS, zo’n tienduizend werknemers, ongeveer 2500 ‘contractors’ (organisaties die opdrachten uitvoeren) en 9500 'subcontractors'.

Er zijn heel wat mensen die terechte vragen en twijfels hebben over 'ontwikkelingssamenwerking'. Dat neemt niet weg dat deze brutale klap met de zweep van de nieuwe VS-regering bijzonder onrechtvaardig en dom is. USAID had in 2024 een begroting van om en bij de 60 miljard VS-dollar en was daarmee de grootste donor ter wereld. De tien landen die de afgelopen tien jaar de meeste hulp kregen zijn Afghanistan, Jordanië, Ethiopië, Kenia, Nigeria, Zuid-Soedan, Syrië, Tanzania, Zuid-Afrika en Oeganda.

Het meeste geld gaat naar humanitaire hulp, op de tweede plaats staan bevolking en reproductieve gezondheid, gezondheid en onderwijs staan respectievelijk op vijf en zes. Daarmee is meteen gezegd waarom een sluiting van USAID zware gevolgen heeft. Humanitaire hulp is geen ontwikkeling, maar helpt kwetsbare mensen wereldwijd - kinderen, HIV- en aids-patiënten, vrouwen, ... Voor alle organisaties die met geld van USAID werkten, is deze beslissing rampzalig. Ze zal duizenden mensenlevens eisen.

Ook elders

Toch is het niet gepast om enkel met een beschuldigende vinger naar de VS te wijzen. De ontwikkelingssector is al lang in crisis en kritiek wordt nooit ernstig behandeld.

De Arizona-regering in België besliste om de begroting voor ontwikkelingssamenwerking met 25% te korten. Waarom? Omdat het geld in de ogen van de regering beter aan defensie kan worden besteed? In Frankrijk werd de begroting voor ontwikkelingsbeleid met niet minder dan 37% gekort! Dat komt bovenop de 800 miljoen euro die in 2024 al werd weggesnoeid.
In het Verenigd Koninkrijk werd al in 2020 beslist om niet langer 0,7% van het bruto binnenlands product (BBP) aan buitenlandse hulp te besteden, maar slechts 0,5%. Het heette toen een ‘tijdelijke maatregel” te zijn. De nieuwe Labour-regering volgt die tijdelijkheid en zit nu inderdaad aan 0,5 %.

Het was in de jaren 1970 dat werd afgesproken dat alle rijke landen zo’n 0,7% van hun BBP zouden besteden aan ontwikkelingshulp. Het doel werd nooit bereikt. De landen in de Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zitten nu aan nauwelijks 0,4%. Alleen Luxemburg (1%), Zweden (0,89%), Noorwegen (0,86%) en Duitsland (0,85%) halen de meet. 

Mocht vanaf de jaren 1970 inderdaad 0,7% van het BBP overgeheveld zijn, dan zou er 1.200 miljard VS-dollar meer naar het Zuiden zijn gegaan. We weten echter dat er al die jaren veel meer kapitaal van Zuid naar Noord is gevloeid dan omgekeerd. We spreken over ‘ontwikkelingshulp’ maar de landen van het Noorden verdienen er bijzonder goed aan.

Hypocrisie

We weten het. Er is heel wat mis met de zogenaamde ‘ontwikkelingssamenwerking’. Maar het probleem mag niet openlijk besproken worden, want er zijn te veel pijnlijk lange tenen. Tien jaar geleden schreef ik er een boek over ('De rattenvanger van Hameln: de Wereldbank, armoede en ontwikkeling', EPO, 2005) en dat moest meteen naar de onderste la verhuizen. Voor Mo* schreef ik er een paper over die nooit werd gepubliceerd.

Alle problemen zijn nochtans gekend: de illegale financiële stromen van Zuid naar Noord die via transferprijzen in de internationale handel georganiseerd worden; het Afrikaanse kapitaal in Zwitserland, Panama en Dubai; de buitenlandse schuldenlast waardoor arme landen betalen en blijven betalen; de permanente aderlating van de legale en illegale mijnbouw; enz. Het is omgekeerde ontwikkelingshulp.

In 1971 waren er 25 ‘minst ontwikkelde landen’. In 1991 waren het er 52, en vandaag zijn het er nog steeds 46. De meeste extreem arme mensen leven in zwart Afrika. In 1990 werd beslist om van armoedebestrijding dé grote prioriteit van de Noord-Zuid samenwerking te maken. Maar tot vandaag valt dat niet af te leiden uit de cijfers. Volgens de OESO gaat slechts 9,5% van de ontwikkelingshulp naar armoedegerelateerde sectoren. 1% van de bilaterale hulp gaat naar sociale bescherming, 0,11% gaat naar de versterking van het arbeidsrecht, 0,01% naar mechanismen voor sociale dialoog en 1% gaat naar de versterking van de belastingsystemen. Nergens gaat de hulp in eerste instantie naar de armste landen. Voor de DAC-landen van de OESO ging het in 2022 om slechts 21,5%, het laagste percentage sinds 1996.

Mensen zonder perspectief op een beter leven vluchten. Ze komen naar het Noorden.
Het geld dat in rijke landen wordt besteed aan hulp aan vluchtelingen en migranten uit het Zuiden wordt afgetrokken van de ontwikkelingshulp. De officiële cijfers kloppen dus niet. In de Europese Unie ging het in 2022 om niet minder dan 17,3% van de totale ontwikkelingshulp. En 11% van de totale hulp in dat jaar ging naar Oekraïne.

Men schat dat zo’n 20% van de totaal betaalde hulp niet beantwoordt aan de officiële criteria voor ontwikkelingssamenwerking van de OESO. Met de evaluatie van alle ontwikkelingshulp staat men nog altijd absoluut nergens. Bovendien wordt ‘ontwikkeling’ meer en meer overgelaten aan de particuliere sector.

Geopolitiek

Had ontwikkelingssamenwerking iets anders kunnen zijn? Had het beter gekund? Met betere resultaten? Wie de effecten ziet van de pure humanitaire hulp, prijst zich gelukkig. De resultaten zijn er. Men kan altijd streven naar verbetering, maar de balans is ontegensprekelijk positief. Dat het met de rest van de ontwikkelingshulp minder goed gaat, wie maalt er om?

Het hele internationale ontwikkelingsproject is ontstaan aan het begin van de Koude Oorlog en in de context van de onafhankelijkheid van de vroegere kolonies. Nooit is de geopolitiek weg geweest en nooit zijn de eigen nationale belangen weg geweest. Onze ondernemingen moesten er ook wel bij varen. En dat lukte, met alle ‘witte olifanten’ van dien.

Wat de geschiedenis van USAID betreft, valt vooral de politieke steun op aan dictatoriale en militaire regimes in Latijns-Amerika, en de kleurenrevoluties in Oost-Europa. “Interim-president” Juan Guaidó van Venezuela en zijn ambassadeur in Washington kregen bijv. meer dan 1 miljard VS-dollar aan ‘humanitaire’ hulp. (Er is nu een onderzoek gestart.) In Cuba gingen miljoenen VS-dollars naar spookbedrijven en naar 'ZunZuneo', een twittersysteem dat de oppositie moest helpen. Er ging ook meer dan drie miljard naar BBC Media Action, een liefdadigheidsorganisatie van de BBC.

Kortom, er zijn echt redenen genoeg om eens goed en diep na te denken over wat ‘ontwikkeling’ zou moeten en kunnen zijn, en hoe de rijke landen daarbij kunnen helpen. In juli vindt in het Spaanse Sevilla, de vierde VN-Conferentie over de financiering van ontwikkeling plaats. Een goede gelegenheid om het over een andere boeg te proberen gooien.

Solidariteit is nodig

Wie gelooft dat de 8 miljard bewoners van deze planeet iets gemeenschappelijks hebben, hun mens-zijn, kan niet anders dan bijdragen tot de solidariteit tussen al deze mensen en de bescherming van de planeet waarop ze leven. Meer argumenten zijn er niet nodig. Doen we dit niet, dan dragen we daar de gevolgen van, in termen van klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, migratie, oorlogen en conflicten. Wie vrede en stabiliteit wil, moet zorgen voor rechtvaardigheid.

We leven in een periode waarin alles plots in een stroomversnelling is geraakt. De transitieperiode die na de Val van de Muur in 1989 begon, lijkt afgelopen. De multilaterale wereldorde die na de Tweede Wereldoorlog tot stand kwam, loopt op haar laatste benen. Kunnen we streven naar iets dat beter is?

Ik herlas mijn boek van tien jaar geleden. Alles wat er in staat blijft brandend actueel. Maar we moeten verder gaan. We moeten, zo denk ik, streven naar een echt mondiaal systeem van solidariteit, waarin humanitaire hulp uiteraard een plaats krijgt, maar waarin landen ook hun ontwikkelingsverlangens- en mogelijkheden kunnen vervullen, waarin middelen eerlijk worden verdeeld, waarin landen die superrijk zijn aan natuur en grondstoffen die rijkdom ook kunnen delen met al hun bewoners.

Er werden de afgelopen jaren herhaaldelijk voorstellen gedaan voor solidariteitsfondsen in het kader van de Verenigde Naties. Het is de weg die we moeten bewandelen. Als landen hun politieke bondgenoten willen helpen, waarom niet. Maar daarboven moet een mondiaal systeem voor echte solidariteit staan. Het is perfect mogelijk. We moeten het durven bespreken.

Dit artikel verscheen ook in Uitpers

 

 


Iets fouts of onduidelijks gezien op deze pagina? Laat het ons weten!

Nieuwsbrief

Schrijf je in op onze digitale nieuwsbrief.